ECLI:NL:RBNHO:2024:6517

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15.271824.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers, waarbij de verdachte in zaak A op 26 mei 2021 in Leiden een vuurwapen en munitie voorhanden had, en in zaak B betrokken was bij de voorbereidingen voor de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne via bloemen en bananen als deklading. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een transportlijn heeft opgezet voor de invoer van rozen uit Ecuador, met de bedoeling om verdovende middelen te smokkelen. Daarnaast heeft de verdachte ook een transportlijn voor bananen opgezet, waarbij hij gebruik maakte van een loods en een koelcel om de ladingen te verbergen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verzamelde bewijsmiddelen als voldoende betrouwbaar beoordeeld om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorbereiden van de invoer van cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel, maar ook met het tijdsverloop in de zaak, wat heeft geleid tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.271824.20 (A) en 15.026612.22 (B) (op zitting gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 28 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 en 28 mei 2024 en 14 juni 2024 (sluiting van het onderzoek in Haarlem) in de zaken tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden in dit proces-verbaal respectievelijk zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Rijsdam, advocaat te Leiden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A
op of omstreeks 26 mei 2021 te Leiden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk M57, kaliber 7.62 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of een hoeveelheid (49 stuks) (scherpe) munitie (kaliber 7.62 mm) van categorie III voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B
op een of meer tijdstippen in de periode van 5 september 2020 tot en met 2 oktober 2021 te Aalsmeer en/of te Amsterdam en/of te Leiden of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
bloemen
- telefoongesprekken gevoerd en/of (via telecommunicatie en/of fysiek) overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt en/of berichten verstuurd en/of ontvangen in al dan niet versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en/of vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen, al dan niet met bloemen als deklading en/of bloemen als bijplaatsing en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bloemen als testzending en/of als deklading en/of als bijplaatsing en/of
- voornoemde bloemen besteld, gekocht en/of betaald en/of
- informatie gegeven over de (beste) plaats om voornoemde middelen te verstoppen en/of
- informatie over voornoemde bloemen en/of verdovende middelen gedeeld via versleutelde berichten en/of apparaten en/of
- een afhandelaar van bloemenzendingen ([bedrijfsnaam 1] B.V.) heeft bezocht en/of
- telefoons voorhanden gehad, waaronder een telefoon met de applicatie SKY ECC en/of
bananen
- telefoongesprekken gevoerd in al dan niet versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- berichten (via Threema) en/of mailberichten verstuurd en ontvangen en/of telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot het invoeren en vervoeren van deze grote (handels)hoeveelheid(en) verdovende middelen en/of bananen als deklading en/of bananen als testlading en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bananen als testzending(en) en/of als deklading en/of
- voornoemde bananen besteld, gekocht en/of betaald en/of verkocht en/of
- een loods gehuurd als (tijdelijke) opslag voor de bananen en/of
- een of meer telefoons voorhanden gehad.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaken. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaak A en zaak B ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit in zaak A gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de verklaring van de verdachte over dit feit.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit in zaak B. Op het verweer van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A en zaak B ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering zaak B
Bloemen
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode samen met zijn zakenpartner, medeverdachte [medeverdachte 1] zendingen rozen bestelde vanuit Ecuador. De verdediging heeft aangevoerd dat dit zendingen waren in het kader van de reguliere bloemenhandel en geen testzendingen om cocaïne in te voeren. De rechtbank volgt dit niet en overweegt als volgt. Getuige [getuige 1], de voormalig partner van de verdachte, heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar had verteld dat tussen zendingen rozen die hij had besteld, cocaïne zou zitten. Dat niet van haar verklaringen zou mogen worden uitgegaan, omdat zij die volgens de verdachte uit wraak zou hebben afgelegd, volgt de rechtbank niet. De verklaringen van [getuige 1] passen in het beeld dat uit de rest van het dossier volgt en vindt steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank vindt haar verklaringen daarom voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken.
Verder blijkt dat de verdachte op 5 september 2020 telefonisch met [medeverdachte 1] spreekt over een afspraak die [medeverdachte 1] die dag heeft met ‘de grote baas’ en dat hier niet over de telefoon over kan worden gesproken. Tijdens observaties bij de bedrijfslocatie van de verdachte en [medeverdachte 1] is door het observatieteam gezien dat die dag een aantal personen langskomt in de loods en dat [medeverdachte 1] en diens toenmalige partner [naam A] in de avond een ontmoeting met dezelfde personen hebben in een restaurant in Amsterdam. Tijdens die afspraak wordt gesproken over mogelijkheden om cocaïne in te voeren via zendingen bloemen. Er wordt in dat kader gesproken over te gebruiken luchthavens en luchtvaartmaatschappijen en het omzeilen van scans. Daarnaast wordt besproken wat de beste plaats is om de verdovende middelen te verstoppen, waarbij wordt geopperd het poeder te verwerken in de bodem of wanden van kartonnen dozen.
Uit het dossier volgt dat met de berichtendienst Sky-ECC (hierna: Sky) via het account [accountnaam 1], waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was, wordt gesproken over bestellingen van rozen in Ecuador. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de berichten die met het account [accountnaam 1] zijn verstuurd en ontvangen, gaan over het invoeren van verdovende middelen via bloemzendingen. In die chats wordt besproken dat de hoeveelheid dozen met bloemen stapsgewijs moet worden opgebouwd: de eerste keer tien dozen, daarna 25 of 50, de derde keer 100, waarvan 80 gemaakt en daarna plankgas. Ook wordt gesproken over het brengen van contant geld, het overboeken van dit geld naar de leverancier van de rozen zonder argwaan te wekken, het regelen van facturen, de aankomst van de zendingen en wanneer een nieuwe bestelling kan worden gedaan en dat daar niet te veel tijd tussen moet zitten omdat dat op zou vallen. Ook blijkt dat er op enig moment vertraging is opgetreden omdat de overkant de pakketten (cadeautjes genoemd) niet van tevoren kon maken en ze zouden gaan stinken ertussen als ze te lang zouden blijven liggen. De gesprekken via Sky passen qua onderwerpen en gebeurtenissen naadloos op de whatsappgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en de telefoongesprekken die de verdachte in diezelfde periode voerde met [medeverdachte 1], [getuige 1] en [naam B], de ex vrouw van de verdachte. Ook in die gesprekken wordt gesproken over het opbouwen van bestellingen, gas geven en dan kassa, over het overmaken van geld, wachten op de aankomst van de bloemen en de vertraging door cadeautjes die kunnen gaan stinken. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat die gesprekken zien op het bestellen van dozen bloemen als testzending en dat het de bedoeling was daarbij ook cocaïne te gaan versturen.
Dat de handelingen van de verdachte en [medeverdachte 1] ook overigens gericht waren op het voorbereiden van de invoer van verdovende middelen tussen zendingen bloemen, volgt ook uit het volgende. Het bedrijf van de verdachte is opgericht om te dienen als inkoopbedrijf voor het bedrijf van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] was de enige klant van betekenis voor de verdachte. De verdachte noch [medeverdachte 1] heeft een logische uitleg kunnen geven voor deze constructie. Met name niet ten aanzien van de inkoop van rozen uit Ecuador, omdat daarbij het gestelde probleem dat [medeverdachte 1] niet meer welkom was op de bloemenveiling in Aalsmeer niet aan de orde was. Daarbij komt dat uit de onderschepte berichten blijkt dat [medeverdachte 1] zich intensief bemoeide met de bestellingen die door het bedrijf van de verdachte werden gedaan. Daarnaast is de wijze van betalen voor de bloemen, zoals die blijkt uit de bankgegevens van de verdachte en [medeverdachte 1] en zoals die ook wordt beschreven door [medeverdachte 1] in de Sky-berichten, erop gericht te verhullen waar het betaalde geld vandaan komt, om zo geen argwaan te wekken bij toezichthoudende instanties. Ook is opvallend dat ondanks de gedane concrete bestellingen waarbij verschillende gewenste kleuren worden vermeld, steeds moest worden afgewacht welke kleuren zouden worden geleverd. Uit de whatsapp- en telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en de verdachte blijkt dat zij hier slechts zeer beperkt invloed op hadden en dat zij hun onvrede uitten over de kleur en kwaliteit van de ontvangen bloemen, maar dat zij deze toch bleven bestellen. Uit de conversaties kan echter ook worden opgemaakt dat zij hieraan op andere momenten minder belang hechtten waarbij zij opmerkten dat ze niet zelf betalen voor de bloemen en ze deze desnoods weg zouden gooien. Daarbij wordt door hen wel acht geslagen op de omstandigheid dat dit niet te vaak kan gebeuren en dat zij er rekening mee moeten houden dat zij naar de belastingdienst een plausibel verhaal moeten hebben over waar hun opbrengsten vandaan komen. In dat kader wordt gesproken over ‘zogenaamde’ klanten en het opmaken van nepfacturen. Hieruit volgt dat de ontvangst van bloemen voor de verkoop slechts bijzaak was en niet noodzakelijk was voor de opbrengst van de bedrijven.
Op 2 oktober 2021 worden op de luchthaven van Quito in dozen bloemen die bestemd zijn voor het bedrijf van de verdachte daadwerkelijk pakketten met cocaïne aangetroffen. De cocaïne wordt gevonden in de kartonnen wanden/tussenschotten van die dozen. Dit past bij hetgeen is besproken tijdens de ontmoeting in het restaurant op 5 september 2020 waarbij [medeverdachte 1] aanwezig was en de latere berichten en gesprekken zoals die hiervoor zijn weergegeven.
Bananen
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 8 september 2020 de naam van zijn bedrijf [bedrijfsnaam 2] B.V. heeft gewijzigd in [bedrijfsnaam 3] B.V. In de periode van 9 november 2020 tot en met 9 december 2020 heeft hij samen met een persoon die zich [naam C] noemde, via zijn bedrijf twaalf containers met bananen ingevoerd vanuit Ecuador en doorverkocht aan een bedrijf in Polen. De containers met bananen zijn door het bedrijf [bedrijfsnaam 4] afgehandeld en de eerste vier containers zijn door vaste charters van dit bedrijf vervoerd naar de keuring, waarna ze opgehaald werden door de afnemer. De acht andere containers zijn door het later door de verdachte ingehuurde bedrijf [bedrijfsnaam 5] naar de keuring vervoerd. De verdachte huurde een loods met een koelcel, waar de ladingen tussentijds opgeslagen konden worden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte handelde in de uitvoering van de reguliere fruithandel, dat hij nooit de intentie heeft gehad om met de bananen verdovende middelen in te voeren en er geen sprake was van opzet op het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte van plan was met de handel in bananen drugs te gaan smokkelen. De verdachte, die geen ervaring had in de fruithandel, handelde als tussenpersoon tussen de verzender in Colombia en de importeur in Polen. Volgens getuige [getuige 2] van [bedrijfsnaam 6] is deze handelswijze ongebruikelijk in de fruithandel. [bedrijfsnaam 6] vermoedde daarom dat de verdachte als katvanger werd gebruikt en hebben hem medegedeeld dat ze hem daarom niet als klant wilden. Uit telefoongesprekken die de verdachte voerde blijkt dat de verdachte niet slechts als katvanger werd gebruikt, maar dat hij actief bezig was met het opzetten van een transportlijn waarbij de bananen als legale deklading voor verdovende middelen dienden. In die telefoongesprekken werd gesproken over containers met bananen waar nóg niets anders in zat, dat als de bananen binnen zouden komen hij een ton zou hebben, ze een test hebben gedaan met hoe het hier werkt, ze twee ton hebben afgeschreven op de bananen omdat die met verlies zijn verkocht en dat ze gas willen geven en niet voor niets blijven investeren. Deze gesprekken duiden niet op een reguliere handel in bananen. Ook heeft de verdachte in een telefoongesprek gezegd dat hij een eigen transporteur wilde, zodat er incidenteel een stukje kon worden omgereden met de containers voordat die naar de keuring zouden gaan. Uit het dossier blijkt dat de verdachte zelf beschikte over een loods met een koelcel en dat hij voor de laatste acht containers een aparte transporteur had geregeld, los van afhandelaar [bedrijfsnaam 4]. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte bezig was gelegenheid te creëren om op het juiste moment ongezien de verdovende middelen uit de containers te halen.
De verdachte heeft tijdens telefoongesprekken van 21 januari 2021 en 19 februari 2021 gezegd dat hij € 15.000.000 was misgelopen omdat iemand aan de andere kant van de wereld een fout had gemaakt, waardoor de deur (degene die verdovende middelen in een lading kan plaatsen of uithalen) kapot ging vlak voordat hun lading zou worden gezet. Hij heeft in dit gesprek gezegd dat hij alles kloppend had, zoals de logistiek, betalingen en orders. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen en gesprekken die de verdachte voerde dan ook niet anders kunnen worden opgevat dan als voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij:
ten aanzien van zaak A
op 26 mei 2021 te Leiden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk M57, kaliber 7.62 mm, en een hoeveelheid (49 stuks) (scherpe) munitie (kaliber 7.62 mm) van categorie III voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B
in de periode van 5 september 2020 tot en met 2 oktober 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
bloemen
- telefoongesprekken gevoerd en (via telecommunicatie en/of fysiek) overleg gevoerd en afspraken gemaakt en berichten verstuurd en ontvangen met betrekking tot het invoeren van verdovende middelen met bloemen als deklading en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bloemen als testzending en/of
- voornoemde bloemen besteld, gekocht en/of betaald en/of
- informatie gegeven over de plaats om voornoemde middelen te verstoppen en/of
- informatie over voornoemde bloemen en/of verdovende middelen gedeeld via versleutelde berichten en/of apparaten en/of
- een afhandelaar van bloemenzendingen ([bedrijfsnaam 1] B.V.) heeft bezocht en/of
- telefoons voorhanden gehad, waaronder een telefoon met de applicatie SKY ECC en/of
bananen
- telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot het invoeren en/of vervoeren van verdovende middelen en/of
- berichten en mailberichten verstuurd en ontvangen en/of telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot het invoeren en/of vervoeren van deze verdovende middelen en bananen als deklading en/of bananen als testlading en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bananen als testzending(en) en/of als deklading en/of
- voornoemde bananen besteld, gekocht en betaald en/of
- een loods gehuurd als opslag voor de bananen en/of
- telefoons voorhanden gehad.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van zaak B
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of
zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of
voorwerpen en/of betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd;
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte te veroordelen een gevangenisstraf van 66 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een veroordeling van beide feiten komt, in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij gedeeltelijk de zorg draagt voor zijn zoon die een beperking heeft, en dat hij zijn leven na de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak weer op orde heeft gebracht en een nieuwe detentie dit teniet zou doen. Gelet hierop heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van de in voorarrest doorgebrachte tijd niet overstijgt, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. Op die manier vindt wel bestraffing plaats, maar worden beschermende factoren, zoals gezin, werk en inkomen, niet doorkruist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een jaar met tussenpozen bezig gehouden met het voorbereiden van de invoer van verdovende middelen. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
De verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] een transportlijn opgezet om rozen uit Ecuador in te voeren. Deze transportlijn was gecreëerd met de bedoeling de invoer van verdovende middelen mogelijk te maken. Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] was werkzaam in de bloemensector en zij hebben hiervoor hun bedrijven beschikbaar gesteld. Na (telefonisch) overleg met en betaling vanuit de onderneming van [medeverdachte 1] bestelde de verdachte op naam van zijn onderneming [bedrijfsnaam 2] partijen rozen bij leveranciers in Ecuador. De verdachte onderhield het contact met de afhandelaar(s) en zocht tevens met [medeverdachte 1] naar manieren om (desnoods zonder winst) van de ontvangen partijen rozen af te komen.
In ongeveer dezelfde periode heeft de verdachte samen met een persoon die zich [naam C] noemde een transportlijn voor de invoer van bananen uit Zuid-Amerika opgezet. Door de verdachte werden - na betaling door een Poolse afnemer, zonder winst - grote partijen bananen ingekocht en ingevoerd uit Zuid-Amerika. De verdachte heeft - in het proces van de verdere afhandeling van de in Nederland aangekomen containers bananen - een eigen transporteur en een loods met koelcel in Aalsmeer geregeld, om ongezien de verdovende middelen uit de containers te kunnen halen. De verdachte had verwacht hier veel geld mee te verdienen. De enige reden waarom de invoer uiteindelijk niet is geslaagd, is de omstandigheid dat de zogenaamde deur in Zuid-Amerika was gevallen en de lading niet verzonden kon worden.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft ingelaten met deze strafbare feiten en zich bij het plegen van deze feiten enkel heeft laten leiden door financieel gewin. De verdachte heeft door zijn handelen tevens een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Oplegging van straf
De ernst en omvang van de feiten en de rol die de verdachte daarin heeft gehad maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van vijf jaren een passende straf vindt. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in min of meer vergelijkbare zaken opleggen. Verder heeft de rechtbank in strafverzwarende zin betrokken dat de verdachte ook na de doorzoekingen in zijn woning en bedrijfspand op 16 maart 2021, doorgegaan is met de voorbereidingshandelingen. De rechtbank merkt verder op dat de verdachte in de samenwerking met [medeverdachte 1] gelet op de communicatie tussen beiden een enigszins ondergeschikte rol heeft gehad en houdt daarmee bij de oplegging van de straf rekening. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen reden voor matiging van deze beoogde straf. Daarvoor vindt de rechtbank de feiten te ernstig.
Redelijke termijn van berechting
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging wel het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Op 16 maart 2021 hebben doorzoekingen van de woning en het bedrijfspand van de verdachte plaatsgevonden, waarbij de nodige goederen in beslag zijn genomen en vervolgens is hij op 30 april 2021 als verdachte gehoord. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daaraan redelijkerwijs de verwachting heeft kunnen ontlenen dat strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. Nu het vonnis in deze zaak op 28 juni 2024 wordt gewezen, is de redelijke termijn met ongeveer veertien maanden overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Daarom zal de rechtbank in plaats van de beoogde gevangenisstraf van vijf jaren, een gevangenisstraf van kortere duur opleggen.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Beslag

Onder de verdachte is 1 STK telefoon (omschrijving: 9480, Zilver, merk: Apple) in beslag genomen en niet teruggegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon verbeurd zal worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht de telefoon aan de verdachte terug te geven, aangezien hierop nog veel dierbare foto’s van de verdachte opgeslagen staan.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder zaak B bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de wetsartikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 10a van de Opiumwet. Deze wetsartikelen zijn toepasselijk zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten in zaak A en zaak B heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK GSM (Omschrijving: 9480, Zilver, merk: Apple).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mrs. P.H. Boersma en T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
Mrs. P.H. Boersma en T.J.A. Krips zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.