ECLI:NL:RBNHO:2024:6515

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15.241510.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen invoer cocaïne en voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van ongeveer 50 kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk deze verdovende middelen heeft ingevoerd en voorbereid. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op 27 en 28 mei 2024 en 14 juni 2024, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij het organiseren van een drugstransport via bloemenzendingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol speelde in de organisatie van het transport, waarbij hij informatie deelde over de invoer en het verstoppen van de cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten en de rol van de verdachte zwaar mee, evenals het feit dat hij eerder veroordeeld was voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het tijdsverloop in de zaak, wat leidde tot een vermindering van de straf. De verdachte heeft geen redenen aangevoerd die zijn strafbaarheid uitsluiten, en zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.241510.19 (P)
Uitspraakdatum: 28 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 en 28 mei 2024 en 14 juni 2024 (sluiting van het onderzoek in Haarlem) in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
feit 1 primair (zaakdossier C01)
op of omstreeks 11 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, althans opzettelijk vervoerd en/of afgeleverd, althans opzettelijk aanwezig gehad, ongeveer 50 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 1 subsidiair
in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 11 december 2020 te Aalsmeer en/of Dordrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
- via telecommunicatie en/of fysieke ontmoetingen informatie verstuurd en/of ontvangen en/of uitgewisseld en/of overlegd en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en vervoeren van deze grote (handels)hoeveelheid(en) verdovende middelen en/of bloemen als deklading en/of dozen met verdovende middelen die in/bij een of meer zendingen bloemen geplaatst moesten worden en/of over de hoeveelheid te versturen verdovende middelen en/of prijzen en/of beloningen en/of te betalen en/of te ontvangen borg en/of over de (beste) plaats om voornoemde middelen te verstoppen en/of over het regelen van Schipholmedewerkers die de verdovende middelen op de luchthaven Schiphol uit de zending konden weghalen en/of
- een of meer foto’s en/of video's over de te verzenden en/of verzonden lading verdovende middelen laten maken en/of uitgewisseld en/of getoond en/of
- telefoons voorhanden gehad, waaronder een of meer telefoons met de applicatie SKY ECC;
feit 2 (zaakdossiers C02 en C03)
op een of meer tijdstippen in de periode van 5 september 2020 tot en met 2 oktober 2021 te Aalsmeer en/of te Amsterdam en/of te Leiden of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
- telefoongesprekken gevoerd en/of (via telecommunicatie en/of fysiek) overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt en/of berichten verstuurd en/of ontvangen in al dan niet versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en/of vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen, al dan niet met bloemen als deklading en/of bloemen als bijplaatsing en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bloemen als testzending en/of als deklading en/of als bijplaatsing en/of
- voornoemde bloemen besteld, gekocht en/of betaald en/of
- informatie gegeven over de (beste) plaats om voornoemde middelen te verstoppen en/of
- informatie over voornoemde bloemen en/of verdovende middelen gedeeld via versleutelde berichten en/of apparaten en/of
- een afhandelaar van bloemenzendingen ([bedrijfsnaam 1] B.V.) heeft bezocht en/of
- telefoons voorhanden gehad, waaronder een telefoon met de applicatie SKY ECC.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op het verweer van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 1
Uit het dossier volgt dat in de periode van september tot en met december 2020 tussen meerdere gebruikers van de berichtendienst Sky-ECC (hierna: Sky), waaronder het account [accountnaam 1], is gecommuniceerd. De gebruiker van het Sky-account [accountnaam 1], die onder andere de bijnaam [bijnaam 1] heeft, is geïdentificeerd als de verdachte. Uit de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, leidt de rechtbank af dat de berichten die met het account [accountnaam 1] zijn verstuurd en ontvangen, gaan over het invoeren van verdovende middelen via bloemzendingen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat een groot aantal berichten met dit account door anderen is verzonden. Hierin volgt de rechtbank de verdachte niet. In het dossier zijn, op één kort gesprek op 19 september 2020 na (dat niet voor het bewijs wordt gebruikt) geen aanwijzingen aanwezig dat een ander dan de verdachte de belastende chatgesprekken heeft gevoerd. De verdachte heeft, hoewel daartoe ter zitting uitgenodigd, ook niet kunnen of willen aangeven welke berichten door anderen zouden zijn verstuurd. De doorlopende inhoud van de chatgesprekken die [accountnaam 1] met verschillende gebruikers over de zending cocaïne heeft gevoerd, kan enkel tot de conclusie leiden dat deze berichten door een en dezelfde persoon zijn verstuurd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte door derden was benaderd om via de bloemenhandel die hij in Aalsmeer exploiteerde verdovende middelen in te voeren. Zij hadden een PGP-telefoon bij de verdachte achtergelaten en de verdachte werd onder druk gezet mee te werken. De verdachte wilde niet daadwerkelijk handelingen verrichten om de invoer van verdovende middelen te faciliteren. Hij heeft niets anders gedaan dan meepraten door de derden op die manier op afstand c.q. aan het lijntje te houden. Bovendien blijkt nergens uit dat er daadwerkelijk cocaïne naar Nederland is verzonden, aldus de verdediging.
De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt daartoe het volgende. In het dossier bevinden zich Sky-gesprekken tussen de verdachte en de gebruiker van het Sky-account [accountnaam 2], geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1]. Begin september 2020 laat [medeverdachte 1] aan de verdachte weten dat hij contact heeft met personen in Colombia die een drugstransport naar Nederland kunnen regelen en hij vraagt de verdachte om te fungeren als “deur”. Met “een deur” wordt in deze context iemand bedoeld die ervoor kan zorgen dat ingevoerde drugs buiten het zicht van de douane de luchthaven kan verlaten. De verdachte is hierop ingegaan en vervolgens hebben beiden via Sky gesprekken gevoerd, zowel onderling als in een groeps-chat, waarin de verdachte heeft aangegeven welke luchtvaartmaatschappij het beste kan worden gebruikt, op welke plaats in het vliegtuig de dozen (met bloemen waartussen de cocaïne zal worden verstopt) het beste kunnen worden geplaatst en wanneer dit kan plaatsvinden. De berichten die de verdachte daarover stuurt zijn zodanig concreet en specifiek, dat niet aannemelijk is dat de verdachte enkel aan het meepraten was om zijn gesprekspartner(s) op afstand of aan het lijntje te houden. Uit de berichten volgt dat hij juist een essentiële rol had in de organisatie van het drugstransport waarbij de verdachte regelmatig ook zelf het contact met [medeverdachte 1] en andere betrokkenen zocht en hen op momenten ook aanspoorde actie te ondernemen. Ook dit weerspreekt de stelling van de verdediging dat de verdachte enkel meepraatte of anderen aan het lijntje hield.
De rechtbank stelt vast dat uit de berichten blijkt dat de verdachte verantwoordelijk is voor de uithaal van de verdovende middelen. Hij staat in contact met mensen die op Schiphol werken en in de gelegenheid zijn goederen uit het vliegtuig te halen en regelt data waarop het transport zou kunnen plaatsvinden. De verdachte moet het transport een aantal keer afzeggen omdat er personele problemen zijn, maar op 4 december 2020 laat hij aan [medeverdachte 1] weten dat volgende week donderdag (de rechtbank begrijpt: donderdag 11 december 2020) 100% doorgaat. Op 6 december 2020 bericht [medeverdachte 1] aan de verdachte dat de spullen binnen zijn en op 10 december 2020 dat hij video’s heeft, waarop je “zelfs ziet dat de dozen door de scanner gaan”. Op 11 december 2020 laat [medeverdachte 1] aan de verdachte weten: “ik heb foto’s van onze dozen onder de netten”. Op een telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen zijn meerdere videobestanden van 11 december 2020 aangetroffen. Daarop is te zien dat pakketten (blokken) in dozen geplaatst worden, dat aan een van de pakketten een GPS-tracker is getapet, en dat dozen met het opschrift “Flowers” op een rolbaan liggen. Ook zijn foto’s, gedateerd 12 december 2020, aangetroffen waarop is te zien dat bloemendozen zich bevinden op een vliegtuigplaat en dat een vliegtuigplaat met bloemendozen wordt ingeladen in de vrachtruimte van een vliegtuig.
Uit het onderzoek is gebleken dat op 11 december 2020 tussen 23:30 en 0:00 uur een vliegtuig met luchtvracht, komende vanuit Guatemala via Quito (Ecuador), Bogota (Colombia) en Miami op Schiphol is geland. De rechtbank leidt uit de Sky-berichten af dat dit de vlucht moet zijn geweest waarover de betrokkenen in de berichten spreken. Uit Sky-berichten die kort na middernacht worden verstuurd, blijkt dat de uithalers de dozen niet hebben gevonden. Hierop ontstaat tussen de verschillende Sky-gebruikers die bij de organisatie van het drugstransport betrokken zijn, een discussie over de vraag of de dozen wel in het vliegtuig zaten, of dat deze zijn gestolen. Uit de hiervoor genoemde video’s en foto’s volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de dozen waarin de cocaïne zou worden verstopt, daadwerkelijk in het vliegtuig zijn geladen. Dit past ook bij de overige berichten over (de organisatie van) het drugstransport. Het Sky-account [accountnaam 3] deelt een link van de GPS-tracker met [medeverdachte 1]. Kort daarna komt de GPS-tracker in beweging en verplaatst zich van Schiphol naar Heerhugowaard. De verdachte is die nacht ook naar Heerhugowaard gereden. Later die dag is hij door onbekend gebleven personen met vuurwapens bedreigd en mishandeld en is een horloge van hem afgenomen, omdat deze derden hem verantwoordelijk hielden voor het verdwijnen van de cocaïne. Ook deze omstandigheden duiden erop dat de dozen met daarin cocaïne daadwerkelijk naar Nederland zijn verzonden en aangekomen.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 2
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode samen met zijn zakenpartner, medeverdachte [medeverdachte 2], zendingen rozen bestelde vanuit Ecuador. De verdediging heeft aangevoerd dat dit zendingen waren in het kader van de reguliere bloemenhandel en geen testzendingen om cocaïne in te voeren. De rechtbank volgt dit niet en overweegt als volgt.
Op 5 september 2020 heeft de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 2], waarin hij spreekt over een afspraak die hij die dag heeft met ‘de grote baas’ en dat hier niet over de telefoon over kan worden gesproken. Tijdens observaties bij de bedrijfslocatie van de verdachte en [medeverdachte 2] is door het observatieteam gezien dat die dag een aantal personen langskomt in de loods en dat de verdachte en zijn toenmalige partner [naam A] in de avond een ontmoeting met dezelfde personen hebben in een restaurant in Amsterdam. Tijdens die afspraak wordt gesproken over mogelijkheden om cocaïne in te voeren via zendingen bloemen. Er wordt in dat kader gesproken over te gebruiken luchthavens en luchtvaartmaatschappijen en het omzeilen van scans. Daarnaast wordt besproken wat de beste plaats is om de verdovende middelen te verstoppen, waarbij wordt geopperd het poeder te verwerken in de bodem of wanden van kartonnen dozen. Dat dit gesprek slechts een grap was, zoals de verdachte ter zitting aangaf, omdat hij zou hebben geweten dat ze werden afgeluisterd, volgt de rechtbank niet. De gesprekken zijn concreet en specifiek, waarbij specifieke luchtvaartmaatschappijen en luchthavens worden genoemd die passen bij te gebruiken routes. Daarnaast wordt gesproken over de afwezigheid van een vaste scan op de luchthaven van Maastricht en de omstandigheid dat daar een mobiele scan vanuit Eindhoven kan worden ingezet. Niet valt in te zien waarom een dermate uitvoerig en specifiek gesprek over de invoer van verdovende middelen een grap zou zijn, te minder gelet op de inhoud van de overige bevindingen in het dossier. De verdediging heeft ter zitting een voorwaardelijk verzoek gedaan om de verdachte deze afgeluisterde gesprekken zelf uit te laten luisteren. De rechtbank wijst dit verzoek bij gebrek aan noodzaak daartoe af. De verdediging heeft niet concreet aangegeven dat en zo ja wat niet zou kloppen in de schriftelijke weergave van de gesprekken.
Uit het dossier volgt verder dat via het Sky-account [accountnaam 1], dat zoals hiervoor is overwogen door de verdachte werd gebruikt, wordt gesproken over bestellingen van rozen in Ecuador. In die chats wordt besproken dat de hoeveelheid dozen met bloemen stapsgewijs moet worden opgebouwd: de eerste keer tien dozen, daarna 25 of 50, de derde keer 100, waarvan 80 gemaakt en daarna plankgas. Ook wordt gesproken over het brengen van contant geld, het overboeken van dit geld naar de leverancier van de rozen zonder argwaan te wekken, het regelen van facturen, de aankomst van de zendingen en wanneer een nieuwe bestelling kan worden gedaan en dat daar niet te veel tijd tussen moet zitten omdat dat op zou vallen. Ook blijkt dat er op enig moment vertraging is opgetreden omdat de overkant de pakketten (cadeautjes genoemd) niet van tevoren kon maken en ze zouden gaan stinken ertussen als ze te lang zouden blijven liggen. Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat de gesprekken die door de verdachte met dit account zijn gevoerd gaan over het invoeren van verdovende middelen via bloemenzendingen. De gesprekken via Sky passen qua onderwerpen en gebeurtenissen naadloos op de whatsapp- en telefoongesprekken van de verdachte en [medeverdachte 2] in diezelfde periode. Ook daarin wordt gesproken over het opbouwen van bestellingen, gas geven en dan kassa, over het overmaken van geld, wachten op de aankomst van de bloemen en de vertraging door cadeautjes die kunnen gaan stinken. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze gesprekken zien op het bestellen van dozen bloemen als testzending en dat het de bedoeling was daarbij ook cocaïne te gaan versturen.
Dat de handelingen van de verdachte en [medeverdachte 2] ook overigens gericht waren op het voorbereiden van de invoer van verdovende middelen tussen zendingen bloemen, volgt ook uit het volgende. Het bedrijf van [medeverdachte 2] is opgericht om te dienen als inkoopbedrijf voor het bedrijf van de verdachte. De verdachte was de enige klant van betekenis voor [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] noch de verdachte heeft een logische uitleg kunnen geven voor deze constructie. Met name niet ten aanzien van inkoop van rozen uit Ecuador, omdat daarbij het gestelde probleem dat de verdachte niet meer welkom was op de bloemenveiling in Aalsmeer niet aan de orde was. Daarbij komt dat uit de onderschepte gesprekken blijkt dat de verdachte zich intensief bemoeide met de bestellingen die door het bedrijf van [medeverdachte 2] werden gedaan. Daarnaast is de wijze van betalen voor de bloemen, zoals die blijkt uit de bankgegevens van de verdachte en [medeverdachte 2] en zoals die ook wordt beschreven door de verdachte in de Sky-berichten, erop gericht te verhullen waar het betaalde geld vandaan komt, om zo geen argwaan te wekken bij toezichthoudende instanties. Ook is opvallend dat ondanks de gedane concrete bestellingen waarbij verschillende gewenste kleuren worden vermeld, steeds moest worden afgewacht welke kleuren zouden worden geleverd. Uit de whatsapp- en telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en de verdachte blijkt dat zij hier slechts zeer beperkt invloed op hadden en dat zij hun onvrede uitten over de kleur en kwaliteit van de ontvangen bloemen, maar dat zij deze toch bleven bestellen. Uit de conversaties kan echter ook worden opgemaakt dat zij hieraan op andere momenten minder belang hechtten waarbij zij opmerkten dat ze niet zelf betalen voor de bloemen en ze deze desnoods weg zouden gooien. Daarbij wordt door hen wel acht geslagen op de omstandigheid dat dit niet te vaak kan gebeuren en dat zij er rekening mee moeten houden dat zij naar de belastingdienst een plausibel verhaal moeten hebben over waar hun opbrengsten vandaan komen. In dat kader wordt gesproken over ‘zogenaamde’ klanten en het opmaken van nepfacturen. Hieruit volgt dat de ontvangst van bloemen voor de verkoop slechts bijzaak was en niet noodzakelijk was voor de opbrengst van de bedrijven.
Op 2 oktober 2021 worden op de luchthaven van Quito in dozen bloemen die bestemd zijn voor het bedrijf van [medeverdachte 2] daadwerkelijk pakketten met cocaïne aangetroffen. De cocaïne wordt gevonden in de kartonnen wanden/tussenschotten van die dozen. Dit past bij hetgeen is besproken tijdens de ontmoeting in het restaurant op 5 september 2020 en de latere berichten en gesprekken zoals die hiervoor zijn weergegeven.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij:
feit 1 primair
op 11 december 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 50 kilogram cocaïne;
feit 2
in de periode van 5 september 2020 tot en met 2 oktober 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
- telefoongesprekken gevoerd en (via telecommunicatie en/of fysiek) overleg gevoerd en afspraken gemaakt en berichten verstuurd en ontvangen met betrekking tot het invoeren van verdovende middelen met bloemen als deklading en/of
- afspraken gemaakt over de hoeveelheid te versturen bloemen als testzending en/of
- voornoemde bloemen besteld, gekocht en/of betaald en/of
- informatie gegeven over de plaats om voornoemde middelen te verstoppen en/of
- informatie over voornoemde bloemen en/of verdovende middelen gedeeld via versleutelde berichten en/of apparaten en/of
- een afhandelaar van bloemenzendingen ([bedrijfsnaam 1] B.V.) heeft bezocht en/of
- telefoons voorhanden gehad, waaronder een telefoon met de applicatie SKY ECC.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of
zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of
voorwerpen en/of betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd;
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 100 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie te hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij zijn leven na de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak weer op orde heeft gebracht. Dit zou in strafmatigende zin bij de strafoplegging moeten worden betrokken. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van de in voorarrest doorgebrachte tijd niet overstijgt, al dan niet gecombineerd met een taakstraf of geldboete. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de mogelijkheid om bij samenloop, zoals in deze zaak aan de orde, een langdurige taakstraf van bijvoorbeeld 480 uren op te leggen. Op die manier vindt wel bestraffing plaats, maar worden beschermende factoren, zoals werk en inkomen, niet doorkruist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Omdat dit langere tijd geleden is geweest, zal de rechtbank dit niet ten nadele van de verdachte meewegen bij het bepalen van de straf. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een jaar met tussenpozen bezig gehouden met (het voorbereiden van) de invoer van verdovende middelen. De verdachte was betrokken bij één voltooid transport van ongeveer 50 kilogram cocaïne en bij het treffen van voorbereidingshandelingen gericht op het invoeren van zendingen verdovende middelen.
De verdachte had een cruciale rol in de voltooiing van het drugstransport van 50 kilogram. De verdachte was verantwoordelijk voor het (laten) uithalen van de verdovende middelen uit het vrachtvliegtuig. Hij beschikte over cruciale informatie en deelde (vaak op eigen initiatief) geschikte data en tijden voor de mogelijke invoer van cocaïne met de andere organisatoren van het drugstransport, wat uiteindelijk ook heeft geleid tot de geslaagde invoer. Daarnaast voorzag de verdachte de andere betrokken personen, waaronder [medeverdachte 1], van informatie over de manier waarop de verdovende middelen verstopt dan wel vervoerd moesten worden.
De verdachte heeft daarnaast samen met onder meer [medeverdachte 2] een transportlijn voor de invoer van rozen uit Ecuador opgezet. Deze transportlijn was gecreëerd met de bedoeling de invoer van verdovende middelen mogelijk te maken. Zowel de verdachte als [medeverdachte 2] was werkzaam in de bloemensector en zij hebben hiervoor hun bedrijven beschikbaar gesteld. Daarnaast voerde de verdachte initiërende gesprekken met investeerders, waarbij mogelijkheden voor de smokkel werden besproken, haalde hij contant geld op om de bloemen te betalen, zorgde hij dat dit via zijn bedrijf en het bedrijf van [medeverdachte 2] naar Ecuador werd overgemaakt, deed hij (via [medeverdachte 2]) de bestellingen en besprak met hem de wijze waarop de verdovende middelen bij de rozen zouden moeten worden vervoerd, wanneer de rozen zouden aankomen en wat ze er vervolgens mee zouden doen. Via Sky onderhield de verdachte contact met de medeorganisatoren, waarbij afspraken werden gemaakt over de planning en het geld en de verdachte de anderen maande om tempo in de bestellingen te houden. De verdachte was dus ook bij het treffen van de voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen met als deklading rozen een essentiële schakel en drijvende kracht.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft ingelaten met deze strafbare feiten en zich bij het plegen van deze feiten enkel heeft laten leiden door financieel gewin. De verdachte heeft door zijn handelen een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Oplegging van straf
De ernst en de omvang van de feiten en de organiserende rol die de verdachte hierin heeft gehad, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van zeven jaren een passende straf vindt. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in min of meer vergelijkbare zaken opleggen. Verder heeft de rechtbank in strafverzwarende zin betrokken dat de verdachte ook na de doorzoekingen in zijn woning en bedrijfspand op 16 maart 2021, doorgegaan is met de voorbereidingshandelingen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen reden voor matiging van deze beoogde straf. Daarvoor vindt de rechtbank de feiten en de rol van de verdachte te ernstig. De rechtbank acht het ook verontrustend dat de verdachte op dit moment weer werkzaam is in de bloemenhandel in wat lijkt op eenzelfde wijze als ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Hierbij betrekt de rechtbank dat de verdachte heeft verklaard dat hij een bekende naam is in de bloemenwereld en dat hij hierdoor in het verleden veelvuldig is benaderd, al dan niet onder bedreiging, om deel te nemen aan vergelijkbare strafbare activiteiten.
Redelijke termijn van berechting
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging wel het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Op 16 maart 2021 hebben doorzoekingen van de woning en het bedrijfspand van de verdachte plaatsgevonden, waarbij de nodige goederen in beslag zijn genomen, en vervolgens is hij op 23 april 2021 als verdachte gehoord. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daaraan redelijkerwijs de verwachting heeft kunnen ontlenen dat strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. Nu het vonnis in deze zaak op 28 juni 2024 wordt gewezen, is de redelijke termijn met ongeveer 14 maanden overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Daarom zal de rechtbank in plaats van de beoogde gevangenisstraf van zeven jaren, een gevangenisstraf van kortere duur opleggen.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Voorlopige hechtenis

7.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval van een veroordeling tot een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest, de voorlopige hechtenis van de verdachte bij vonnis opnieuw te schorsen, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, zodat de verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen dit verzoek verzet. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de ernstige bezwaren en de gronden, die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen, nog steeds aanwezig zijn. De strafvorderlijke belangen in deze zaak zouden moeten prevaleren boven de persoonlijke belangen van de verdachte. Dit zou ertoe moeten leiden dat de voorlopige hechtenis bij uitspraak niet opnieuw wordt geschorst.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij beslissing van de rechtbank op 2 november 2022 geschorst tot aan de dag van de uitspraak, omdat destijds de inhoudelijke behandeling nog lang op zich zou laten wachten. De rechtbank was ten tijde van die beslissing van oordeel dat de doelen, die met de voorlopige hechtenis worden nagestreefd, ook konden worden bereikt door het stellen van een aantal algemene voorwaarden aan een schorsing en heeft de persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidstelling in die beoordeling betrokken.
Namens de verdachte is verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte opnieuw te schorsen. Uit de in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring blijkt voldoende dat naast de ernstige bezwaren de grond van de geschokte rechtsorde onverkort aanwezig is. Hoewel de verdachte zich gedurende zijn schorsingsperiode van ruim twee jaren niet schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, ziet de rechtbank in de specifieke situatie van de verdachte op dit moment een acuut gevaar op herhaling en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is eerder veroordeeld voor meerdere Opiumwetfeiten die zijn gepleegd over een langere periode. Daarnaast is gebleken dat de doorzoeking in de woning en het bedrijfspand van de verdachte gedurende het politieonderzoek de verdachte er niet van hebben weerhouden om zijn bezigheden in het kader van de (voorbereiding van) invoer van cocaïne voort te zetten. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte wederom met een eigen onderneming werkzaam is in de bloemensector. Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij een bekende naam is in die wereld en dat hij regelmatig is benaderd, al dan niet gepaard met bedreigingen, om soortgelijke Opiumwetfeiten te plegen, is de rechtbank van oordeel dat er een acuut herhalingsgevaar is. Dit gevaar kan onvoldoende worden beperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Gelet op deze gronden voor de voorlopige hechtenis en de veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, is de rechtbank van oordeel dat de belangen van strafvordering zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte dan ook afwijzen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de wetsartikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. Deze wetsartikelen zijn toepasselijk zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mrs. H.H.E. Boomgaart en N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mrs. P.H. Boersma en T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2024.
Mrs. P.H. Boersma en T.J.A. Krips zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.