ECLI:NL:RBNHO:2024:6484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15/176992-23 en 10/267898-22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een tachtigjarige vrouw met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een tachtigjarige vrouw. De verdachte, gekleed als bezorger van Post NL, heeft zich met een smoes toegang tot de woning van het slachtoffer verschaft. Eenmaal binnen heeft hij het slachtoffer vastgebonden met een lichtsnoer en haar sieraden afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de feiten op haar. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de toepassing van het adolescentenstrafrecht goedgekeurd, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/176992-23 en 10/267898-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Meijer, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt er – kort gezegd – onder feit 1 van beschuldigd dat hij zich op 5 juli 2023 in Haarlem in vereniging met één of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden van [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] in haar woning is vastgebonden met een lichtsnoer. Dit feitencomplex is cumulatief/alternatief ten laste gelegd als afpersing. Onder feit 2 wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (medeplegen afpersing). Van de afgifte van enig goed door aangeefster is niet gebleken.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 eerste cumulatief/alternatief (diefstal in vereniging met geweld) en 2 (medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving) ten laste gelegde feiten.
3.2 Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak 1 tweede cumulatief/alternatief
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tweede cumulatief/alternatief (medeplegen afpersing) ten laste is gelegd. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen. Het hierna vermelde proces-verbaal is in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoet ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feiten 1 eerste cumulatief/alternatief en 2
 De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2024 heeft afgelegd;
 Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer] op 5 juli 2023 (dossierpagina 77 e.v.).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 5 juli 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden;
2.
hij op 5 juli 2023 te Haarlem, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
2.
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Er is sprake geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij aangevoerd dat de verdachte onder druk is gezet door medeverdachten. De verdachte werd door hen gecontroleerd en geïnstrueerd. Ook is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verdachte heeft zich niet in deze situatie gebracht waarin die drang op hem is uitgeoefend.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht toekomt. Er is geen reden om de aanwezigheid van een ongewone psychische toestand van de verdachte aan te nemen. Er is weliswaar sprake geweest van enige druk, maar niet in die mate dat er sprake is van het ontbreken van daadwerkelijke wilsvrijheid. Bovendien staat de verwezenlijking van de dreiging niet in verhouding tot het handelen van de verdachte en heeft hij niet gehandeld in lijn met het subsidiariteitsvereiste.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, aangezien uitsluitend de verklaring van de verdachte zelf wordt aangevoerd als onderbouwing voor die gestelde druk. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) dient te worden toegepast.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van 3 jaren, waarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd. Aanvullend daarop heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarden aan de verdachte worden opgelegd een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een locatieverbod voor [adres] .
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om ASR toe te passen.
De raadsvrouw heeft verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met zowel de omstandigheden die zij ter onderbouwing van het beroep op psychische overmacht heeft aangevoerd als de omstandigheid dat de situatie – de rechtbank begrijpt: de gestelde nasleep van het gegeven dat de verdachte inhoudelijk heeft verklaard in deze zaak – traumatiserend is voor de verdachte en zijn familie. De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die hij tot aan het vonnis in voorarrest heeft gezeten, met eventueel een deel voorwaardelijke jeugddetentie en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, die in een onderlinge verhouding van eendaadse samenloop staan als bedoeld in artikel 55 Sr, en door de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval op en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een tachtigjarige vrouw. De verdachte heeft bij de woning van het slachtoffer aangebeld terwijl hij was gekleed als bezorger van Post NL. Met een smoes is hij haar woning binnengedrongen. Eenmaal binnen heeft hij het slachtoffer vastgebonden en de sieraden die zij op dat moment droeg, van haar afgenomen. Vervolgens heeft hij de woning doorzocht en ook andere sieraden weggenomen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige feiten. Juist de eigen woning is een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien is sprake geweest van een kwetsbaar slachtoffer: een tachtigjarige vrouw die – alleen thuis en in haar eigen woning – geconfronteerd werd met de verdachte en door hem is vastgebonden. Dit heeft een grote impact op het slachtoffer gehad. Uit haar vordering tot schadevergoeding leidt de rechtbank af dat het feit grote angst bij haar heeft veroorzaakt. Met de omstandigheid dat dergelijke feiten doorgaans een diepe indruk maken op slachtoffers, heeft de verdachte kennelijk geen rekening gehouden. Hij heeft slechts gehandeld voor zijn eigen gewin. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 5 april 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte al eerder onherroepelijk tot straffen is veroordeeld voor het plegen van gewelds- en vermogensfeiten. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep hij in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 14 mei 2024, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten negentien jaar oud. De rechtbank ziet zich gelet daarop in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het volwassenenstrafrecht, dan wel het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassene, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c Sr de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan de rechtbank beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De reclassering heeft in haar rapport van 14 mei 2024 geadviseerd ASR toe te passen. Ter onderbouwing van dit advies is onder meer gerapporteerd dat de verdachte risico’s van zijn handelen vergeleken met leeftijdsgenoten niet goed inschat. De reclassering ziet voldoende pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. Zo neemt de verdachte actief deel aan een gezin, gaat hij naar school en komt hij zijn afspraken binnen het jeugdreclasseringstoezicht na. Hij lijkt ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Zijn kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid vormen ook een indicatie voor toepassing van ASR.
Ter terechtzitting heeft [reclasseringswerker] , jeugdreclasseerder bij Jeugd- en Gezinsbescherming Haarlem, zich aangesloten bij dit reclasseringsadvies.
Op basis van het voorgaande, en de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde net 19 jaar oud was, is de rechtbank van oordeel dat pedagogische beïnvloeding van de verdachte nog mogelijk lijkt en dat hij daarbij gebaat zal zijn. Toepassing van het adolescentenstrafrecht is van belang voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte en in het belang van de maatschappij, om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 18 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 6 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. In aanvulling op de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, als bijzondere voorwaarden ook een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer opleggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.007,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit een cameradeurbel (€ 207,00), gouden sieraden (€ 3.700,00), een lamp (€ 100,00) en smartengeld (€ 4.000,00).
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte dient hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld.
7.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, in verband met het bepleite ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich met betrekking tot de hoogte van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor de gouden sieraden overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij onvoldoende duidelijk heeft onderbouwd waaruit het gevorderde bedrag is opgebouwd. Uit het dossier volgt immers dat een aantal sieraden van de benadeelde partij door verdachten is verkocht aan een juwelier, maar ook dat een aantal sieraden aan de benadeelde partij is teruggegeven. Welke sieraden naar de benadeelde partij terug zijn gegaan en wat de waarde is van de sieraden die zij
nietterug heeft gekregen, blijft onduidelijk. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de te betalen schadevergoeding voor deze post bepalen op € 500,00. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het deel van de vordering dat ziet op deze schadepost.
De kosten voor de cameradeurbel zal de rechtbank toewijzen.
De kosten voor de lamp zal de rechtbank afwijzen, omdat niet is gebleken van een causaal verband tussen deze gestelde schade en het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 707,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de aard en ernst van de normschending kan dit worden aangenomen. De benadeelde partij is in haar eigen woning overvallen en vastgebonden. Zij was op dat moment tachtig jaar oud. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad, de onderbouwing daarvan en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt de rechtbank een bedrag van € 500,00 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige wijst de rechtbank de vordering tot immateriële schadevergoeding af.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met geweld en vrijheidsberoving] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 mei 2023 in de zaak met parketnummer 10/267898-22 heeft de rechtbank te Rotterdam de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 177 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op
2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 14 juni 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 juni 2023.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op het bepleite ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair heeft zij verzocht de proeftijd te verlengen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk, namelijk voor een deel van 90 dagen, dient te worden toegewezen. Uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de opgelegde jeugddetentie zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 uren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich houdt aan de aanwijzingen en/of voorschriften van de gecertificeerde instelling te weten Jeugd- en Gezinsbeschermers Haarlem. Hij heeft de verplichting zich daar op nader overeen te komen tijdstippen te melden;
 meewerkt aan diagnostiek en behandeling door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 zich inspant voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (school of werk);
 meewerkt aan een traject richting begeleid wonen en dat hij zich houdt aan de huisregels die er binnen die instelling gelden;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met
o [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
o [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
o [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De politie ziet toe op handhaving van deze contactverboden zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht.
 Zich niet zal bevinden in [adres] . De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht..
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.207,00 (twaalfhonderdzeven euro), bestaande uit € 707,00 als vergoeding voor de materiële schade en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor een bedrag van € 3.200,00 (bestaande uit materiële schade).
Wijst af het gevorderde bedrag van € 3.600,00 (bestaande uit € 100,00 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade).
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.207,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt, nu jeugdstrafrecht wordt toegepast, 0 dagen gijzeling toegepast.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/267898-22, namelijk voor de duur van 90 (negentig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat in plaats van de tenuitvoerlegging van dit deel van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 26 mei 2023, wordt opgelegd een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen jeugddetentie.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. F.G. van der Erve,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2024.
Bijlage
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich voor te doen als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning te verschaffen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden
en/of
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich voor hebben gedaan als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) hebben gekneveld en/of vastgebonden en die [slachtoffer] vastgebonden hebben gehouden;
2.
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden.