ECLI:NL:RBNHO:2024:6483

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
HAA 24/2373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting wegens hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 27 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. van Hal, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning in verband met de ontdekking van een hennepkwekerij. De burgemeester van Medemblik had op 16 mei 2024 besloten de woning voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na melding van de politie over de aanwezigheid van 166 hennepplanten en de professionele opzet van de kwekerij. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk en evenredig is, gezien de ernst van de overtreding en de impact op de openbare orde. Verzoeker voerde aan dat de sluiting onevenredig was, vooral gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor zijn minderjarige dochter en zijn verslavingsgeschiedenis. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de belangen van de openbare orde zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2373

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. F. van Hal),
en

de burgemeester van de gemeente Medemblik, verweerder

(gemachtigden: K. van der Wal en L. Schouwing).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van de woning aan de [adres] in [plaats 2] (de woning).
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 mei 2024 heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van de woning bevolen voor de duur van drie maanden, ingaande op 21 mei 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft laten weten de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten tot uitspraak is gedaan op het verzoekschrift en heeft op het verzoek gereageerd met verweerschriften.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder is op 30 april 2024 door de politie geïnformeerd dat in de woning een inwerking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Uit de melding volgt dat de politie op 28 maart 2024 naar de woning is gegaan, na een melding van aanwezigheid van vuurwapens en een hennepkwekerij. In de woning werden 166 hennepplanten aangetroffen van ongeveer 2 tot 3 weken oud. De professionaliteit van de hennepkwekerij was hoog. De ruimte werd door middel van folie, isolatiemateriaal en betimmering afgesloten van licht, lucht en geluid. De luchtvoorziening werd kunstmatig geregeld. Er was een irrigatiesysteem voor voeding en bevochtiging. Er was ook sprake van elektradiefstal. Verzoeker heeft aan de politie verklaard dat hij de kwekerij heeft ingericht en dat het net een paar weken stond.
3. Op 6 mei 2024 heeft verweerder het voornemen tot sluiting van de woning medegedeeld en verzoeker in de gelegenheid gesteld hierop zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierop heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Verzoeker wil met zijn verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst.
5. De voorzieningenrechter acht spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig. Het gaat namelijk om een woningsluiting die een verregaande impact heeft op verzoeker. Nu verzoeker een spoedeisend belang heeft, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.
Gronden van het verzoek
6. Verzoeker heeft – samengevat – aangevoerd dat sluiting van de woning, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, niet noodzakelijk en onevenredig is. Ook is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en genomen. De begunstigingstermijn betrof slechts vijf dagen, waarvan twee werkdagen, en daarbij was het ook nog Pinksterweekend. In die termijn is het onmogelijk om een vervangende woonruimte te vinden.
Standpunt verweerder
7. Verweerder heeft zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenredig is. De begunstigingstermijn was ook niet te kort. Het voornemen tot sluiting is immers 15 dagen voor het definitieve besluit verzonden.

Beoordeling van het verzoek

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid tot sluiting
8.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bevoegdheid tot sluiting voor de duur van drie maanden niet in geschil is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat de bevoegdheid van de sluiting niet wordt betwist.
8.2.
De volgende vraag is of verweerder het besluit tot sluiting in redelijkheid heeft kunnen nemen. Verweerder moet bij het nemen van een besluit een nadere beoordeling maken. Daarbij moet aan de hand van alle omstandigheden van het geval betrokken en bezien worden of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit toetsingskader is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 28 augustus 2019 uiteengezet. [1]
Noodzakelijkheid
8.3.
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
8.4.
Volgens verzoeker ontbreekt de noodzaak. Er was geen sprake van overlast of loop naar de woning. De openbare orde is ook niet verstoord, er heeft immers geen handel plaatsgevonden. De hennepplanten waren twee tot drie weken oud en stonden niet langer in de woning. Tevens is geen sprake van een kwetsbare wijk. Volgens verzoeker had dan ook volstaan kunnen worden met een minder ingrijpend middel.
8.5.
Uit het bestreden besluit volgt dat sluiting van het pand noodzakelijk is geacht op grond van de volgende omstandigheden. Een waarschuwing is door verweerder niet passend geacht gezien de hoge professionaliteit van de kwekerij en de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten. Gelet op die hoeveelheid is het voorts aannemelijk dat de woning bekend staat als drugspand. Het afzien van sluiting zou verder een ongewenste precedentwerking hebben, aldus verweerder.
8.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht verweerder de sluiting noodzakelijk achten. Daarbij is ten eerste van belang dat in de woning een grote handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, namelijk 166 hennepplanten, en een professioneel opgezette kwekerij. De kwekerij is, zo is door verzoeker verklaard, samen met anderen opgezet rondom de periode van zijn opname in een verslavingskliniek. Dat betekent dat gedurende die periode anderen zorg hebben gedragen voor de kwekerij. Verzoeker heeft verklaard zelf geen kosten te hebben gemaakt en de verkoop van de hennep zou door anderen geregeld worden. De hoeveelheid planten, de professionele opzet en de betrokkenheid van derden maakt aannemelijk dat de drugs bedoeld was voor de verkoop in het drugscircuit en daarmee ook de bekendheid van het pand in dat circuit. Verweerder heeft er ook terecht op gewezen dat een grote hennepkwekerij in een woonwijk tot gevaarzetting kan leiden. Al deze omstandigheden tezamen maakt dat de voorzieningenrechter het voor alsnog aannemelijk acht dat de woning daarmee een risico zal vormen voor het woon- en leefklimaat rondom de woning. Voorts neemt de voorzieningenrechter in de overweging mee dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat eind mei in hetzelfde dorp nog een andere kwekerij in een woning is aangetroffen en dat verzoeker daar ook aanwezig was. Verweerder vermoedt dat er een keten opgezet wordt. Wat daar verder van zij, het is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een ernstige situatie en dat verweerder er belang bij heeft dat ook een signaal wordt afgegeven.
Evenredigheid
8.7.
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer van belang de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting.
8.8.
Volgens verzoeker is een sluiting van drie maanden onevenredig. Hij heeft een minderjarige dochter die drie dagen per week bij hem woont. Daarnaast is sprake van een verslavingsgeschiedenis. Hij is daarvoor recentelijk in behandeling geweest. De kans op terugval wordt groter zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het verlies van een woning zorgt immers voor ontregeling. Verweerder heeft ten onrechte niet geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende woonruimte, die er niet zijn. De ouders van verzoeker wonen in een seniorenwoning waar hij niet bij kan. Zijn sociale kring probeert hij te mijden omdat zijn vrienden verdovende middelen gebruiken. Particuliere huur is niet mogelijk gelet op zijn financiële situatie en verzoeker voldoet niet aan de criteria om een urgentieverklaring te krijgen. Hij staat ingeschreven bij Woonmatch Westfriesland maar het vinden van een woning is gezien zijn financiële situatie zeer moeilijk.
8.9.
Uit het bestreden besluit volgt dat sluiting van het pand evenredig is geacht op grond van de volgende omstandigheden. Verweerder meent dat het belang om de openbare orde te handhaven, om overtredingen van de Opiumwet tegen te gaan en om de woon- en leefomgeving veilig te houden, zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verzoeker. Niet is gebleken van zwaarwegende belangen die het afzien van een sluiting noodzakelijk maken. In de verweerschriften heeft verweerder daarover toegelicht dat het sociaal loket kan worden ingeschakeld voor de verslavingsproblematiek en dat daarnaast niet is gebleken dat de dochter van verzoeker haar woning kwijtraakt. Dit zijn dus geen redenen om van sluiting af te zien. Ten slotte is nog toegelicht dat verzoeker als eigenaar van de woning verantwoordelijk kan worden gehouden voor de hennepkwekerij.
8.10.
Het staat niet ter discussie dat verzoeker verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepkwekerij en dat hem ter zake een verwijt kan worden gemaakt. Wat betreft de gevolgen van de sluiting geldt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het volgende. Er is onvoldoende gesteld om te spreken van een bijzondere binding met de woning. Ook is niet aangevoerd dat eiser de woning, waarvan hij eigenaar is, kwijt zal raken. Dat de woning noodzakelijk is voor de opvang van de dochter van verzoeker, is ook niet onderbouwd. Voor zover is gesteld dat de kans op terugval groter wordt als verzoeker niet in zijn eigen woning kan blijven, is de voorzieningenrechter vooralsnog niet overtuigd. Niet alleen heeft hij rondom zijn opname in een verslavingskliniek aanleiding gezien om met anderen een professionele hennepkwekerij op te zetten, ook is hij, na de ontmanteling daarvan, aangetroffen in de woning waar net een andere hennepkwekerij was ontmanteld. Dit wijst niet op een mijden van dergelijke contacten. Daarbij komt hetgeen verzoeker ter zitting heeft verklaard over zijn sociale kring in [plaats 2] , namelijk dat vrijwel iedereen gebruikt.
8.11.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker de stelling dat hij in zijn omgeving geen mogelijkheid heeft om tijdelijk onderdak te regelen niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting nog de mogelijkheid van antikraak geopperd, en heeft aangegeven dat verzoeker zich kan melden bij DNO Doen, een samenwerkingsverband met het Leger des Heils. Daarbij wordt nog opgemerkt dat in deze procedure geen betekenis toekomt aan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over de begunstigingstermijn, gelet op de opschorting van de uitvoering van het bestreden besluit tot deze uitspraak.
8.12.
Gelet op al het voorgaande is de voorzieningenrechter van voorlopig oordeel dat de belangen van verweerder om middels een zichtbare sluiting de woon- en leefomgeving te beschermen en de openbare orde te handhaven, zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen die verzoeker heeft bij verblijf in zijn woning.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de werking van het bestreden besluit niet zal worden geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Boon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.