Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
aanmerkelijkonvoorzichtig handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van 'schuld' te kunnen komen.
enkelefeit dat niet is gezien wat wel zichtbaar moet zijn geweest, is daarvoor in ieder geval niet genoeg. Ook geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
substantieelafwijkt van dat wat van een voorzichtige verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
aanmerkelijkonvoorzichtig. Zoals hiervoor is aangehaald, volstaat het enkele feit dat niet is gezien wat wel zichtbaar moet zijn geweest – in dit geval het rode verkeerslicht – niet voor schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van de verdachte
aanmerkelijkeschuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij de vraag of de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde overtreding van artikel 5 WVW, dient de rechtbank opnieuw te beoordelen of sprake is van schuld. Daarbij geldt dat de strekking van de schuld als bedoeld in artikel 6 WVW anders is dan die van de toetsing van de schuld van de verdachte aan artikel 5 WVW.
7.Bijkomende straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
geldboete van 500,00 (vijfhonderd) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) maanden.
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
1 (één) jaarbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.