ECLI:NL:RBNHO:2024:6449

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15/047074-24 en 08/153535-22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onduidelijkheid over pleegplaats bij winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof een incident dat zou hebben plaatsgevonden op 9 februari 2024 in Haarlem, waarbij de verdachte een sixpack bier zou hebben gestolen uit een Albert Heijn. Tijdens de zitting op 21 mei 2024 heeft de officier van justitie, mr. W.M. van der Most, gevorderd tot bewezenverklaring van het feit en een ISD-maatregel van één jaar geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. M. de Klerk, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de tijd in voorarrest.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank stelde vast dat de aangifte betrekking had op een winkeldiefstal in Overveen, terwijl de tenlastelegging sprak over Haarlem. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het ten laste gelegde feit, omdat de pleegplaats niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de beschuldiging.

Daarnaast werd er een vordering tot tenuitvoerlegging behandeld, die voortkwam uit een eerder vonnis van de politierechter te Overijssel. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de huidige aanklacht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/047074-24 en 08/153535-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 4 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te Haarlem een sixpack bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van één jaar.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte de winkeldiefstal zou hebben gepleegd in Haarlem. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank echter niet kunnen vaststellen dat de ten laste gelegde handelingen daar hebben plaatsgevonden. De aangifte in het dossier is gedaan namens een Albert Heijn in Overveen.
De rechtbank is in haar oordeel gebonden aan de grondslag van de tenlastelegging. Zij kan in de tekst voorkomende misslagen verbeteren, indien de verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dat kan alleen als het slechts een vaststelling betreft van de juiste inhoud van de tenlastelegging, waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of de verdachte is vereist. Gelet op de geldende lijn in de jurisprudentie van de Hoge Raad staat het de rechtbank niet vrij de pleegplaats verbeterd te lezen, omdat dit een zodanige wijziging betreft dat dit slechts kan plaatsvinden op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting (ECLI:NL:HR:2011:BT8787).
Een dergelijke wijziging is niet gevorderd, zodat de rechtbank niet anders kan dan oordelen dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

4.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 20 juli 2022 in de zaak met parketnummer 08/153535-22 heeft de politierechter te Overijssel de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 dagen. De proeftijd is op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is ingegaan op 4 augustus 2022.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 21 juli 2022 aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie heeft thans gevorderd dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen, gelet op de vordering om de ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Overijssel in de zaak met parketnummer 08/153535-22 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. M. Rigter en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2024.