6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van tien maanden meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de destijds veertienjarige dochter van zijn goede vrienden. Hij heeft haar onder meer gevingerd, waarbij hij haar lichaam is binnengedrongen. Ook heeft hij de (blote) vagina, borsten en billen van het slachtoffer betast. Het misbruik vond meestal plaats in de woning van het slachtoffer.
De verdachte heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd van het slachtoffer en van het vertrouwen dat zij in hem als goede vriend van haar ouders mocht hebben. Ook heeft hij ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de ouders van het slachtoffer in hem hadden. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zich laten leiden door zijn eigen lusten, zonder zich te bekommeren om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Hij heeft bovendien een onveilige situatie gecreëerd in de ouderlijke woning van het slachtoffer. Dit is bij uitstek een plek die voor haar veilig had moeten zijn.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de (seksuele) ontwikkeling van een kind. Uit de slachtofferverklaring die namens het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat zij inderdaad tot op de dag van vandaag de negatieve gevolgen van de feiten ondervindt. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 16 april 2024. Hierop staan geen andere zaken geregistreerd.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 24 oktober 2023, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte op praktische leefgebieden zijn leven op orde heeft, maar dat er wel zorgen bestaan over zijn seksuele ontwikkeling gezien de onderhavige aangifte en zijn langdurige pornoverslaving. De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] .
Stukken De Rooyse Wissel
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op stukken van De Rooyse Wissel, ingebracht door de raadsman van de verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte zich vrijwillig heeft gemeld voor hulpverlening, intakegesprekken heeft gevoerd en naar verwachting halverwege 2024 kan starten met deelname aan een behandelgroep voor zedendelinquenten. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij inderdaad in juni 2024 kan starten bij deze groep.
Conclusie
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan een aanzienlijk deel in onvoorwaardelijke vorm. De rechtbank zal het in dit specifieke geval echter anders doen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op genoemd reclasseringsadvies, de stukken van De Rooyse Wissel en de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft na ontdekking van het feit zijn verantwoordelijkheid genomen door met de moeder van het slachtoffer te bellen, zijn handelen toe te geven en ambulante hulp te zoeken. Hij heeft openheid van zaken gegeven in het verhoor bij de politie en zijn medewerking verleend aan het opstellen van een reclasseringsadvies. De verdachte heeft inzicht getoond in de kwalijkheid van zijn handelen.
Tot slot heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de samenleving en de verdachte het meest zijn gebaat bij zijn behandeling teneinde te voorkomen dat de verdachte opnieuw dit soort delicten pleegt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel van de straf verbindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals ook door de reclassering geadviseerd: meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
Ook is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren moet worden opgelegd. Dit is de maximale duur van een taakstraf die aan een verdachte kan worden opgelegd.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie oplegging van een gevangenisstraf heeft gevorderd met een onvoorwaardelijk deel van aanzienlijk langere duur dan de rechtbank oplegt. De eis van de officier van justitie is te relateren aan de richtlijn voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft van deze richtlijn kennisgenomen, maar heeft in het onderhavige geval om hiervoor genoemde redenen gekozen voor een andere strafmodaliteit.