3.3.2.Bewijsmotivering feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 januari 2022 omstreeks 22:53 uur heeft op de kruising van de Vondelstraat met de Arcadialaan in Alkmaar een verkeersongeval tussen twee personenauto’s plaatsgevonden.
De betreffende kruising is gelegen binnen de bebouwde kom en de in die straat toegestane maximum snelheid bedraagt 50 kilometer per uur. De Vondelstraat bestaat uit één rijbaan per rijrichting en de rijbanen worden door een verhoogde berm van elkaar gescheiden. Aan de rechterzijde van de rijbanen bevindt zich een fietsstrook, die door een onderbroken streep gescheiden is van de rijbanen. De Arcadialaan is een zijstraat van de Vondelstraat waar een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en die door een uitritconstructie aansluit op de Vondelstraat. Vlak voor de kruising met de Arcadialaan, komend vanuit de richting van het verkeersplein Kooimeer, eindigt de middenberm en wordt de rijbaan van de Vondelstraat in die rijrichting verdeeld in twee rijstroken, één voor linksaf en één voor rechtdoor.
Vanuit de Arcadialaan kwam een Opel Agila voorzien van kenteken [kenteken] aangereden. In dit voertuig zaten [slachtoffer 1] als bestuurder en [slachtoffer 2] als bijrijder. Op enig moment besloot de bestuurder van de Opel Agila de Vondelstraat over te steken. De verdachte reed in een zwarte Mercedes AMG C 63 S voorzien van [kenteken] vanuit het verkeersplein Kooimeer over de Vondelstraat in noordoostelijke richting. [naam] zat als bijrijder naast hem in de auto. Op het kruispunt met de Arcadialaan ontstond een aanrijding met de voor de verdachte van rechts, vanaf de uitritconstructie komende Opel Agila. Als gevolg van het ongeval is [slachtoffer 1] dezelfde dag overleden aan haar verwondingen. [slachtoffer 2] is een dag later overleden.
Op basis van de uitgelezen data van de airbagmodule en de snelheidsanalyse, stelt de rechtbank stelt vast dat de verdachte drie seconden voor het ongeval 100 kilometer per uur reed. Bij een snelheid van 113 kilometer per uur trapte hij het gaspedaal volledig in, waarna hij één seconde voor het ongeval 120 kilometer per uur reed. Hierna zette de verdachte een stevige remming in, waarna hij uiteindelijk met een snelheid van 89 kilometer per uur tegen het voertuig van de slachtoffers botste. De bevindingen van de airbagmodule komen overeen met de door de politie berekende snelheid op basis van natuurkundige wetgeving.
Ten tijde van het ongeval verkeerde de verdachte onder invloed van alcohol. Het resultaat van het bij de verdachte verrichte ademanalyse-onderzoek was 335 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, terwijl maximaal 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht in het verkeer is toegestaan.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is veroorzaakt. Dit betekent dat er een tweeledig causaal verband moet worden vastgesteld: ten eerste dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van het gedrag van de verdachte en ten tweede dat als gevolg van dat ongeval een ander op voornoemde wijze is getroffen.
Causaliteit
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een causaal verband tussen het rijgedrag van de verdachte en het ongeval. De verdachte heeft binnen de bebouwde kom de maximumsnelheid zeer fors overschreden en is ter hoogte van de kruising met de Arcadialaan tegen de Opel Agila aangereden. Het moment dat [slachtoffer 1] besloot om op te trekken was daarvoor geschikt: de weg was vrij en zij kon ervan uitgaan dat elk naderend voertuig - als de snelheid daarvan ten hoogste 50 kilometer per uur was - pas na de oversteek zou aankomen. Uit het vermijdbaarheidsonderzoek blijkt dat de botsing niet had plaatsgevonden als de verdachte zich aan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid had gehouden.
Op basis van de schouwverslagen stelt de rechtbank vast dat beide vrouwen als gevolg van de aanrijding op niet natuurlijke wijze zijn komen te overlijden.
Mate van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door de verdachte. Een lichtere mate van schuld is niet voldoende. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In geval van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal daarom allereerst moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelictenheeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval a) de verkeersregels heeft geschonden, b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid onder g, WVW, uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. In dit verband overweegt de rechtbank dat de verdachte de maximumsnelheid zeer aanzienlijk heeft overschreden door 120 kilometer per uur te rijden op een weg waar 50 kilometer per uur de maximum toegestane snelheid was. De rechtbank acht hierbij van belang dat de verdachte over een relatief korte afstand van 223 meter, vanuit stilstand zijn snelheid naar deze niet toegestane en onverantwoord hoge snelheid heeft verhoogd. Hij heeft dit gedaan terwijl hij met een flauwe bocht in de weg een woonwijk in reed. Bovendien was het ten tijde van het verkeersongeval donker en het zicht daardoor beperkt, terwijl het zicht mede werd belemmerd door de rechts van de Vondelstraat staande bomen. Het verkeersplein Kooimeer, met een kruisend fietspad, noch de Vondelstraat zijn op een dergelijke acceleratie ingericht. Daarbij bleef de verdachte zijn snelheid verhogen tot kort voor het ongeval, wetende dat hij een kruising zou naderen, waarbij hij twee seconden voor het ongeval het gaspedaal nog volledig heeft ingedrukt.
Bovendien reed de verdachte onder invloed van - grofweg - anderhalf maal de toegestane hoeveelheid alcohol. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol een negatieve invloed heeft op het beoordelingsvermogen en de reactiesnelheid.
Dit tezamen genomen rechtvaardigt het oordeel dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als ook op het in ernstige mate schenden van die regels. De verdachte heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid zeer fors overschreden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een zo veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Daarbij betrekt de rechtbank het gegeven dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en er bewust van was dat hij binnen de bebouwde kom te hard reed. Daarnaast is de verdachte bewust onder invloed van alcohol in de auto gestapt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door veel te hard, onder invloed van alcohol, te rijden zoals de verdachte heeft gedaan. Dat die zeer gevaarlijke situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte het verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gekomen.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, kunnen worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid. Nu als gevolg van dit verkeersongeval [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gekomen, acht de rechtbank het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.