ECLI:NL:RBNHO:2024:640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
10766339 \ AO VERZ 23-127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer door de Gemeente [gemeente 1]. De werknemer, [verzoeker], was in dienst bij de gemeente en werd op 12 oktober 2023 ontslagen. De werkgever stelde dat het ontslag rechtsgeldig was vanwege ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die betrokken was bij het indienen van WOO-verzoeken via zijn bedrijf AppjectWOZ. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag onverwijld was gegeven en dat er sprake was van dringende redenen, waardoor het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De verzoeken van de werknemer om vernietiging van het ontslag, doorbetaling van loon en transitievergoeding werden afgewezen. Het tegenverzoek van de werkgever om de werknemer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding werd toegewezen. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer verantwoordelijk was voor de handelingen van zijn bedrijf en dat zijn gedragingen het vertrouwen van de werkgever ernstig hadden geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10766339 \ AO VERZ 23-127
Uitspraakdatum: 10 januari 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats 1]
verzoekende partij in het verzoek
verwerende partij in het tegenverzoek
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente [gemeente 1]
gevestigd te [plaats 2]
verwerende partij in het verzoek
verzoekende partij in het tegenverzoek
verder te noemen: Gemeente [gemeente 1]
gemachtigde: mr. M.P.W. Steuten
De zaak in het kort
De werkgever heeft de werknemer op staande voet ontslagen. De kantonrechter is met de werkgever van oordeel dat het ontslag rechtsgeldig is. De verzoeken van de werknemer om (onder meer) vernietiging van het ontslag op staande voet, of een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding, worden daarom afgewezen. De verzochte transitievergoeding treft hetzelfde lot, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Het verzoek tot veroordeling van de werkgever tot betaling van ‘
diverse schadevergoedingen op grond van onrechtmatige daad’ wordt afgewezen, omdat de werknemer niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Het tegenverzoek van de werkgever, om de werknemer te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding, wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, primair om onder meer een ontslag te vernietigen, en subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Daarnaast verzoekt [verzoeker] om ‘diverse schadevergoedingen op grond van onrechtmatige daad’. Gemeente [gemeente 1] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 14 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Daarbij is [verzoeker] zelf niet verschenen. Namens hem is [gemachtigde] verschenen. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Vóór de zitting hebben partijen bij brieven van 23 november 2023, 5 december 2023 en 13 december 2023 nog stukken toegezonden. Op 13 december 2023 heeft [verzoeker] zijn verzoek vermeerderd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1975, is op 5 december 2022 in dienst getreden bij Gemeente [gemeente 1] in de functie van Medewerker Contact Center op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 5 juni 2023. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is verlengd tot 4 december 2023. Laatstelijk genoot [verzoeker] een salaris van € 2.865,78 bruto per maand exclusief 17,05% IKB. De bepalingen van de cao Gemeenten en het Personeelshandboek (waaronder de gedragscode integriteit) van Gemeente [gemeente 1] zijn van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
2.2.
Op 30 juni 2023 is de besloten vennootschap Agricola Holding B.V. (hierna: Agricola) opgericht. In de basisregistratie van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat [verzoeker] enig aandeelhouder en bestuurder is van Agricola.
2.3.
Op 30 juni 2023 is ook de besloten vennootschap AppjectWOZ B.V. (hierna: AppjectWOZ) opgericht. De basisregistratie van de Kamer van Koophandel van AppjectWOZ vermeldt dat Agricola enig aandeelhouder en bestuurder van AppjectWOZ is en dat AppjectWOZ een rechtskundig adviesbureau exploiteert.
2.4.
In september en oktober 2023 hebben tientallen gemeenten in Nederland een herinneringse-mail ontvangen, ondertekend door AppjectWOZ, waarin wordt verwezen naar twee verzoeken op grond van de Wet Open Overheid (hierna: Woo) zoals die op 1 juni 2023 zouden zijn ingediend. De e-mail vermeldt onder meer: ‘
Wij ontvingen geen ontvangstbevestiging van ons WOO-Verzoeken ondanks dat ons team het in de brievenbus hebben gedaan waardoor wij weten dat het wel is aangekomen. (…) Hierbij nogmaals per email de verzoekschriften waar wij een officieel besluiten op afwachten.’Aan die verzoeken is door AppjectWOZ vervolgens in een latere e-mail een ingebrekestelling gekoppeld. AppjectWOZ schrijft: ‘
Daarnaast een gebrekestelling voor beide verzoeken gezien de termijn is verstreken.’In de concretisering en aanvulling door AppjectWOZ van deze verzoeken wordt op voorhand om betaling van proceskosten gevraagd. De betreffende gemeenten ontkennen allen op (of omstreeks) 1 juni 2023 een Woo-verzoek van AppjectWOZ te hebben ontvangen.
2.5.
Voornoemde herinneringsbrieven hebben in september en oktober 2023 tot veel ophef geleid op het VNG-forum (Vereniging van Nederlandse Gemeenten).
2.6.
Bij e-mail van 10 oktober 2023 heeft [betrokkene 1] , senior juridisch adviseur van Gemeente [gemeente 1] , aan [betrokkene 2] , clustermanager (hierna: [betrokkene 2] ), geschreven: ‘(…)
Nav een omvangrijk Woo-verzoek wat in het hele land bij diverse gemeenten is ingediend, werd ik vandaag door een collega uit [gemeente 2] benaderd. Het Woo-verzoek riekt naar misbruik, en werd ingediend door een bedrijf. Enige zoektocht leidde naar een ander bedrijf met vermelding van een naam. Als je die naam op Linkedin opzoekt, krijg je een persoon die aangeeft in dienst te zijn bij onze gemeente als medewerker publiekszaken. Zijn naam is [verzoeker] . Hebben wij zo iemand in dienst bij het KCC?
2.7.
Op 12 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden. Hiervan is een gespreksverslag gemaakt, waarin onder meer staat:
‘(…)Ben je bekend met het bedrijf Agricola?
(…) Ja. Daar ben ik formeel de oprichter van
Wat doet dit bedrijf?
De holding zelf doet niets, dat is alleen de onderliggende BV AppjectWOZ BV. Gericht op het indienen van bezwaren WOZ. Dit bedrijf is een juridisch adviesbureau gericht op bezwaren WOZ. De holding is de oprichter van de BV
(…) Ben formeel de oprichter maar hou mij niet bezig met de bedrijfsvoering. Mijn echtgenote en ik hebben ervoor gekozen dat ik als oprichter van de holding te boek sta omdat mijn echtgenote nog andere zakelijke verwikkelingen had.
(…)
Waarom heb je jouw bedrijven niet als nevenwerkzaamheden gemeld?
(…) Volgens mij is het geen nevenactiviteit omdat ik mij niet bezig hou met de bedrijfsvoering.
(…)
Via het bedrijf AppjectWOZ bij tientallen gemeenten dezelfde WOO-verzoeken, brieven gedateerd 1 juni 2023, hebt ingediend? Daarbij werd gerefereerd aan een eerder ingediend verzoek, die bleven niet te bestaan.
Ik hou mij niet met de bedrijfsvoering bezig. Mevrouw [gemachtigde] is mijn echtgenote. Zij is door mijn bedrijf ingehuurd.
(…)
Wij hebben geconstateerd dat jouw bedrijf omvangrijke WOO-verzoeken doet met een vage formulering. WOO-verzoeken die op 1 juni 2023 gedateerd zijn, zijn pas in september door de gemeenten ontvangen. Wat kan er de oorzaak van zijn dat géén van de door AppjectWOZ BV aangeschreven gemeenten de WOO-verzoeken heeft ontvangen op of rond 1 juni 2023?
Daar moet ik het antwoord schuldig blijven.
(…) Ik kan niet verklaren waarom het WOO-verzoek al op 1 juni is gedateerd terwijl het bedrijf op 30 juni 2023 is geregistreerd bij de KvK. (…)
De verzoeken worden getekend met AppjectWOZ BV. Waarom staan er onder de verzoeken geen naam van een persoon? (…)
Dat moet ik mijn echtgenote vragen maar ik denk dat het is omdat het een rechtspersoon is.
(…) Overigens, er werken geen andere mensen bij AppjectWOZ BV.
Wij begrijpen van andere gemeenten dat er op voorhand bij de nadere concretisering van het verzoek al een vergoeding om proceskosten wordt gevraagd. Dit duidt op misbruik van recht.
Mijn echtgenote heeft bij mij aangegeven dat er verzoeken binnen kwamen om het WOO-verzoek te concretiseren en mijn echtgenote heeft aangegeven bij mij dat zij de WOO-verzoeken concreet genoeg vond.
Op 2 oktober 2023 ontvangt in ieder geval één gemeente een e-mail met een ingebrekestelling met betrekking tot de WOO-verzoeken gedateerd 1 juni 2023 en bij welke e-mail waarbij weer twee nieuwe WOO-verzoeken zijn gevoegd.
Nee, ik kan hier geen verklaring voor geven. Ik weet dat het speelt. Ik weet dat die WOO verzoeken zijn ingediend. Ik heb ze niet inhoudelijk gezien. Wist ook niet dat door AppjectWOZ is gesteld de WOO-verzoeken op 1 juni 2023 in de brievenbus van de tientallen gemeenten is gedaan.
Het lijkt erop dat de WOO-verzoeken zijn ingediend met een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie. Wat heb je daarop te zeggen?
De stelling dat er sprake zou zijn van misbruik van recht irt het WOO-verzoek vind ik een boute stelling en onderschrijf ik niet. De WOO-verzoeken zijn niet met een ander doel ingediend dat het verkrijgen van informatie.
De zojuist besproken WOO-verzoeken aan vele gemeenten sturen is gedrag dat niet bij een ambtenaar van de gemeente [gemeente 1] past. In dit verband wijzen we je ook op artikel 6 van de Ambtenarenwet, je dient je te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Bij de ambtseed heb je verklaard dat je niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden. Bovendien is het aanzien van de gemeente [gemeente 1] geschaad, we zijn door een externe gewezen op de relatie van de WOO-verzoeken met een van onze werknemers. Voorts heb jij in strijd met de regels die daarvoor gelden je nevenwerkzaamheden dan wel betrokkenheid bij het bedrijf AppjectWOZ en Agricola niet gemeld.
Ik realiseerde mij niet dat ik de nevenwerkzaamheden zou moeten opgeven omdat ik mij niet bezig houdt met de bedrijfsvoering en ik ben van mening dat het mijn uitoefening van mijn ambt niet schaadt.
(…)
Doel van het bedrijf is burgers helpen met het doen van WOZ verzoeken. De WOO verzoeken zijn om opheldering te verkrijgen over facetten om tot WOZ-besluiten te komen.
Wat is het verdienmodel van Appject WOZ BV?
Als een bezwaar gegrond wordt verklaard krijg je een proceskostenveroordeling en dat is de bron van inkomsten van Appject WOZ BV.
Ik weet in grote lijnen waar mijn vrouw zich mee bezig houdt. Maar ik weet niet wat er in de brieven staat die Appject WOZ BV verstuurt. Formeel gezien is de BV die de bedrijfsactiviteiten uitvoert. (…)
Ik ben zelf niet verantwoordelijk. (…)
Voor zover ik weet heb ik integer gehandeld. En wat ik van de activiteiten van mijn vrouw weet, zij ook. Het heeft zeker geen invloed op mijn werk hier.
We gaan ons even beraden.
Na 15 minuten wordt het gesprek voortgezet.
Jouw gedragingen hebben ons vertrouwen in jou ernstig geschaad. Jouw gedragingen zijn voor ons onacceptabel.
De gedragingen betreffen:
  • Het versturen van ruim en vaag geformuleerde WOO-verzoeken naar tientallen gemeenten vanuit een BV met als enig aandeelhouder Agricola BV waarvan jij vervolgens enig aandeelhouder bent, m.a.w. je bent verantwoordelijk voor de activiteiten die binnen de holding worden ontplooid.
  • Het geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de persoon die het WOO-verzoek heeft verstuurd namens AppjectWOZ BV.
  • Waarbij het onmogelijk is dat één werknemer van AppjectWOZ BV de op deze manier verkregen informatie kan verwerken.
  • De werklast die deze WOO-verzoeken bij tientallen gemeenten oplevert.
  • Het geen duidelijkheid kunnen geven over de omstandigheid dat deze WOO-verzoeken op of rond 1 juni 2023 in de brievenbus van de betreffende gemeenten zouden zijn gedeponeerd, hetgeen, gezien de vele tientallen gemeenten die het betreft, verspreid over Nederland en nu gemeenten aangeven het verzoek gedateerd 1 juni 2023 eerst in september 2023 te hebben ontvangen, onaannemelijk voorkomt en valsheid in geschrifte oplevert.
  • Het onder druk zetten van een of meerdere gemeente(n) door het versturen van een ingebrekestelling door AppjectWOZ BV.
  • Het niet open en transparant zijn in de ondertekening van brieven naar andere gemeenten door AppjectWOZ BV.
  • Het niet melden van nevenwerkzaamheden dan wel het hebben van een bedrijf.
  • Het geen antwoord kunnen geven op vragen terwijl hij als enig aandeelhouder/directeur wel verantwoordelijk is.
  • Je neemt geen verantwoordelijkheid door aan te geven dat het handelen is toe te rekenen aan de BV en het jou, met andere woorden, niet raakt.
  • Het schaden van het aanzien van gemeente [gemeente 1] .
Dit zijn geen gedragingen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Al deze gedragingen los van elkaar en gecombineerd leiden tot ontslag op staande voet. We hebben je in dit gesprek de gelegenheid gegeven jouw zienswijze te geven. Dit heeft niet tot een ander oordeel geleid.
Hetgeen we besproken hebben leidt tot ontslag op staande voet, met onmiddellijke ingang. (…) We delen je dit nu mondeling mee. Je krijgt z.s.m. een schriftelijke bevestiging (…).
[verzoeker] heeft dit gespreksverslag ondertekend op 12 oktober 2023.
2.8.
Bij brief van 13 oktober 2023 is het ontslag op staande voet van 12 oktober 2023 schriftelijk aan [verzoeker] bevestigd.
2.9.
Bij brief van 13 oktober 2023 heeft [verzoeker] aan Gemeente [gemeente 1] geschreven dat hij het gespreksverslag onder druk heeft getekend en dat hij om die reden zijn handtekening terugtrekt.

3.Het verzoek

3.1.
Primair verzoekt [verzoeker] de kantonrechter – na vermeerdering daarvan op 13 december 2023 – om (i) het ontslag op staande voet te vernietigen, (ii) Gemeente [gemeente 1] te veroordelen tot toelating van [verzoeker] tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden, op straffe van een dwangsom en (iii) Gemeente [gemeente 1] te veroordelen tot doorbetaling van loon vanaf 12 oktober 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
3.2.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om Gemeente [gemeente 1] te veroordelen tot betaling van (i) de gefixeerde schadevergoeding (€ 3.354,40), (ii) de transitievergoeding (€ 750,44),(iii) een billijke vergoeding (€ 855.000,00) en (iv) een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten (€ 6.070,52 exclusief btw). Daarnaast verzoekt [verzoeker] een bedrag van € 1.000.000,00 aan ‘
diverse schadevergoedingen op grond van onrechtmatige daad’.
3.3.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat het niet onverwijld is gegeven en omdat een dringende reden ontbreekt. Verder stelt [verzoeker] dat hij door het handelen van Gemeente [gemeente 1] in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG) ernstige schade heeft geleden.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Gemeente [gemeente 1] verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe – kort weergegeven – aan dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven.
4.2.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt Gemeente [gemeente 1] de kantonrechter om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 5.518,52 aan gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), te vermeerderen met de rente. Hieraan legt Gemeente [gemeente 1] ten grondslag dat [verzoeker] door zijn schuld een dringende reden voor ontslag op staande voet aan Gemeente [gemeente 1] heeft gegeven.

5.De beoordeling

het verzoek
Is het ontslag op staande voet rechtsgeldig?
5.1.
[verzoeker] verzoekt primair om vernietiging van het ontslag op staande voet. Ter beantwoording ligt de vraag voor of dit ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
De onverwijldheid
5.3.
[verzoeker] stelt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, omdat er voorafgaande aan het ontslag geen sprake is geweest van een deugdelijk onderzoek en het voor [verzoeker] niet aanstonds duidelijk was welke dringende redenen aan de beëindiging van zijn dienstverband ten grondslag werden gelegd. Het gesprek op 12 oktober 2023 duurde ongeveer twee uur, zodat volgens [verzoeker] niet is voldaan aan de onverwijldheidseis. Gemeente [gemeente 1] betwist dat en voert aan dat zij [verzoeker] direct na het gesprek op 12 oktober 2023 heeft geïnformeerd over het ontslag op staande voet en de dringende redenen daartoe. Daarmee is volgens Gemeente [gemeente 1] aan de onverwijldheidseisen voldaan. De kantonrechter volgt dit standpunt van Gemeente [gemeente 1] en overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Het gaat er in het kader van de onverwijldheidseis van artikel 7:677 lid 1 BW om dat de werkgever na het ontdekken van de als dringende reden kwalificerende handeling onverwijld handelt en zo spoedig mogelijk ontslag verleent. Mits met de nodige voortvarendheid wordt gehandeld is er gelegenheid voor het instellen van een onderzoek, het horen van de werknemer, voor intern overleg en voor het inwinnen van (juridisch) advies. [1] Gelet op de verstrekkende gevolgen van het ontslag op staande voet voor de werknemer getuigt dit zelfs van zorgvuldigheid.
5.5.
Gemeente [gemeente 1] heeft naar het oordeel van de kantonrechter voortvarend gehandeld door, na de ontdekking van de als dringende reden kwalificerende handelingen, [verzoeker] op 12 oktober 2023 in de gelegenheid te stellen om te reageren op de constateringen van Gemeente [gemeente 1] . Na een onderbreking van het gesprek van ongeveer 15 minuten voor een periode van beraad, heeft Gemeente [gemeente 1] [verzoeker] op staande voet ontslagen onder directe mededeling van de dringende redenen. Dit blijkt ook uit het gespreksverslag. Dat dit verslag door [verzoeker] onder druk zou zijn getekend, heeft hij – ondanks de betwisting door Gemeente [gemeente 1] – niet aannemelijk gemaakt, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de inhoud van dat verslag. Dat Gemeente [gemeente 1] , zoals [verzoeker] stelt, vóór het ontslag op staande voet een uitgebreider onderzoek had moeten verrichten dan zij heeft gedaan, volgt de kantonrechter niet. Nadat [verzoeker] op 12 oktober 2023 antwoord had gegeven op de vragen van Gemeente [gemeente 1] , stonden de gedragingen die aan het ontslag ten grondslag liggen voor Gemeente [gemeente 1] in voldoende mate vast, zodat van haar geen nader onderzoek hoefde te worden verwacht. Het ontslag is dus onverwijld verleend.
Dringende reden
5.6.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.7.
Gemeente [gemeente 1] heeft elf gedragingen opgesomd (zie onder 2.7), die haar vertrouwen in [verzoeker] dusdanig ernstig hebben geschaad en onacceptabel zijn, dat volgens Gemeente [gemeente 1] sprake is van een dringende reden voor ontslag. Volgens Gemeente [gemeente 1] zijn dit geen gedragingen zoals een goed ambtenaar betaamt.
5.8.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een dringende reden. Daartoe
voert hij (kort gezegd) aan dat (i) de gedragingen van de rechtspersoon niet aan [verzoeker] als natuurlijke persoon kunnen worden tegengeworpen, (ii) [verzoeker] en AppjectWOZ niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden omtrent de eerste twee Woo-verzoeken, (iii) voor zover proceskosten worden gevraagd dat door toedoen van de betreffende gemeenten zal zijn, (iv) [verzoeker] weliswaar de oprichter van Agricola is, maar dat hij zich niet bezig houdt met de bedrijfsvoering en (v) de betrokkenheid van [verzoeker] bij AppjectWOZ een goede functievervulling bij Gemeente [gemeente 1] niet in de weg staat, zodat van een meldplicht daarom geen sprake is.
5.9.
De kantonrechter is met Gemeente [gemeente 1] van oordeel dat de opgesomde
gedragingen in onderling verband beschouwd een dringende reden voor ontslag op staande voet vormen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.10.
Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] als aandeelhouder en (middellijk) bestuurder verantwoordelijk is voor het handelen van AppjectWOZ. Dat de bedrijfsvoering feitelijk niet in zijn handen zou liggen zoals [verzoeker] stelt, kan Gemeente [gemeente 1] niet worden tegengeworpen. In dit kader zijn de bij inschrijving bij de Kamer van Koophandel opgegeven en vervolgens voor een ieder toegankelijke gegevens leidend. Voor zover al juist zou zijn dat deze gegevens niet overeenkomen met de statuten van de B.V., zoals namens [verzoeker] (zonder onderbouwing) op de zitting is gesteld, komt dit voor rekening en risico van [verzoeker] . [verzoeker] is verantwoordelijk voor de besloten vennootschap en kan daarom worden aangesproken op het handelen van het bedrijf.
5.11.
Het is op zichzelf juist, zoals [verzoeker] stelt, dat het eenieder in beginsel vrijstaat om een Woo-verzoek in te dienen bij de gemeente. De manier waarop dit echter door AppjectWOZ is gedaan, is (uiteraard) niet de bedoeling. Dat legt de kantonrechter als volgt uit.
5.12.
AppjectWOZ heeft eind september 2023 herinneringse-mails naar diverse gemeenten verstuurd, waarin wordt verwezen naar twee Woo-verzoeken die op 1 juni 2023 zouden zijn ingediend. Vervolgens heeft AppjectWOZ begin oktober 2023 aanspraak gemaakt op een termijn, de gemeenten in gebreke gesteld en op voorhand om proceskosten verzocht. Uit door Gemeente [gemeente 1] overgelegde berichten van het VNG-forum blijkt dat de betreffende gemeenten ontkennen op (of omstreeks) 1 juni 2023 een Woo-verzoek van AppjectWOZ te hebben ontvangen. Het is gelet op de geografische spreiding van de verschillende gemeenten over het hele land naar het oordeel van de kantonrechter onaannemelijk dat de verzoeken op 1 juni 2023 door AppjectWOZ ‘
in de brievenbus’ zijn gedaan, zoals AppjectWOZ in haar brieven schrijft. Dat dit (mogelijk) is gedaan door vrijwilligers van AppjectWOZ, zoals namens [verzoeker] op de zitting nog is gesteld, volgt de kantonrechter niet. Nog daargelaten dat eerder door [verzoeker] juist het standpunt is ingenomen dat er, naast zijn echtgenote, niemand bij AppjectWOZ werkzaam is, heeft [verzoeker] deze stelling ook geenszins onderbouwd. Ook is niet gebleken dat de verzoeken op 1 juni 2023 op een andere wijze zijn verzonden. Sterker nog, op de zitting is namens [verzoeker] eerst het standpunt ingenomen dat de verzoeken naar meer dan 100 gemeenten zijn verstuurd, even later is gezegd dat helemaal geen verzoeken door AppjectWOZ zijn verstuurd, althans dat niet kan worden vastgesteld wat zich heeft afgespeeld op 1 juni 2023. Door deze tegenstrijdige stellingen is onnavolgbaar wat nu precies het standpunt van [verzoeker] is op dit punt. Die onduidelijkheid komt voor zijn rekening en risico. Dit heeft tot gevolg dat [verzoeker] het standpunt van Gemeente [gemeente 1] , dat de gemeenten geen Woo-verzoeken hebben ontvangen op 1 juni 2023, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Daarom houdt de kantonrechter het ervoor dat dergelijke verzoeken niet zijn verstuurd. Dit betekent dat in de herinneringse-mails is verwezen naar niet-bestaande Woo-verzoeken. Dat levert valsheid in geschrifte op.
5.13.
Voornoemde handelswijze heeft tot een hoop commotie in gemeenteland geleid. Dit blijkt uit de vele berichten op het VNG-forum hierover. De kantonrechter begrijpt dat Gemeente [gemeente 1] schrok toen bij haar bekend werd dat een van haar werknemers, [verzoeker] , hier mogelijk iets mee te maken had. Ook kan de kantonrechter Gemeente [gemeente 1] volgen in haar stelling dat, mede door het gebrek aan transparantie van [verzoeker] over de gehele gang van zaken en het niet nemen van verantwoordelijkheid, zij het vertrouwen in [verzoeker] is verloren. Tijdens het gesprek op 12 oktober 2023 gaf [verzoeker] immers geen duidelijkheid over de Woo-verzoeken en zijn nevenwerkzaamheden. [verzoeker] ontkende zijn betrokkenheid hierbij en legde de verantwoordelijkheid in feite bij zijn echtgenote neer, op wie die de bedrijfsvoering van AppjectWOZ volgens hem rust.
5.14.
Dergelijk handelen valt [verzoeker] temeer aan te rekenen, omdat aan [verzoeker] als ambtenaar bij Gemeente [gemeente 1] , hoge integriteitseisen (mogen) worden gesteld. Daartoe heeft hij ook een ambtseed afgelegd. Daarbij komt dat [verzoeker] als medewerker van het klantcontactcentrum het eerste aanspreekpunt was voor inwoners van Gemeente [gemeente 1] , waartoe hij inzage had in vertrouwelijke informatie, aldus [betrokkene 2] op de zitting. Het belang van betrouwbaarheid en integriteit had duidelijk moeten zijn voor [verzoeker] . Niet alleen vanwege de afgelegde ambtseed, maar ook gelet op de toepasselijke gedragscode.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat dit alles tezamen een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De conclusie is dan ook dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Geen vernietiging van het ontslag
5.16.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.17.
Het voorgaande betekent dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd op 12 oktober 2023, zodat ook de verzoeken tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling worden afgewezen.
Billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding
5.18.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] onder meer om veroordeling van Gemeente [gemeente 1] tot betaling van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. Hieraan legt [verzoeker] ook ten grondslag dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Hiervoor is echter al geoordeeld dat het ontslag wel rechtsgeldig is, zodat ook deze verzoeken voor afwijzing gereed liggen.
Transitievergoeding
5.19.
Ook verzoekt [verzoeker] om veroordeling van Gemeente [gemeente 1] tot betaling van de transitievergoeding. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Gemeente [gemeente 1] heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd.
5.20.
De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. [verzoeker] heeft echter niet onderbouwd dat hiervan in dit geval geen sprake zou zijn, terwijl de omstandigheden die hebben geleid tot het ontslag op staande voet maken dat hier naar het oordeel van de kantonrechter (ook) sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. [verzoeker] heeft daarom ook geen recht op de transitievergoeding. Dit verzoek wordt afgewezen.
’Diverse schadevergoedingen op grond van onrechtmatige daad’
5.21.
Ten slotte heeft [verzoeker] verzocht om veroordeling van Gemeente [gemeente 1] tot betaling van ‘diverse schadevergoedingen op grond van onrechtmatige daad’. Volgens [verzoeker] heeft Gemeente [gemeente 1] zich schuldig gemaakt aan het schenden van de AVG. Ondanks het verweer hiertegen van Gemeente [gemeente 1] heeft [verzoeker] op geen enkele manier duidelijk gemaakt waaruit die schendingen van Gemeente [gemeente 1] zouden bestaan. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] hiermee niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat ook dit verzoek wordt afgewezen.
5.22.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
5.23.
Gemeente [gemeente 1] verzoekt om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW. Dat artikel bepaalt dat een partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen schadeplichtig is, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. [verzoeker] heeft zowel de verschuldigdheid van deze vergoeding als de hoogte van het verzochte bedrag, niet weersproken. Daarom zal deze vergoeding worden toegewezen zoals verzocht. De wettelijke rente over deze gefixeerde schadevergoeding is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toewijsbaar vanaf 12 oktober 2023.
5.24.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met het verzoek, zullen deze kosten op nihil worden vastgesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzoeken af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Gemeente [gemeente 1] tot en met vandaag vaststelt op € 793,00 aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
het tegenverzoek
6.4.
veroordeelt [verzoeker] om aan Gemeente [gemeente 1] een bedrag van € 5.518,52 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Gemeente [gemeente 1] in de zaak van het tegenverzoek tot en met vandaag vaststelt op nihil;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op 10 januari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 4 november 1983, NJ 1984/187.