ECLI:NL:RBNHO:2024:6345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
10789105 CV EXPL 23-7309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen wegens gebrek aan onderbouwing en onrechtmatige daad in aandelenoverdracht en beëindiging onderneming

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden], bestaande uit [gedaagde 1] en [gedaagde 2] B.V. [eiser] vorderde een schadevergoeding van € 20.000 en € 2.500, stellende dat [gedaagden] wanprestatie hebben gepleegd door de verplichting om aandelen in Taste B.V. te leveren niet na te komen en door de onderneming van Taste B.V. te beëindigen. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] zijn vorderingen onvoldoende had onderbouwd. Hij kon niet aantonen dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen voor de aandelen en dat hij recht had op de schadevergoeding. Bovendien was het niet [eiser], maar zijn echtgenote die de aandelen in Taste B.V. bezat, waardoor de vordering niet op hem van toepassing was.

De procedure begon met een dagvaarding op 17 oktober 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 juni 2024. De feiten wezen uit dat [gedaagde 1] de enige aandeelhouder en bestuurder was van [gedaagde 2], die op haar beurt de aandelen in Taste B.V. had geleverd aan de echtgenote van [eiser]. De onderneming Taste B.V. had financiële problemen, mede door de coronamaatregelen, en werd uiteindelijk ontbonden. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een tekortkoming of onrechtmatige daad jegens [eiser], en wees de vorderingen af. Tevens werd [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld, aangezien [gedaagden] geen kosten hadden gemaakt voor juridische bijstand.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10789105 \ CV EXPL 23-7309
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A.J. Engelsma,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats 2],
2.
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2], tezamen [gedaagden]
[gedaagde 1] procederend in persoon en als bestuurder van [gedaagde 2].
De zaak in het kort
[eiser] zegt dat [gedaagden] een onrechtmatige daad of wanprestatie tegen hem heeft gepleegd door de verplichting aandelen in Taste B.V. te leveren niet na te komen en door de onderneming van Taste B.V. te beëindigen. Volgens [eiser] hebben [gedaagden] door zo te handelen aan hem de mogelijkheid ontnomen om de investering van € 20.000 die hij in Taste B.V. heeft gedaan terug te verdienen. De kantonrechter wijst de vorderingen af omdat [eiser] deze niet voldoende heeft onderbouwd en omdat niet [eiser] maar zijn echtgenote houder was van de aandelen in Taste B.V. waarop het bedrag van € 20.000 als agio is gestort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 oktober 2023 met vier producties
- het mondelinge antwoord van [gedaagden] van 1 november 2023
- het vonnis van 20 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte met producties 5 en 6 van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is 100% aandeelhouder en enig bestuurder van [gedaagde 2]. [gedaagde 2] heeft in 2019 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Taste B.V. (verder: Taste) opgericht. [gedaagde 2] was enig aandeelhouder en bestuurder van Taste. Taste dreef een restaurant.
2.2.
Het huurcontract van het pand waarin het restaurant werd gedreven stond op naam van [gedaagde 2] die de ruimte op haar beurt ter beschikking stelde aan Taste.
2.3.
In 2021 liep het door Taste gedreven restaurant – ook door de coronamaatregelen – niet goed. [eiser] heeft toen met [gedaagde 1] gesproken over het doen van een investering van € 20.000.
2.4.
Bij notariële akte van 3 augustus 2021 heeft [gedaagde 2] vier aandelen in Taste geleverd aan de echtgenote van [eiser], [betrokkene 1]. Daarmee hield [betrokkene 1] 40% van de aandelen in Taste. Bij deze koop is ook € 20.000 overgemaakt, welk bedrag in de jaarrekening van Taste is verwerkt als agio op de aandelen.
2.5.
Vervolgens zijn partijen in gesprek geraakt over overname van de resterende door [gedaagde 2] gehouden aandelen in Taste. In dat kader heeft [eiser] Amson & Kolhoff Notarissen (verder: de notaris) benaderd. Met een e-mail van 27 oktober 2021 heeft [eiser] de notaris - met kopie aan [gedaagde 1] - meegedeeld dat de wijziging van eigendom en bestuur niet op het niveau van Taste zal plaatsvinden:
Taste B.V. will be 100% owned by [gedaagde 2] B.V. and [gedaagde 2] will be 50% held by (…) [betrokkene 1] and 50% by Mrs. [betrokkene 2] (…).The directors will be jointly authorized by (the new shareholders) Mrs. [betrokkene 1] and Mrs. [betrokkene 2].
2.6.
Met een e-mail van 31 oktober 2021 heeft [eiser] de notaris - met kopie aan [gedaagde 1] - meegedeeld dat de aandelenoverdracht van Taste en [gedaagde 2] “on hold” was gezet.
2.7.
In deze periode is de huursituatie gewijzigd. [gedaagde 2] was niet langer de huurder van het pand waarin Taste tot dan toe het restaurant dreef. De bedrijfsleider van het restaurant is het pand zelf gaan huren van de verhuurder. [gedaagde 2] heeft de inventaris van het restaurant aan deze derde verkocht.
2.8.
Op 24 februari 2022 heeft [gedaagde 1] in het handelsregister laten inschrijven dat Taste ontbonden is en bij gebrek aan baten is opgehouden te bestaan.
2.9.
[betrokkene 1] heeft hier bezwaar tegen ingediend. Op 28 juni 2022 heeft de Kamer van Koophandel dit bezwaar gegrond verklaard, onder meer omdat uit de door [gedaagde 1] overgelegde stukken niet blijkt van een klip en klaar genomen ontbindingsbesluit in overeenstemming met de statuten.
2.10.
Vervolgens heeft de algemene vergadering van Taste op 31 mei 2023 besloten tot liquidatie, waarna Taste is uitgeschreven uit het handelsregister.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met handelsrente;
II [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.500, te vermeerderen met handelsrente;
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als haar bestuurder en meerderheidsaandeelhouder tegen hem wanprestatie hebben gepleegd dan wel onrechtmatig hebben gehandeld door de verkoop van (het restant van) de aandelen in Taste niet na te komen. Ook hebben zij wanprestatie gepleegd, dan wel onrechtmatig gehandeld door vervolgens de onderneming van Taste te staken en de inboedel en het huurrecht aan een derde over te dragen. Deze gedragingen zijn aan te merken als onbehoorlijk bestuur en hebben het onmogelijk gemaakt om de investering van € 20.000 terug te verdienen. [eiser] vordert vergoeding van dit bedrag en de overige schade welke hij op € 2.500 begroot.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. Zij vragen de vorderingen van [eiser] af te wijzen en brengen het volgende naar voren. Het restaurant is door corona vrijwel failliet gegaan. Omdat Taste en daardoor ook [gedaagde 2] geen huur meer kon betalen heeft de rechtbank de huurovereenkomst ontbonden. Daarmee had het restaurant van Taste geen plek meer zodat de bedrijfsvoering moest worden gestaakt. Dit is een risico dat een aandeelhouder loopt. Er was geen sprake van een geldlening die achteraf kan worden teruggevorderd. [gedaagden] betwisten verder dat er afspraken tot stand zijn gekomen over een nieuwe verkoop van aandelen. Van een tekortkoming in de nakoming van die afspraken kan dan ook geen sprake zijn, aldus [gedaagden].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Geen tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst
4.1.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen waarmee [gedaagde 2] zich heeft verbonden om haar aandelen in Taste te verkopen of waarmee [gedaagde 1] zich heeft verbonden zijn aandelen in [gedaagde 2] te verkopen. [eiser] overlegt in dit kader weliswaar een door de notaris opgestelde (concept)akte voor de overdracht van aandelen maar die akte ziet op de eerdere verkoop van vier aandelen in Taste aan [betrokkene 1]. Deze levering heeft in 2021 daadwerkelijk plaatsgevonden. Uit de door [eiser] overgelegde mailcorrespondentie met de notaris blijkt ook niet van definitieve overeenstemming tussen partijen over een nieuwe aandelenoverdracht. Daaruit komt juist naar voren dat er een discussie is over de vorm van een eventuele transactie, waarbij [eiser] zelf aan de notaris meedeelt dat de verkoop “on hold” moet worden gezet. Omdat niet gebleken is van een definitieve overeenstemming over verkoop van aandelen, zijn [gedaagden] niet tekort geschoten in de nakoming daarvan. Bij gebreke van overeenstemming over de verkoop heeft [eiser] ook zijn stelling dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld door de aandelen niet over te dragen onvoldoende onderbouwd. Noch uit de statuten, noch anderszins volgt een verplichting voor [gedaagden] aandelen over te dragen.
Stoppen van de onderneming geen onrechtmatige daad tegenover [eiser]
4.2.
De kantonrechter komt verder tot het oordeel dat [gedaagden] door de onderneming van Taste te beëindigen en de inventaris te verkopen niet onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser].
4.3.
Voor een beroep op externe bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW geldt dat als een vennootschap een onrechtmatige daad pleegt, uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden kan ook de bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap aansprakelijk zijn, in dit geval [gedaagde 2] als bestuurder en aandeelhouder van Taste en [gedaagde 1] als bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde 2]. Een bestuurder moet dan wel persoonlijk een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
4.4.
Hoewel het mogelijk opmerkelijk is te noemen dat binnen een half jaar nadat [betrokkene 1] haar aandelen heeft verkregen de onderneming werd gestaakt en de inboedel werd overgedragen, brengt dit niet direct met zich dat er sprake is van onrechtmatig handelen.
4.5.
Niet in geschil is dat de onderneming van Taste, mede vanwege de coronamaatregelen, er financieel niet goed voorstond. Dat [gedaagde 2] de huurovereenkomst heeft overgedragen aan een derde, wordt door [gedaagden] betwist onder verwijzing naar de in de overgelegde financiële gegevens opgenomen achterstand in huurbetalingen van Taste aan [gedaagde 2]. [gedaagden] zeggen dat deze achterstand heeft geleid tot ontbinding van het contract. Ontbinding van de huur wegens een huurachterstand die is ontstaan uit een gebrek aan omzet zal, zonder bijkomende omstandigheden, niet kunnen worden aangemerkt als een gedraging van de bestuurder waarvan hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [eiser] heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 2] het huurcontract heeft overgedragen en waarom [gedaagden] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het einde van de huur. Dat een bestuurder in een dergelijke situatie, bij gebrek aan een ruimte om de onderneming voort te zetten, overgaat tot verkoop van de boedel is in beginsel evenmin onrechtmatig.
4.6.
Ook als het staken van de onderneming en de verkoop van de inventaris wel onrechtmatig zou zijn, dan is niet duidelijk dat deze gedragingen onrechtmatig zijn tegenover [eiser]. Niet in geschil is dat [eiser] geen lening heeft verstrekt aan Taste. Het staken van de onderneming heeft hem dan ook niet belemmerd in het verhaal van een vordering uit geldlening. [eiser] heeft niet betwist dat de betaling van € 20.000 een agiostorting op de door [betrokkene 1] gekochte aandelen was, zoals opgenomen in de jaarrekening van Taste. Een eventuele vordering ter zake van het onrechtmatig onmogelijk maken tot het terugkrijgen van gestort agio, zou daarom aan [betrokkene 1] toekomen en niet aan [eiser]. [eiser] is een investeerder die een aandeelhouder ([betrokkene 1]) van geld heeft voorzien. Voor zover [eiser] meent dezelfde rechten te hebben als een aandeelhouder heeft hij hiervoor onvoldoende gesteld of onderbouwd of duidelijk gemaakt welke rechten dit precies zouden moeten zijn.
Vordering van € 2.500 is niet onderbouwd
4.7.
Omdat de vordering van [eiser] van € 2.500,00 niet nader onderbouwd of gespecifieerd is, wordt deze afgewezen.
Conclusie
4.8.
Gezien het voorgaande is de conclusie dat van een tekortkoming of van onrechtmatig handelen jegens [eiser] geen sprake is geweest zodat geen verplichting bestaat om schade te vergoeden. De vorderingen van [eiser] worden dan ook afgewezen.
4.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagden] niet werden bijgestaan door een professioneel gemachtigde en geen kosten hebben gesteld, worden die kosten begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.