ECLI:NL:RBNHO:2024:6331

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
11056403 VV EXPL 24-30
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking kort geding

In deze zaak heeft eiser, een besloten vennootschap, op 24 april 2024 gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, in kort geding gedagvaard. De zitting was gepland op 14 mei 2024 bij de kantonrechter in Alkmaar. Echter, op 10 mei 2024 heeft eiser het kort geding ingetrokken. Gedaagde heeft vervolgens op 13 mei 2024 verzocht om eiser te veroordelen in de proceskosten, waarop eiser heeft gereageerd. Gedaagde heeft in een brief van 10 mei 2024 aangegeven dat de verkeerde partij was gedagvaard, wat door eiser werd erkend in haar brief van 13 mei 2024. Ondanks de intrekking van het kort geding, heeft gedaagde aangegeven een beslissing te willen over de proceskosten, wat de kantonrechter verplichtte om hierover te oordelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser proceskosten verschuldigd is, ondanks de intrekking van de procedure, en heeft deze kosten begroot op € 291,50, inclusief nakosten. De kantonrechter heeft eiser veroordeeld tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving, met de verklaring dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11056403 \ VV EXPL 24-30 (BL)
Vonnis in kort geding van 21 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser 1].,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1],
gemachtigde: mr. H. Temel,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde 1].,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. J. de Graaf.

1.De procedure

1.1.
[eiser 1] heeft [gedaagde 1] op 24 april 2024 in kort geding gedagvaard om op 14 mei 2024 te verschijnen bij de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.2.
Op 10 mei 2024 heeft [eiser 1] het kort geding ingetrokken.
1.3.
Op 13 mei 2024 heeft [gedaagde 1] verzocht om [eiser 1] te veroordelen in de proceskosten in het kort geding. Daarop heeft [eiser 1] op 13 mei 2024 gereageerd.

2.De beoordeling

2.1.
Voorafgaand aan de intrekking van het kort geding heeft mr. De Graaf in een brief van 10 mei 2024 aan de kantonrechter bericht dat volgens [gedaagde 1]. niet zij maar [ander bedrijf] in deze kwestie de contractspartij is, zodat de verkeerde partij is gedagvaard. In haar brief van 13 mei 2024 erkent [eiser 1] dat zij het kort geding heeft ingetrokken omdat per abuis de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard.
2.2.
[eiser 1] heeft het kort geding ingetrokken voordat de zaak zou worden uitgeroepen. Na deze intrekking heeft [gedaagde 1] meegedeeld dat zij een beslissing wil over de proceskosten. Deze mededeling heeft [gedaagde 1] gedaan aan [eiser 1] en aan de kantonrechter, voor de datum waartegen zij was opgeroepen. Daardoor is de aanhangigheid van de procedure niet komen te vervallen en moet de kantonrechter beslissen over de proceskosten. Ook is [eiser 1] daardoor griffierecht verschuldigd. [1]
2.3.
Naar aanleiding van het verweer van [eiser 1] tegen een proceskostenveroordeling heeft [gedaagde 1] haar kosten gespecificeerd. Zij stelt dat mr. De Graaf de dagvaarding heeft bestudeerd, overleg met haar heeft gevoerd en op 10 mei 2024 eerdergenoemde brief aan de kantonrechter heeft gestuurd. Hieraan is tot en met 10 mei 2024 2,83 uur besteed à € 250,00 exclusief btw, aldus [gedaagde 1]. Daarbij merkt [gedaagde 1] op dat het liquidatietarief met een minimum van 0,5 punt wat haar betreft ook redelijk is.
2.4.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om [eiser 1] te veroordelen in de proceskosten van het kort geding, die worden begroot volgens de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken. [2] Omdat het kort geding is ingetrokken voordat [gedaagde 1] een proceshandeling heeft verricht, worden haar kosten begroot op de helft van het tarief dat hoort bij een eenvoudig kanton kort geding, te weten € 271,50 (€ 543,00 x 0,5) voor salaris gemachtigde. Dat mogelijk kosten gemaakt zullen worden in een toekomstige nieuwe zaak tegen de juiste rechtspersoon doet er niet aan af dat [gedaagde 1] in deze zaak kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
2.2.
[eiser 1] moet dus de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
271,50
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
291,50

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten van € 291,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 8.1 van het Landelijk Procesreglement kort gedingen rechtbanken, geldend vanaf 1 januari 2024 (te vinden op www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Kanton) en de uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2016:1078
2.Te vinden op www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/tarieven-kosten-vergoedingen/Paginas/aanbeveling-tarieven-kort-gedingen-kantonzaken-en-handelszaken-2024