ECLI:NL:RBNHO:2024:632

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
15/228200-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van een jonge vrouw in een supermarkt met seksuele handelingen

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een jonge vrouw in een supermarkt. De verdachte heeft op 8 september 2023 in de DekaMarkt te Grootebroek, gemeente Stede Broec, de aangeefster gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn lichaam tegen de borsten van de aangeefster aanliep en haar van achteren tegen de billen aanstond, terwijl hij daarbij grommende geluiden maakte en ongepaste opmerkingen maakte. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties in haar getuigenis. De verdachte was onder invloed van alcohol en had eerder die dag al ongepast gedrag vertoond. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, volledig toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/228200-23 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van wat de gemachtigd raadsman, mr. J.C. Duin, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 september 2023 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het met zijn, verdachtes lichaam aanlopen tegen de borsten van die [slachtoffer], en/of
- het van achteren tegen de billen van die [slachtoffer] aan te staan, waarbij hij, verdachte met zijn lichaam tegen die billen van die [slachtoffer] is gaan duwen en/of daarbij grommende geluiden heeft gemaakt en/of die [slachtoffer] heeft toegevoegd:"he lekker, geile kont", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte
zeer plotseling en/of onverhoeds tegen de borsten, althans het lichaam van die [slachtoffer] aanliep en/of zeer plotseling en/of onverhoeds die [slachtoffer] van achteren benaderde en/of tegen de billen van die [slachtoffer] is gaan staan en/of daarbij zijn, verdachtes lichaam tegen de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs. Subsidiair moet vrijspraak volgen, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op een aanranding. Op basis van het dossier kan namelijk onvoldoende worden vastgesteld hoe de aanranding feitelijk zou hebben plaatsgevonden. Het kan ook per ongeluk zijn gegaan, omdat de verdachte onvast ter been was en aangeefster twijfelt over hoe alles precies is gegaan.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop de verdachte haar heeft aangeraakt. Zij heeft verklaard dat een man in het middenpad van de DekaMarkt tegen haar borsten aanliep. Daarna, bij de nootjesafdeling, stond hij weer naast haar, maakte hij gromgeluiden en zei hij meerdere keren: “Hmmm, lekker”. Vervolgens kwam hij tegen haar billen aan staan en zei daarbij: “He lekker, geile kont”. In een aanvullend verhoor heeft aangeefster verklaard dat de verdachte met zijn arm/borst tegen haar borst aankwam, maar dat zij twijfelt of hij tegen haar borst en arm aanliep, of alleen tegen haar borst. Over het aanraken van haar billen vermoedt aangeefster dat dit met het kruis van de verdachte was, omdat de verdachte even groot was als aangeefster, maar zij voelde in elk geval dat hij tegen haar billen aan stond.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen reden aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Hoewel haar verklaringen op details niet geheel gelijkluidend zijn, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zodanige verschillen, dat die verklaringen daarmee terzijde moeten worden gelegd. De verklaringen komen op essentiële punten overeen en vullen elkaar op die punten gedetailleerd aan. Het feit dat aangeefster zelf toegeeft dat zij over bepaalde details twijfelt, maakt voor de rechtbank de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van haar verklaringen juist groter.
Steun voor de aangifte kan worden gevonden in de camerabeelden van de DekaMarkt, de verklaring van de moeder van aangeefster, het proces-verbaal van de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris.
Daaruit blijkt dat de verdachte kort voor het incident al dronken en agressief gedrag vertoonde in een kapsalon en restaurant in de buurt en tegenover de politie ter plaatse. De politie kreeg vervolgens een melding dat de verdachte klanten zou lastigvallen en mogelijk een diefstal gepleegd zou hebben in de DekaMarkt. De moeder van aangeefster heeft de verdachte bij de nootjesafdeling horen grommen en zeggen: “lekker, lekker”. Aangeefster liep vervolgens weg en haar moeder merkte dat zij overstuur was. Buiten de DekaMarkt zag zij dat aangeefster stond te trillen en heel bang was. Toen de verdachte naar buiten kwam lopen, is aangeefster meteen weggelopen. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte vervolgens aangeefster en haar moeder meerdere keren volgt buiten de DekaMarkt. Aangeefster is overstuur, houdt haar hand voor haar mond en veegt tranen weg. De verdachte heeft verklaard dat hij bij de nootjesafdeling was en dat hij “lekker, lekker” zei, maar dat hij hierbij de nootjes bedoelde. De rechtbank acht deze laatste verklaring van de verdachte niet aannemelijk, gelet op de andere hiervoor geschetste feiten en omstandigheden. De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het eerste incident (aanraken van de borst) mede redengevend is dat het tweede incident (aanraken van de billen) heeft plaatsgevonden. De opzet van de verdachte blijkt uit wat de verdachte heeft gezegd in de DekaMarkt, het feit dat de verdachte aangeefster op twee momenten heeft aangeraakt en het feit dat hij ook daarna buiten de winkel meerdere keren achter aangeefster en haar moeder aanloopt.
Op basis van de genoemde feiten en omstandigheden en de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen, namelijk van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 8 september 2023 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het met zijn, verdachtes, lichaam aanlopen tegen de borsten van die [slachtoffer], en
- het van achteren tegen de billen van die [slachtoffer] aan te staan, waarbij hij, verdachte, met zijn lichaam tegen die billen van die [slachtoffer] is gaan duwen en daarbij grommende geluiden heeft gemaakt en die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "he lekker, geile kont"
en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, onverhoeds tegen de borsten van die [slachtoffer] aanliep, die [slachtoffer] van achteren benaderde en tegen de billen van die [slachtoffer] is gaan staan en daarbij zijn, verdachtes, lichaam tegen de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten als bijzondere voorwaarden worden verbonden een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod overeenkomstig de gedragsaanwijzing van 11 september 2023.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geheel subsidiair verzocht rekening te houden met het feit dat de vrijheid van de verdachte al langere tijd beperkt is geweest door de gedragsaanwijzing en te volstaan met oplegging van een taakstraf voor de duur van 24 uren met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd. De raadsman heeft ook bepleit het gevorderde contactverbod en locatieverbod af te wijzen wegens gebrek aan noodzaak.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in de DekaMarkt een voor hem onbekende, jonge vrouw in een publiek toegankelijke plaats, te weten een supermarkt, gedwongen om handelingen met een seksuele betekenis te dulden. Terwijl het slachtoffer nietsvermoedend met haar moeder boodschappen deed, is de verdachte plots met zijn lichaam tegen haar borsten gelopen. Even later is hij weer naar het slachtoffer toegelopen en heeft hij zijn lichaam tegen haar billen aangedrukt. De verdachte heeft daarbij grommende geluiden gemaakt en gezegd “lekker, geile kont”. De verdachte was onder invloed van alcohol en heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen impulsen. De politie had in de uren daarvoor al verschillende meldingen gehad over de verdachte. Hij liep dronken rond en gedroeg zich agressief. Door zijn handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat ook is gebleken uit de ter terechtzitting overgelegde toelichting op het verzoek tot schadevergoeding. Het gevoel van veiligheid van het slachtoffer is verdwenen en zij durft niet meer zelfstandig een winkel in te gaan. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank rekent het de verdachte verder aan dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over wat zich precies heeft voorgedaan. Hij is niet ter terechtzitting verschenen en neemt op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank mede gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het verdere verleden is dit wel het geval, maar de rechtbank zal dit niet strafverzwarend meenemen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een adviesbrief van 16 oktober 2023 van [psychiater], psychiater, inhoudende een indicatie onderzoek geestvermogens. Hieruit blijkt dat de verdachte niet op de afspraak voor het trajectconsult is verschenen. De psychiater verwacht niet dat de verdachte zal meewerken aan een onderzoek door een psycholoog en ook is het zeer de vraag of hij zijn medewerking zal verlenen aan verdiepingsdiagnostiek door de reclassering. Het alternatief voor verder onderzoek is een observatie in het Pieter Baan Centrum indien het ten laste gelegde feit daarvoor als ernstig genoeg wordt beschouwd.
Verder blijkt ook uit het dossier dat de verdachte gedurende zijn voorarrest niet in gesprek heeft willen gaan met de reclassering en nadien heeft de reclassering ook geen contact met hem kunnen krijgen.
Op te leggen straf
Gelet op het voorgaande en de feiten en omstandigheden in deze zaak acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand op zijn plaats is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van 18 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de proeftijd daarbij bepalen op twee jaar.
Naar aanleiding van onderhavig feit is aan de verdachte op 11 september 2023 een gedragsaanwijzing uitgereikt, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en haar moeder en een locatieverbod voor onder andere de DekaMarkt te Grootebroek en omliggende straten. Deze gedragsaanwijzing was tot en met 19 december 2023 van kracht. Niet gebleken is dat de verdachte de aanwijzing heeft overtreden, zodat de rechtbank geen reden ziet nogmaals dit locatieverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde op te leggen. Ook ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer], bijgestaan door haar advocaat mr. E.M. Diesfeldt, heeft een schriftelijke vordering ingediend tot betaling van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, wegens immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden. Ter terechtzitting heeft de advocaat deze vordering verminderd tot een bedrag van € 250,00.
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering te matigen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft gesteld dat zij als gevolg van het ten laste gelegde handelen van de verdachte dusdanig psychisch letsel heeft bekomen, dat zij hierdoor immateriële schade heeft geleden. Ook heeft zij daarvan vergoeding gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat de handelingen van de verdachte hebben geleid tot psychische schade. De rechtbank is echter wel van oordeel dat het, gezien de aard en omstandigheden van het bewezenverklaarde, evident is dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is geschonden en dat sprake is van enige mate van aantasting in de persoon en dus van immateriële schade. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade billijk voor.
De rechtbank zal de vordering dan ook geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: aanranding] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (een) maand. Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
18 (achttien) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte ook in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.E. Voorberg, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. L. Boonstra, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)