ECLI:NL:RBNHO:2024:631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
15/115376-23; 23/003420-19 (tul); 15/111353-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met verminderde toerekenbaarheid

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 mei 2023 in Alkmaar een revolver van het merk Smith & Wesson, type D.A. 45, en bijbehorende munitie voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat het wapen niet geschikt was voor gebruik, maar wel bestemd was om scherpe munitie mee te verschieten. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, maar de rechtbank rekende het feit in verminderde mate aan de verdachte toe, gezien de vastgestelde paranoïde psychotische symptomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, verantwoordelijk was voor zijn daden, maar dat zijn geestelijke toestand invloed had op de strafmaat. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen revolver en munitie onttrokken aan het verkeer, en de proeftijd van eerdere veroordelingen verlengd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/115376-23; 23/003420-19 (tul); 15/111353-21 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, type D.A. 45, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of bij dat vuurwapen behorende munitie (te weten 6 kogelpatronen) voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 januari 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2023 (dossierpagina 8 e.v.);
  • een proces-verbaal schouw vuurwapen en munitie van 8 mei 2023 (dossierpagina 53 e.v.);
  • een proces-verbaal aanvullend onderzoek vuurwapen en munitie van 14 juli 2023 (losse bijlage).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 6 mei 2023 te Alkmaar een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Smith & Wesson, type D.A. 45, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en bij dat vuurwapen behorende munitie (te weten 6 kogelpatronen) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Bij de beantwoording van de vraag of en in welke mate het gepleegde feit aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van psychiater [psychiater] van 5 september 2023. De psychiater heeft vastgesteld dat de verdachte een psychotische stoornis door het gebruik van amfetamine en cocaïne heeft en een stoornis in het gebruik van GHB. Bij de verdachte is in het psychiatrisch onderzoek co-morbide ADHD vastgesteld, wat gepaard gaat met impulsregulatieproblemen en vaak ook verslavingsproblematiek. Bij de aanhouding van de verdachte was bij hem sprake van paranoïde psychotische symptomen. De psychiater adviseert het gepleegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundige over. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. De rechtbank acht de verdachte ten aanzien van het gepleegde feit dan ook strafbaar, maar zal het feit wel in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten als bijzondere voorwaarden worden verbonden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging opgemerkt dat het noodzakelijk is dat de verdachte behandeling krijgt. De raadsman heeft daarom verzocht een eventueel op te leggen onvoorwaardelijk strafdeel gelijk te laten zijn aan het voorarrest en een deel voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, met uitzondering van een klinische opname. De verdachte zet zich in voor behandeling, heeft probleembesef, is trouw aan afspraken en gedijt goed in een ambulante setting. Een klinische opname zou een vrijheidsbeperking opleveren en is bovendien niet noodzakelijk.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte is naar aanleiding van een melding van zijn vader als bestuurder aangetroffen in zijn auto. Op de bijrijdersstoel lag een tas met daarin een (doorgeladen) revolver en bijbehorende munitie. Naar eigen zeggen had de verdachte dit vuurwapen voorhanden omdat hij zich ten tijde van het ten laste gelegde bedreigd voelde en zichzelf en zijn familie wilde beschermen. De verdachte heeft er daarmee bewust voor gekozen om zijn eigen belang en gevoel van veiligheid te laten prevaleren boven de algemene veiligheid in de samenleving en de veiligheid van anderen. De verdachte had zich moeten realiseren dat het hebben van een dergelijk wapen – met bijbehorende munitie – op enig moment tot een levensgevaarlijke situatie had kunnen leiden. Het feit dat uit aanvullend onderzoek is gebleken dat door corrosie aan de inwendige mechaniek het wapen niet zonder meer schoten kan aflossen, doet daar niet aan af. Het wapen was niet geschikt maar wel bestemd om scherpe munitie mee te verschieten en dus om dodelijke verwondingen toe te brengen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar al eerder voor een soortgelijk delict onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ook heeft de rechtbank gelet op het psychiatrisch rapport, gedateerd 5 september 2023 en opgemaakt door [psychiater], psychiater. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte een langdurige verslavingsgeschiedenis heeft en kwetsbaar is voor recidief middelengebruik. Bij zijn aanhouding was sprake van paranoïde psychotische symptomen. Het risico op recidive bij ongewijzigde omstandigheden wordt door de psychiater als gemiddeld tot hoog ingeschat. Er is sprake van recidiverende psychotische episoden met paranoïde waanideeën, wat samenhangt met chronisch recidiverend drugsgebruik. Bij adequate behandeling kan dit risico worden verlaagd. De psychiater adviseert de verdachte een behandelverplichting op te leggen in de vorm van een intensief ambulant behandeltraject, als bijzondere voorwaarde verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel. Onthouding van middelengebruik met regelmatige controles is ook van belang om psychosen en samenhangend delictgedrag te voorkomen. De verdachte zal worden ingesteld op medicatie voor ADHD om een terugval in het gebruik van amfetamine te voorkomen en mogelijk blijkt dat het voortzetten van de huidige anti-psychotische medicatie eveneens noodzakelijk zal zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van GGZ Fivoor, gedateerd 5 oktober 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat het risico op recidive bij middelengebruik wordt ingeschat als hoog. Ook bestaat een verhoogd risico op letselschade. De afgelopen jaren lukt het de verdachte niet om blijvende onthouding van middelen vol te houden, wat maakt dat hij psychotisch wordt en komt tot delictgedrag. De reclassering is bereid de verdachte een kans te bieden middels een ambulant plan van aanpak. Indien de verdachte er niet in slaagt de onthouding van middelen vol te houden, acht de reclassering een langdurige klinische opname noodzakelijk. De reclassering adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een opname in een zorginstelling als dat geïndiceerd is en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs.
Op te leggen straf
De aard en ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor de maatschappij rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd gedurende twee lopende proeftijden. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan. Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf betrokken dat – zoals hiervoor onder 5. is overwogen – het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen op zijn plaats is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van 91 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal daarnaast aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden om de verdachte te doordringen van het belang zijn leven op een andere manier vorm te geven. Overeenkomstig de eis van de officier van justitie zal de rechtbank de verdachte een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs opleggen. De rechtbank ziet, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, geen aanleiding een kort- of langdurige opname in een zorginstelling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Mocht dat alsnog nodig blijken dan zal dit via een vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden moeten gebeuren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft op de RolMK van 30 oktober 2023 de voorlopige hechtenis van de verdachte per 1 november 2023 geschorst tot aan de dag van de einduitspraak in onderhavige zaak. Aan deze schorsing zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis per 18 januari 2024 van rechtswege herleeft. Gelet op de op te leggen straf ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorlopige hechtenis te laten voortduren of opnieuw te schorsen. De rechtbank zal dan ook bevelen de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. STK Revolver (Omschrijving: pl 2023092958-1483349);
2. 6 STK Munitie (Omschrijving: pl 1100-2023092958-1483350).
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 genoemde voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot de onder 1 en 2 inbeslaggenomen voorwerpen is begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit van voornoemde voorwerpen in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 28 april 2022 in de zaak met parketnummer 15/111353-21 heeft de rechtbank Noord-Holland de verdachte wegens vernieling en het voorhanden hebben van een vuurwapen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 2 augustus 2023 aan de verdachte toegezonden. De vastgestelde proeftijd is ingegaan op 13 mei 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Bij arrest van 28 februari 2023 in de zaak met parketnummer 23/003420-19 heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte wegens poging tot diefstal met braak, in vereniging gepleegd, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 16 maart 2023 aan de verdachte toegezonden. De vastgestelde proeftijd is ingegaan op 15 maart 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van beide vorderingen op het standpunt gesteld dat de proeftijd moet worden verlengd met een jaar. Het is van belang dat de verdachte behandeld wordt en dat dit niet wordt onderbroken door de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat het nu belangrijk is dat de verdachte een voorwaardelijk strafdeel opgelegd krijgt. Subsidiair kan de verdediging zich vinden in verlenging van de proeftijd. Volgens de raadsman is een tenuitvoerlegging in ieder geval niet in het belang van de verdachte, zodat toewijzing niet passend is.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijden schuldig gemaakt aan een nieuw (soortgelijk) strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde overtreden.
Parketnummer 15/111353-21
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank het nu niet opportuun de voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden ten uitvoer te leggen. De verdachte is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in contact met de reclassering. Hij houdt zich aan afspraken en is ook aangemeld bij GGZ Noord Holland Noord voor een intake voor behandeling. De rechtbank acht het niet wenselijk dat deze positieve ontwikkelingen worden doorkruist door tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. De rechtbank acht het wel van belang dat de verdachte ervan doordrongen is en blijft dat hij niet opnieuw de fout in moet gaan. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank daarom de proeftijd met een jaar verlengen.
Parketnummer 23/003420-19
De rechtbank stelt vast dat de onderhavige veroordeling ziet op andersoortige feiten dan het nu bewezenverklaarde feit. Bovendien zijn de feiten al langer geleden gepleegd. Daarbij is de proeftijd pas recent aangevangen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de vordering toe te wijzen of de proeftijd te verlengen en zal deze vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
91 dagen, nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
- meewerkt aan een aanmelding, intake en hieruit voortvloeiend behandelaanbod bij GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke instelling. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- geen alcohol en/of drugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd. Het alcohol- en drugsverbod geldt zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Revolver (Omschrijving: pl 2023092958-1483349);
2. 6 STK Munitie (Omschrijving: pl 1100-2023092958-1483350).
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Verlengt de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/111353-21 opgelegde proeftijd, verbonden aan de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met een jaar.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/003420-19 opgelegde voorwaardelijke straf.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024.