5.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft gekeken naar de ernst van het feit en naar de omstandigheden waaronder dat is begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de persoon van de verdachte.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met twee anderen de 14-jarige [benadeelde] afgeperst in de trein, waarbij deze werd gedwongen om zijn broek, jas, telefoon, lader en muntgeld af te geven. De afpersing vond plaats tijdens twee opeenvolgende treinreizen van Alphen aan den Rijn naar Leiden en Leiden naar Amsterdam en heeft dus erg lang geduurd. De verdachte heeft daarbij het slachtoffer gedreigd met een hamer te slaan, wat voor het slachtoffer erg beangstigend moet zijn geweest. Daar komt bij dat ook omstanders het gezien zouden kunnen hebben omdat het in de trein is gebeurd, een openbare ruimte die voor iedereen toegankelijk is. En iedereen die van deze gebeurtenis hoort, zal daardoor gevoelens van angst en onveiligheid hebben.
De rechtbank betreurt het dat de verdachte niet eerlijk heeft verteld wat er is gebeurd en daar dus ook geen verantwoordelijkheid voor neemt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte (het ‘Uittreksel Justitiële Documentatie’ van 11 mei 2024). Hieruit blijkt dat hij al eerder voor iets soortgelijks is veroordeeld en een lange taakstraf heeft gekregen van de rechtbank Amsterdam. Dit weegt mee in zijn nadeel.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de verschillende rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt, zoals het Reclasseringsrapport van 1 december 2023. Hierin wordt de verdachte omschreven als iemand met een verstandelijke beperking en onvoldoende handelingsvaardigheden. Hij heeft een ambivalente houding: aan de ene kant wil hij afstand nemen van een pro-crimineel bestaan, maar aan de andere kant lukt het hem vaak niet om zich aan afspraken met instanties te houden. Dat laatste is wel gebleken tijdens de schorsingen. Er is ook een gevaar dat hij zich laat beïnvloeden door andere criminele jongeren die niet het beste met hem voor hebben.
Toch ziet de Reclassering nog steeds mogelijkheden om de verdachte op het goede pad te helpen en te houden. Dan moet er wel intensieve begeleiding komen en ook ondersteuning in de dagelijkse dingen. Daarnaast is het belangrijk dat de psychische problemen van de verdachte goed in kaart worden gebracht, zodat kan worden gewerkt aan het voorkomen van nieuw strafbaar gedrag. De verdachte staat daar voor open.
Het advies van de Reclassering is om het jeugdstrafrecht toe te passen omdat hij nog jong is en het nog mogelijk is om hem opvoedkundig te beinvloeden. Verder is het advies om hem te veroordelen tot een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met een reeks bijzondere voorwaarden.
Jeugdstrafrecht
Omdat de verdachte op het moment dat het feit werd gepleegd 20 jaar oud was, kan (op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht) het sanctierecht voor jeugdigen worden toegepast in plaats van het sanctierecht voor volwassenen. Dat zal de rechtbank ook doen, kijkend naar de jeugdige leeftijd van de verdachte en wat er in het Reclasseringsrapport staat geschreven over de mogelijkheden die er op dit moment bestaan om met de verdachte aan de slag te gaan.
Conclusie
Alles bij elkaar genomen vindt de rechtbank dat de verdachte een straf moet krijgen die betekent dat hij niet meer terug de gevangenis in hoeft, maar die er wel voor zorgt dat de verdachte zich gaat houden aan een pakket maatregelen, zodat de Reclassering met hem aan de slag kan gaan om hem op het rechte pad te houden.
Dat komt neer op een veroordeling tot jeugddetentie voor de duur van 137 dagen onvoorwaardelijk, maar die heeft de verdachte al uitgezeten in voorarrest. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot 90 dagen jeugddetentie voorwaardelijk. Die hoeft hij nu niet uit te zitten, maar dan moet hij zich wel aan de voorwaarden houden.
Dat zijn in de eerste plaats de algemene voorwaarden (de verdachte mag geen nieuwe strafbare feiten plegen en moet meewerken als zijn identiteit wordt vastgesteld). Daarnaast gelden de bijzondere voorwaarden die in het advies van de Reclassering staan. Dat zijn, kort gezegd:
- een meldplicht bij reclassering,
- een ambulante behandeling,
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang,
- een contactverbod met medeverdachten en het slachtoffer,
- dagbesteding,
- het meewerken aan schuldhulpverlening,
- het meewerken aan middelencontrole, en
- het ondergaan van een ambulante begeleiding.
Als de verdachte een van de voorwaarden overtreedt, dan loopt hij het risico dat hij die 90 dagen alsnog moet gaan uitzitten. De voorwaarden gelden gedurende een proeftijd van 2 jaar.
Het is aan de volwassenreclassering om te controleren of de verdachte zich aan alle voorwaarden gaat houden. In het rapport staat namelijk dat de jeugdreclassering niet meer goed in staat is om de verdachte te begeleiden.
De rechtbank legt dus een hoger voorwaardelijk strafdeel op dan de officier van justitie heeft gevorderd. Dat komt omdat de rechtbank heeft gezien dat de verdachte tijdens de schorsingen van de voorlopige hechtenis meerdere keren voorwaarden niet is nagekomen, terwijl er voor hem toen wel veel op het spel stond. Daarom vindt de rechtbank het belangrijk dat er een extra stevige ‘stok achter de deur’ komt, in de hoop dat de verdachte zich aan alle voorwaarden zal blijven houden en zijn leven daardoor op de rit krijgt.