ECLI:NL:RBNHO:2024:6259

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10838786 CV EXPL 23-4093
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bed na koopovereenkomst tussen eiser en gedaagde

In deze zaak vordert eiser betaling van een bed dat hij in zijn winkel heeft verkocht aan gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat er volgens hem een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Gedaagde had in de winkel een handtekening gezet onder een document waarin het type bed, de prijs en de leverdatum waren vermeld. Gedaagde betwistte echter dat er een koopovereenkomst was, en stelde dat hij alleen had ingestemd met de prijs, maar dat hij eerst moest controleren of het bed in zijn slaapkamer zou passen. De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een overeenkomst was, omdat de essentialia van de koopovereenkomst waren vastgelegd en gedaagde zijn akkoord had gegeven. De kantonrechter verwierp ook het verweer van gedaagde dat de koop onder een voorwaarde was aangegaan. De kantonrechter heeft de vordering van eiser tot betaling van € 6.290,94 toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde moet het volledige bedrag betalen en eiser moet het bed leveren. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10838786 CV EXPL 23-4093
Uitspraakdatum: 20 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] handelend onder de naam [bedrijf]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: J. Trappenburg (Stichting Achmea Rechtsbijstand)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. F.W. Huizinga
De zaak in het kort
In deze zaak vordert eiser betaling van een in zijn winkel gekocht bed. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en gedaagde dus voor het bed moet betalen. Het standpunt van gedaagde dat er alleen overeenstemming was over een prijs, maar (nog) niet over de koop van het bed, volgt de kantonrechter niet. Ook volgt de kantonrechter gedaagde niet in zijn standpunt dat de koop tot stand is gekomen onder de voorwaarde dat het bed zou passen in de slaapkamer van gedaagde.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 7 december 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 8 mei 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op zaterdag 24 juni 2023 is [gedaagde] samen met zijn partner in de winkel van [eiser] geweest.
2.2.
In de winkel heeft [eiser] - na onderhandeling tussen partijen - op een schrijfblok een type bed, een koopprijs met bijbehorende transportkosten (met de aanduiding “contant”), de adresgegevens van [gedaagde] en het e-mailadres van [gedaagde] en zijn partner geschreven. [gedaagde] heeft onder deze opsomming onder de vermelding “accoord” een handtekening gezet. Daarnaast hebben partijen mondeling 28 juni 2023 als datum van levering afgesproken.
2.3.
Op maandag 26 juni 2023 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiser] en meegedeeld dat hij afzag van de koop.
2.4.
Op 27 juni 2023 heeft [eiser] een aankoopbevestiging aan [gedaagde] gestuurd.
2.5.
Bij brief van 20 juli 2023 heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 2.439,68 (annuleringskosten en winstderving). Verder schrijft [eiser] in de brief:
“Doet u dat niet, dan zal ik ons contract ontbinden.”
2.6.
Bij brief van 25 september 2023 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] meegedeeld dat er geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, maar dat er slechts sprake is geweest van overeenstemming over een prijsberekening.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 6.290,94, bestaande uit een koopsom van € 5.244,-, een bedrag van € 42,24 aan wettelijke rente tot 15 november 2023, een bedrag van € 654,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 350,- aan extra leverkosten, vermeerderd met de (verdere) wettelijke rente over € 5.244,- en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er tussen partijen een koopovereenkomst ten aanzien van een bed tot stand is gekomen. In het daartoe opgestelde document staan onder meer een prijs en een type bed omschreven en [gedaagde] heeft zijn handtekening voor akkoord gezet. Er is daarmee sprake van een aanbod en van aanvaarding daarvan. [gedaagde] dient deze koopovereenkomst na te komen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Volgens [eiser] is dit het geval aangezien partijen overeenstemming hebben bereikt over de kernpunten van de overeenkomst als het type bed, de prijs van het bed en de datum van levering.
4.2.
[gedaagde] betwist dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hij voert als verweer dat er een aanbod is gedaan, maar dat hij het aanbod niet heeft aanvaard. Er is slechts sprake van overeenstemming over een prijsberekening. [gedaagde] heeft in de winkel aangegeven bij [eiser] dat hij eerst moest controleren of het bed qua afmetingen van het hoofdbord in zijn slaapkamer zou passen. Vervolgens zou hij [eiser] berichten of hij definitief tot koop zou overgaan voor de prijs waarmee hij akkoord was. Dat bericht heeft hij met de mededeling op 26 juni 2023 dat hij van de koop afzag gegeven, aldus [gedaagde].
4.3.
De kantonrechter overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek; BW). Een aanbod is een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen. Dit voorstel dient ten minste de voornaamste punten (essentialia) van de beoogde overeenkomst te bevatten. Vereist is dat de verbintenissen van partijen bepaalbaar zijn (artikel 6:227 BW). De aanvaarding is een tot de aanbieder gerichte wilsverklaring. Of een dergelijke wilsverklaring een aanvaarding inhoudt, moet worden bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer. Bij de beoordeling van de vraag of onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten komt het er verder op aan wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Tussen partijen is er - met het door [eiser] op schrift gestelde aanbod en de ondertekening daarvan voor akkoord door [gedaagde] - overeenstemming bereikt over in ieder geval het aan te kopen object, de daarvoor te bepalen prijs, het moment en de wijze van levering en de wijze van betaling. Dit betreft, zoals [eiser] terecht heeft gesteld, de essentialia van een koopovereenkomst. Dat het document handgeschreven is op een schrijfblok en dat daarop niet expliciet ‘koopovereenkomst’ staat vermeld, doet daar niet aan af. Het gaat hier immers om de verkoop van een bed. Bij een dergelijke verkoop kunnen aanbod en aanvaarding in beginsel in elke vorm plaatsvinden. Het feit dat achteraf pas een aankoopbevestiging is gestuurd, doet hier evenmin aan af. Deze aankoopbevestiging bevat enkel een nadere uitwerking van wat partijen eerder al waren overeengekomen. Het standpunt van [gedaagde] dat er alleen overeenstemming was over een prijs, maar (nog) niet over de koop van het bed, volgt de kantonrechter dus niet.
4.5.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de koopovereenkomst onder de (opschortende) voorwaarde dat het bed in de slaapkamer van [gedaagde] past, is aangegaan. Die vraag beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Nergens uit blijkt dat partijen een dergelijke voorwaarde zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft zijn standpunt onderbouwd met een verklaring van zijn partner, mevrouw [A] maar dat is onvoldoende. In de handgeschreven koopovereenkomst is deze voorwaarde niet vermeld. Ook strookt het standpunt dat de koop onder voorwaarde tot stand is gekomen niet met de overige feiten en omstandigheden, zoals het afspreken van een leveringsdatum en -tijdstip, slechts enkele dagen later.
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting nog aangevoerd dat [eiser] in zijn brief van 6 juli 2023 heeft geschreven dat als [gedaagde] zich niet aan de afspraak houdt, het contract wordt ontbonden. De kantonrechter passeert dit verweer, omdat – los van het feit dat dit verweer pas ter zitting is gevoerd – van een daadwerkelijke ontbinding van de koopovereenkomst door [eiser] niet is gebleken. Integendeel, na deze brief heeft [eiser] steeds aanspraak gemaakt op nakoming van de overeenkomst.
4.7.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] dan ook toewijzen. Partijen dienen over en weer de koopovereenkomst na te komen. [gedaagde] moet het volledige bedrag van het bed aan [eiser] voldoen en [eiser] moet het bed aan [gedaagde] leveren. Mocht [gedaagde] levering weigeren, dan zijn de gevolgen daarvan voor zijn rekening. Dit leidt er in ieder geval niet toe dat hij niet (meer) voor het bed hoeft te betalen. Aangezien de levering alsnog dient plaats te vinden, zijn de extra leveringskosten, zoals [eiser] ter zitting heeft onderbouwd, aannemelijk. Deze zijn er immers het gevolg van dat [gedaagde] de overeenkomst niet goed is nagekomen. Deze kosten zijn daarom toewijsbaar.
4.8.
De vordering tot betaling van de (verdere) wettelijke rente zal vanaf 15 november 2023 worden toegewezen, omdat in de hoofdsom reeds de wettelijke rente tot 15 november 2023 is opgenomen.
4.9.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan incassokosten komt overeen met de gebruikelijke tarieven en is eveneens toewijsbaar.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser] worden tot op heden begroot op:
dagvaarding € 130,48
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief € 339,00)
nakosten
€ 169,50(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.225,98

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 6.290,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.244,00 vanaf 15 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van € 1.225,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter