ECLI:NL:RBNHO:2024:6248

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10921703 \ WM VERZ 24-317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van verbalisant bij digitale handhaving van verkeersvoorschriften en de duidelijkheid van bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De zaak betreft de bevoegdheid van de verbalisant om een boete op te leggen in het kader van digitale handhaving van verkeersvoorschriften, specifiek met betrekking tot een geslotenverklaring. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 17 april 2024, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.

De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de verbalisant niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat er geen instemming van het Openbaar Ministerie zou zijn voor digitale handhaving. Daarnaast werd gesteld dat de bebording na aanpassingen op 5 oktober 2022 nog steeds onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde echter dat de verbalisant bevoegd was, omdat aan de voorwaarden van het Beleidskader digitale handhaving was voldaan. De kantonrechter concludeerde dat de bebording voldoende duidelijk was en dat de gedraging van betrokkene, die erkende de overtreding te hebben begaan, voor zijn rekening kwam.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af. De uitspraak benadrukt het uitgangspunt dat van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan, tenzij gemotiveerd wordt betwist dat deze bevoegdheid ontbreekt. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de WAHV en de eisen voor digitale handhaving van verkeersvoorschriften.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10921703 \ WM VERZ 24-317
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 20 juni 2024
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [adres] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 april 2024. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Gemachtigde heeft -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de verbalisant gelet op de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Regeling) niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat niet is gebleken van instemming van het Openbaar Ministerie met digitaal handhaven door de gemeente. Daarnaast heeft de gemachtigde aangevoerd dat de situatie ter plaatse ook na de aanpassing van de bebording op 5 oktober 2022 nog altijd onduidelijk was. Ter onderbouwing van dat verweer wijst de gemachtigde op een op 12 april 2023 gepubliceerd artikel op de website
www.hcnieuws.nlwaarin onder meer wordt aangegeven dat er nog altijd circa 60 motorvoertuigen per dag bekeurd worden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Uitgangspunt volgens vaste rechtspraak is dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake.
De bebording is op 5 oktober 2022 aangepast, omdat de situatie na het instellen van de geslotenverklaring in juli 2022 te onduidelijk bleek. De eerste schouwrapporten na die aanpassing zijn opgemaakt op 20 oktober 2022. De gedraging in de onderhavige zaak is op 28 oktober 2022 geconstateerd.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Op zichzelf volgt uit de Regeling dat digitaal handhaven slechts mogelijk is na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (parket CVOM). Maar ook als uit de stukken niet blijkt van die instemming, moet worden aangenomen dat de ambtenaar (van de gemeente) bevoegd was om de boete op te leggen. Uitgangspunt is immers dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Betrokkene betwist gemotiveerd dat de genoemde instemming hier is verleend.
Omdat de onderhavige geslotenverklaring is ingesteld op 1 juni 2022 moet de aanvraag van de gemeente Haarlemmermeer tot instemming met digitale handhaving worden getoetst aan het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018 (hierna: het Beleidskader 2018). De gemachtigde van betrokkene heeft een e-mailwisseling tussen de gemeente Haarlemmermeer en het parket CVOM ingebracht. Aan de hand van deze e-mailwisseling kan worden vastgesteld dat het parket CVOM heeft ingestemd met digitale handhaving van de geslotenverklaring op de Zwanenburgerdijk in Zwanenburg. Uit het e-mailbericht van 21 december 2021 blijkt namelijk dat de lokale driehoek akkoord is met het door de gemeente ingediende plan van aanpak en uit het e-mailbericht van 7 juli 2022 (en de daaraan ten grondslag liggende e-mailwisseling) dat het parket CVOM akkoord is met het brondocument, de digitale opname en het format schouwrapport. Voor wat betreft het algemeen proces-verbaal wordt op 7 juli 2022 nog om één aanpassing verzocht voor wat betreft de verlenging van de waarschuwingsperiode. De kantonrechter stelt vast dat deze aanpassing in het algemeen proces-verbaal van 24 maart 2022 is doorgevoerd. Daarmee is aan de door het parket CVOM gestelde voorwaarden voldaan, en is tevens voldaan aan de vereisten, zoals vastgelegd in het Beleidskader 2018. De verbalisant was dan ook bevoegd om een boete op te leggen.
In het dossier bevindt zich verder een schouwrapport van 20 oktober 2022 (voor de gedraging) en een schouwrapport van 8 november 2022 (na de gedraging). In beide schouwrapporten verklaart de ambtenaar - kort samengevat - dat de bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is. Er bestaat dan ook geen reden eraan te twijfelen dat de geslotenverklaring niet op juiste wijze was aangegeven.
Verder blijkt uit de stukken in het dossier – met name uit de verklaring van de verbalisant en de beschikbare foto’s – voldoende dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, maar stelt het verbodsbord niet te hebben gezien. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten of het bord niet heeft gezien, komt daarom voor rekening en risico van betrokkene. Naar het oordeel van de kantonrechter is de bebording na de aanpassingen op 5 oktober 2022, zoals die blijkt uit de genoemde schouwrapporten, voldoende duidelijk. Dat volgens betrokkene ondanks de aanpassing van de bebording op 5 oktober 2022 nog dagelijks vele motorvoertuigen worden bekeurd, kan niet tot een andere conclusie leiden.
De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: