ECLI:NL:RBNHO:2024:6221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
17697.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van het verzoek tot uitlevering aan Noord-Macedonië

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan in een uitleveringszaak. De rechtbank behandelde het verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan Noord-Macedonië, die in Nederland in uitleveringsdetentie verblijft. Het uitleveringsverzoek was ingediend door de autoriteit van Noord-Macedonië en betrof een persoon die op 20 juli 2022 in Noord-Macedonië was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden voor de ongeoorloofde productie en handel in narcotica. De rechtbank ontving verschillende relevante documenten, waaronder een aanhoudingsbevel en een authentiek afschrift van het strafvonnis van de rechtbank Kumanovo.

Tijdens de zitting op 20 februari 2024 werd de opgeëiste persoon gehoord, samen met zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, en de officier van justitie, mr. M.C. Beun. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon overeenkomt met de gegevens in het uitleveringsverzoek. De officier van justitie concludeerde dat het verzoek tot uitlevering toelaatbaar is, terwijl de raadsvrouw geen inhoudelijk verweer voerde tegen de toelaatbaarheid.

De rechtbank heeft vervolgens de toepasselijke wetten en verdragen besproken, waaronder de Uitleveringswet en het Europees Uitleveringsverdrag. De rechtbank concludeerde dat er sprake is van dubbele strafbaarheid, aangezien de opgeëiste persoon in Noord-Macedonië een straf van meer dan vier maanden moet ondergaan voor een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de uitlevering aan Noord-Macedonië van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard, zodat de resterende straf van één jaar, tien maanden en acht dagen kan worden ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Uitlevering
Parketnummer: 15/140480-23
Zittingsdatum: 20 februari 2024
Uitspraakdatum: 20 februari 2024
Uitspraakvan de rechtbank Noord-Holland op de vordering van de officier van justitie, strekkende tot het in behandeling nemen van het verzoek tot uitlevering van
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans in uitleveringsdetentie verblijvende in het Justitieel Complex te Zaanstad,
aan Noord-Macedonië.

1.De relevante schriftelijke stukken

1.1.
Het verzoek tot uitlevering
De autoriteit van de verzoekende staat heeft aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid van Nederland een gewaarmerkt verzoek, van 21 juni 2023, met een vertaling in de Engelse en Nederlandse taal, doen toekomen, strekkende tot uitlevering van de opgeëiste persoon voornoemd ter fine van strafexecutie (hierna: het uitleveringsverzoek). Blijkens het uitleveringsverzoek is de opgeëiste persoon op 20 juli 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden. Bij het indienen van het uitleveringsverzoek bedraagt het deel van de straf dat aan de opgeëiste persoon nog niet ten uitvoer is gelegd één jaar, tien maanden en acht dagen.
Door de verzoekende staat zijn de volgende stukken overgelegd:
- een authentiek aanhoudingsbevel van 22 februari 2023, met een vertaling in de Engelse en Nederlandse taal, afgegeven door KPU-KPD Idrizovo in Skopje;
- informatie over het niet terugkeren van weekendverlof van de KPU-KPD Idrizovo nr. 09-2797/1 van 22 februari 2023;
- een authentiek afschrift van het strafvonnis van 20 juli 2022, met een vertaling in de Engelse en Nederlandse taal, dat is gewezen in eerste aanleg door de rechtbank Kumanovo, met daarin een uiteenzetting van de feiten;
- een overzicht van de toepasselijke rechtsvoorschriften;
- middelen ter vaststelling van de identiteit van de opgeëiste persoon.
1.2.
De overige stukken van het dossier
Voorts maken de navolgende stukken deel uit van het dossier:
- een proces-verbaal van aanhouding van de opgeëiste persoon van 8 juni 2023;
- een bevel tot inverzekeringstelling van de opgeëiste persoon van 8 juni 2023;
- een bevel tot bewaring van de opgeëiste persoon van 9 juni 2023;
- een bevel tot voortzetting van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon van 27 juni 2023;
- de vordering van de officier van justitie zoals bedoeld in art. 23, eerste lid, van de Uitleveringswet, van 27 juni 2023;
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 juni 2023 van de opgeëiste persoon;
- de door de officier van justitie ter zitting van 20 februari 2024 overgelegde schriftelijke samenvatting als bedoeld in art. 26, tweede lid, van de Uitleveringswet.

2.Het onderzoek ter zitting

2.1.
De behandeling
Het onderzoek ter zitting is in het openbaar gehouden op 20 februari 2024. Aldaar is mededeling gedaan van het uitleveringsverzoek alsmede van de inhoud van de hiervoor onder 1. genoemde stukken.
De opgeëiste persoon, zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, advocaat te Hoorn, en de officier van justitie, mr. M.C. Beun, zijn gehoord.
2.2.
De identiteit van de opgeëiste persoon.
Op grond van hetgeen de opgeëiste persoon daarover ter zitting heeft verklaard, heeft de rechtbank vastgesteld dat hij [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] is, en dat hij degene is van wie de uitlevering wordt verzocht.
2.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het verzoek tot uitlevering toelaatbaar dient te worden verklaard.
2.4.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd over de toelaatbaarheid van het verzoek tot uitlevering van de opgeëiste persoon.

3.De beoordeling van het verzoek tot uitlevering

3.1.
Toepasselijke wetten en verdragen
Op het verzoek is naast de Uitleveringswet, het Europees Uitleveringsverdrag van toepassing.
3.2.
Genoegzaamheid van de stukken
Het verzoek is schriftelijk gedaan en is rechtstreeks toegezonden aan de Minister. Bij het verzoek zijn de in artikel 18 van de Uitleveringswet en artikel 12 van het Europees Uitleveringsverdrag genoemde stukken gevoegd. De stukken zijn dan ook genoegzaam.
3.3.
Dubbele strafbaarheid
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Uitleveringswet kan uitlevering ter fine van strafexecutie alleen worden toegestaan indien sprake is van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier maanden of langer, te ondergaan wegens een strafbaar feit waarvoor zowel naar het recht van de verzoekende staat als naar Nederlands recht Nederland, een vrijheidsstraf van één jaar of meer kan worden opgelegd.
De opgeëiste persoon heeft in Noord-Macedonië nog een vrijheidsstraf van meer dan vier maanden te ondergaan. Hij is daar veroordeeld voor artikel 215 lid 1 van het Strafwetboek, te weten: ongeoorloofde productie en in handel brengen van narcotica, psychotrope stoffen en precursoren.
Naar Nederlands recht is dit feit strafbaar gesteld onder artikel 2 onder b jo. artikel 10 van de Opiumwet, en bedreigd met een vrijheidsstraf van ten hoogste acht jaren.
De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is van dubbele strafbaarheid. Dit betekent dat is voldaan aan de in artikel 2 van het Europees Uitleveringsverdrag en artikel 5 van de Uitleveringswet gestelde vereisten voor toelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering.
3.4.
Conclusie
Gelet op vorenstaande overwegingen en het feit dat ook overigens niet is gebleken van een beletsel voor de toelaatbaarheid van de verzochte uitlevering, zal de rechtbank de uitlevering aan de Noord-Macedonische autoriteit van de opgeëiste persoon tot verdere tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wegens in het uitleveringsverzoek omschreven feiten toelaatbaar achten.

4.De toepasselijke verdrags- en wetsartikelen

Op de beslissing zijn de volgende verdrags- en wetsartikelen van toepassing:
- 2, 5, 18, 26 en 28 van de Uitleveringswet;
- 1, 2 en 12 van het Europees Uitleveringsverdrag;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
toelaatbaarde uitlevering aan Noord-Macedonië van
[opgeëiste persoon]voor tenuitvoerlegging van het strafrestant van één jaar, tien maanden en 8 dagen van de aan hem opgelegde straf van twee jaren en zes maanden, opgelegd door de rechtbank in eerste aanleg Kumanovo van 20 juli 2022.

6.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Korteweg, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2024.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open, maar er kan wel binnen veertien dagen cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad (artikel 31 van de UW).