Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Alkmaar, uitspraak gedaan in een uitleveringszaak. De rechtbank behandelde het verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan Noord-Macedonië, die in Nederland in uitleveringsdetentie verblijft. Het uitleveringsverzoek was ingediend door de autoriteit van Noord-Macedonië en betrof een persoon die op 20 juli 2022 in Noord-Macedonië was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden voor de ongeoorloofde productie en handel in narcotica. De rechtbank ontving verschillende relevante documenten, waaronder een aanhoudingsbevel en een authentiek afschrift van het strafvonnis van de rechtbank Kumanovo.
Tijdens de zitting op 20 februari 2024 werd de opgeëiste persoon gehoord, samen met zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, en de officier van justitie, mr. M.C. Beun. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon overeenkomt met de gegevens in het uitleveringsverzoek. De officier van justitie concludeerde dat het verzoek tot uitlevering toelaatbaar is, terwijl de raadsvrouw geen inhoudelijk verweer voerde tegen de toelaatbaarheid.
De rechtbank heeft vervolgens de toepasselijke wetten en verdragen besproken, waaronder de Uitleveringswet en het Europees Uitleveringsverdrag. De rechtbank concludeerde dat er sprake is van dubbele strafbaarheid, aangezien de opgeëiste persoon in Noord-Macedonië een straf van meer dan vier maanden moet ondergaan voor een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de uitlevering aan Noord-Macedonië van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard, zodat de resterende straf van één jaar, tien maanden en acht dagen kan worden ten uitvoer gelegd.