ECLI:NL:RBNHO:2024:6208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
15/301717-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die in 2021 was opgelegd wegens poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen. De betrokkene verblijft momenteel in de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis en MDMA. Ondanks pogingen tot stabilisatie van zijn toestand, is er nog geen sprake van ziektebesef of behandelbereidheid. De rechtbank heeft de conclusies van de kliniek overgenomen en gezien de ernst van de situatie en het recidiverisico, is verlenging van de maatregel noodzakelijk geacht. De rechtbank heeft ook het verzoek van de betrokkene om de behandeling van de vordering aan te houden afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te onderzoeken. De beslissing is genomen in het belang van de algemene veiligheid van personen en goederen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/301717-20
Uitspraakdatum: 30 mei 2024
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid Sv
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in FPK De Woenselse Poort, op het adres:
Dr. Poletlaan 88, 5626 ND in Eindhoven,
hierna: de betrokkene,
met twee jaar.

1.De procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 1 juni 2021 is aan de betrokkene de maatregel van
terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd wegens, kort gezegd, poging tot zware mishandeling. Voornoemd vonnis is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 april 2022 bevestigd.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 4 mei 2022.
De onderhavige vordering is op 13 maart 2024 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 4 maart 2024, afkomstig van de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort (hierna: de kliniek) en ondertekend door [deskundige 1], directeur behandelzaken en hoofd van de inrichting, [deskundige 2], klinisch neuropsycholoog en regiebehandelaar en [deskundige 3], psychiater;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder b Sv.
Op 16 mei 2024 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. De betrokkene is gehoord. Ook [deskundige 2] is gehoord, als deskundige. Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsman van de betrokkene mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het advies van de kliniek

Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
Bij de betrokkene is sprake van schizofrenie en een stoornis in gebruik van cannabis en MDMA. De betrokkene heeft zeer uitgebreide, complexe psychotische belevingen, die tot op heden, ondanks antipsychotische medicatie (al dan niet onder dwang en/of toezicht) aanwezig zijn.
Op 8 september 2023 is de betrokkene vanuit Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zaanstad opgenomen binnen de kliniek. Tijdens de huidige opname is getracht stabiliteit te brengen in het psychotische toestandsbeeld van de betrokkene. Dit door onder andere de medicatie-inname en een adequate spiegel van antipsychotische medicatie te bewaken, een dag en nacht structuur te creëren, deelname aan een dagprogramma te stimuleren, zicht te houden op abstinentie (door middel van urinecontroles) en het aangaan van een behandel- en samenwerkingsrelatie. Gezien het volledig ontbreken van ziektebesef, de forse en chronische psychose, ambivalentie ten aanzien van medicatiegebruik, therapieontrouw en achterdocht tegenover het behandelteam is nog geen sprake van langdurige stabilisatie.
Hoewel er een voorzichtige verbetering in het toestandsbeeld van de betrokkene lijkt te zijn, zal het veel tijd kosten om stabilisatie (of vermindering van symptomen) te bereiken en enige mate van ziektebesef en behandelbereidheid te bewerkstelligen, voordat verdere behandeling en resocialisatie kunnen worden vormgegeven. Op dit moment staat de betrokkene op de wachtlijst voor een behandelafdeling binnen de kliniek.
Vanwege de ernst van het delict en het feit dat het toestandsbeeld van de betrokkene tot op heden niet is gestabiliseerd, is een verblijf op begeleidingsniveau 3 geïndiceerd. Daarnaast is de betrokkene niet medicatietrouw en heeft hij niet de wens om abstinent te zijn, wat eveneens bijdraagt aan hoge risicofactoren. De betrokkene heeft hand- in hand begeleiding nodig op meerdere levensgebieden. Er is daarom sprake van een hoge verblijfs- en zorgintensiteit.
Binnen de huidige setting acht de kliniek het recidiverisico laag. In geval van beëindiging van het toezicht of de maatregel voorziet de kliniek een hoog risico op gewelddadige delictrecidive. Ook in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging wordt het risico op nieuwe gewelddadige incidenten onder invloed van psychotische belevingen op hoog geschat.
Gezien het nog maar korte verblijf binnen de kliniek, de ernst en hardnekkigheid van de psychotische symptomen, het totaal ontbreken van enig ziektebesef, de noodzaak tot blijvend gebruik van antipsychose medicatie en abstinentie van middelen en het daarmee samenhangende onveranderd hoge recidiverisico, adviseert de kliniek de tbs-maatregel te verlengen met een termijn van twee jaren.
De deskundige [deskundige 2] heeft ter terechtzitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht. Zij heeft verklaard dat de betrokkene tot op heden geen ziektebesef heeft, dat hij regelmatig cannabis gebruikt en dat de antipsychotische medicatie (clozapine) nog altijd wordt verhoogd. Er is een traject van verplichte medicatie gestart omdat de betrokkene weigerde om mee te werken aan een geïndiceerde ophoging. Daarnaast is de betrokkene weinig gemotiveerd om mee te werken aan een behandeling. Op dit moment volgt hij een alternatieve vorm van dagbesteding en staat hij op een wachtlijst voor een individueel behandelprogramma. Deze behandeling zal gericht zijn op het vergroten van de behandelbereidheid en het vergroten van het ziektebesef. Het tbs-traject van de betrokkene verloopt anders dan gebruikelijk en bevindt zich nog in het beginstadium.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar, gelet op het advies en de toelichting van de deskundige van de kliniek.

4.Het standpunt van de betrokkene

De betrokkene is het niet eens met de vordering van de officier van justitie.
De raadsman heeft namens de betrokkene in het bijzonder het volgende naar voren gebracht. De betrokkene wenst dat de tbs-maatregel zo spoedig mogelijk wordt beëindigd. Echter, aan de voorwaarden om de maatregel te verlengen wordt voldaan.
In het rapport van de kliniek wordt het recidivegevaar beschreven in het geval dat de tbs-maatregel van de betrokkene wordt beëindigd. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling bij het gerechtshof Amsterdam heeft een deskundige gerapporteerd over de mogelijkheden voor uitstroom door middel van een zorgmachtiging. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman van de betrokkene verzocht de behandeling van de vordering aan te houden en de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken.

5.De beoordeling

De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies en het advies van de kliniek en neemt die dan ook over.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van de betrokkene vereist. Het tbs-kader is nog noodzakelijk om te pogen door middel van gedwongen behandeling het recidiverisico te beperken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om op dit moment de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken. Het daarop gerichte verzoek tot aanhouding wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is dat de behandeling van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met één jaar, de tbs-maatregel verlengd moet worden met een termijn van twee jaar. Op grond van het advies van de kliniek en de ter zitting gegeven toelichting door de deskundige ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat al binnen een jaar beëindiging van de maatregel overwogen zal kunnen worden. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom met twee jaar verlengen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst afhet verzoek om de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling aan te houden teneinde de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken.
Wijst toede vordering van de officier van justitie en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met
twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gewezen door
mr. M.A.J. van Beek, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2024.