In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder, M.J. Karreman, t.h.o.d.n. Karreman Administratie. Verzoeker, geboren in 1990, heeft aangevoerd dat de bewindvoerder in strijd met artikel 4:175 van het Burgerlijk Wetboek heeft gehandeld en dat er onvoldoende communicatie is geweest over de nalatenschap van erflaatster, die in 2021 is overleden. De erflaatster had een bewind ingesteld over haar nalatenschap tot de erfgenamen de leeftijd van 35 jaar hadden bereikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de bewindvoerder. De verzoeker heeft eerder in hoger beroep geprobeerd de benoeming van de bewindvoerder aan te vechten, maar het Gerechtshof heeft deze beschikking bekrachtigd op 10 oktober 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2024 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoeker heeft gesteld dat de bewindvoerder niet adequaat heeft gecommuniceerd en dat hij niet betrokken is bij belangrijke beslissingen, zoals de verkoop van de boerderij. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat hij wel degelijk heeft geprobeerd contact te leggen en dat hij de belangen van verzoeker heeft behartigd door de risico's van investeringen te bespreken. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het gebrek aan communicatie niet aan de bewindvoerder te wijten is en dat de bewindvoerder op een zorgvuldige manier heeft gehandeld door de notaris in te schakelen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen zijn aangetoond die dit ontslag zouden rechtvaardigen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.