Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot machtiging gijzeling van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering tot gijzeling toegewezen voor een periode van 300 dagen, terwijl het overige deel van de vordering, dat betrekking had op 780 dagen, werd afgewezen. De zaak betreft een ontnemingsmaatregel die eerder aan de veroordeelde was opgelegd, waarbij hij een bedrag van € 354.934,00 aan de Staat moest betalen. Deze ontnemingsmaatregel was bevestigd door het gerechtshof Amsterdam en was onherroepelijk geworden. Tot op heden had de veroordeelde echter niets betaald, ondanks dat het CJIB executoriaal beslag had gelegd op zijn auto, waarvan de opbrengst van een openbare veiling in mindering werd gebracht op de vordering.
De rechtbank heeft de vordering tot gijzeling op 14 maart 2023 ontvangen en heeft deze op 9 mei 2023 behandeld. De behandeling werd geschorst om aanvullende informatie te verkrijgen van de officier van justitie en om te bemiddelen tussen de veroordeelde en het CJIB. De zaak werd later opnieuw behandeld op 7 maart 2024, waarbij de veroordeelde, zijn advocaat en de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie had een vordering ingediend voor een gijzeling van 1080 dagen, maar de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank vond het begrijpelijk dat het CJIB inzicht vroeg in de financiële situatie van de veroordeelde, die slechts beperkte financiële documenten had overgelegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de vordering tot gijzeling gedeeltelijk toe te wijzen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, en heeft zij de vordering voor de overige dagen afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2024.