ECLI:NL:RBNHO:2024:6202

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
15/746230-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een gedeeltelijke machtiging tot gijzeling in het kader van ontnemingsmaatregel

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot machtiging gijzeling van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering tot gijzeling toegewezen voor een periode van 300 dagen, terwijl het overige deel van de vordering, dat betrekking had op 780 dagen, werd afgewezen. De zaak betreft een ontnemingsmaatregel die eerder aan de veroordeelde was opgelegd, waarbij hij een bedrag van € 354.934,00 aan de Staat moest betalen. Deze ontnemingsmaatregel was bevestigd door het gerechtshof Amsterdam en was onherroepelijk geworden. Tot op heden had de veroordeelde echter niets betaald, ondanks dat het CJIB executoriaal beslag had gelegd op zijn auto, waarvan de opbrengst van een openbare veiling in mindering werd gebracht op de vordering.

De rechtbank heeft de vordering tot gijzeling op 14 maart 2023 ontvangen en heeft deze op 9 mei 2023 behandeld. De behandeling werd geschorst om aanvullende informatie te verkrijgen van de officier van justitie en om te bemiddelen tussen de veroordeelde en het CJIB. De zaak werd later opnieuw behandeld op 7 maart 2024, waarbij de veroordeelde, zijn advocaat en de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie had een vordering ingediend voor een gijzeling van 1080 dagen, maar de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank vond het begrijpelijk dat het CJIB inzicht vroeg in de financiële situatie van de veroordeelde, die slechts beperkte financiële documenten had overgelegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de vordering tot gijzeling gedeeltelijk toe te wijzen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, en heeft zij de vordering voor de overige dagen afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
Raadkamernummer : 23/006769
Parketnummer rechtbank : 15/746230-13
Parketnummer gerechtshof : 23/003771-17
Uitspraakdatum : 20 maart 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op de vordering tot machtiging gijzeling op grond van artikel 6:6:25 lid 1 onder b Wetboek van Strafvordering in de zaak van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.I. Vervest, advocaat te Heemskerk,
(Maerelaan 5, 1961 KA in Heemskerk),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland heeft aan de veroordeelde bij vonnis van 13 oktober 2017 een maatregel tot betaling van een geldbedrag van € 354.934,00 aan de Staat ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: ontnemingsmaatregel) opgelegd. Deze ontnemingsmaatregel is door het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 13 juli 2018 bevestigd, en is vervolgens onherroepelijk geworden.
Tot nu toe heeft de veroordeelde van dit bedrag niets betaald. Het CJIB heeft op 5 maart 2024 laten weten dat executoriaal beslag is gelegd op de BMW met kenteken JD‐005‐K omdat de veroordeelde de feitelijke eigenaar was van deze auto. De auto is in januari 2024 verkocht via een openbare veiling. De opbrengst bedraagt € 9.551,25 en wordt in mindering gebracht op de vordering. Het restant van de vordering bedraagt zodoende € 345.382,75.

Procedure

De vordering tot machtiging gijzeling is op 14 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 9 mei 2023 de vordering ter zitting behandeld. Het onderzoek ter zitting is toen geschorst voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen aanvullende informatie te verstrekken over de in de vordering opgenomen argumenten en omstandigheden zoals door het CJIB gesteld. Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht zo mogelijk te bemiddelen in het contact tussen de veroordeelde en zijn raadsman en het CJIB om tot een betalingsregeling te komen.
Op 14 november 2023 en op 15 december 2023 is de behandeling van de zaak kort hervat maar weer geschorst, in beide gevallen met het oog op het stellen van mr Vervest als raadsvrouw van de veroordeelde.
De rechtbank heeft de vordering vervolgens op 7 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de advocaat, mr. J.I. Vervest en de officier van justitie op zitting gehoord.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 1080 dagen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de veroordeelde onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van betalingsonmacht. De officier van justitie is van mening dat sprake is van betalingsonwil. Dit blijkt uit het gegeven dat de veroordeelde zich bewust heeft uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen om te voorkomen dat er beslag zou worden gelegd op zijn goederen. Door zo te handelen heeft de veroordeelde zichzelf en zijn vermogen onvindbaar gemaakt.

Standpunt van de veroordeelde

De raadsvrouw heeft namens de veroordeelde primair bepleit om de vordering af te wijzen omdat sprake is van financiële onmacht. De veroordeelde verblijft vanaf 6 september 2023 in detentie vanwege een andere zaak. Het is nog niet duidelijk wanneer hij vrijkomt. De veroordeelde heeft op dit moment geen inkomsten. Hij is een man op leeftijd met lichamelijke beperkingen. Na detentie kan hij als ZZP’er gaan werken als chauffeur. Zijn afloscapaciteit zal echter beperkt blijven omdat het voor hem niet mogelijk is om
fulltimete gaan werken. Daarnaast bereikt de veroordeelde over één jaar de AOW-gerechtigde leeftijd waardoor zijn afloscapaciteit verder beperkt wordt. De veroordeelde heeft geen vermogen omdat zijn hele vermogen in de onderliggende strafzaak in beslag is genomen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de officier van justitie aanzienlijk te matigen.

Beoordeling

De rechtbank constateert dat de veroordeelde tot op heden niet heeft voldaan aan de verplichting die hem is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het bedrag van € 345.382,75 moet nog betaald worden. Het CJIB heeft zonder succes meerdere pogingen ondernomen om de veroordeelde tot betaling te bewegen.
De rechtbank stelt vast dat het de veroordeelde niet is gelukt om een betalingsregeling overeen te komen met het CJIB. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat het CJIB inzicht vraagt in de financiële situatie van de veroordeelde. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van betalingsonmacht bij de veroordeelde. De veroordeelde heeft ter onderbouwing van zijn financiële situatie slechts een factuur van zijn bedrijf en een screenshot van een bankrekening overgelegd. De veroordeelde heeft geen andere financiële stukken overgelegd, ondanks het feit dat hij daartoe meermalen in de gelegenheid is gesteld door het CJIB en de rechtbank. De rechtbank kan geen volledig inzicht krijgen in de financiële situatie van de veroordeelde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van betalingsonmacht. Dit maakt dat de vordering van de officier van justitie in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank ziet in het doel van de gijzeling en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde echter aanleiding om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, voor de duur van 300 dagen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en machtigt de officier van justitie tot de toepassing van gijzeling voor de duur van 300 dagen en wijst de vordering voor het overige af.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. D.J. Straathof en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2024.