ECLI:NL:RBNHO:2024:6183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
C/15/352154 / JU RK 24-693
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 6 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is, omdat hij op dit moment niet bij één van zijn ouders kan wonen. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een netwerkpleeggezin voor de duur van zes maanden. De Raad heeft verzocht om deze maatregelen, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is psychisch onstabiel en de vader is momenteel niet in staat om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende beschikbaar is voor de minderjarige en dat de vader zijn opvoedvaardigheden moet verbeteren. De kinderrechter heeft de plaatsing bij de tante van de vader goedgekeurd, omdat dit de ontwikkeling van de minderjarige ten goede komt. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI de ontwikkeling van de minderjarige in het netwerkpleeggezin in de gaten houdt en dat er aandacht moet zijn voor de contacten met de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/352154 / JU RK 24-693
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Noord-Holland, Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.J. Wortelboer, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. N. Schiettekatte, kantoorhoudende te Rotterdam.
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 mei 2024, ontvangen op 2 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat, mr. N. Schiettekatte;
- de advocaat van de moeder, mr. R.J. Wortelboer;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 maart 2024 de toen nog ongeboren [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, te weten tot 7 juni 2024.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 april 2024 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is bij beschikking van 16 april 2024 verlengd tot 7 juni 2024.
2.4.
Op basis van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] , omdat de ouders op dit moment niet in staat zijn om de zorg voor [de minderjarige] te dragen. De moeder is door haar eigen problematiek onvoldoende beschikbaar voor [de minderjarige] . Ook de vader heeft zijn eigen leven nu onvoldoende op de rit om [de minderjarige] de stabiliteit en verzorging te bieden die hij nu nodig heeft. Doordat de moeder onvoldoende beschikbaar is (zowel fysiek als emotioneel) en daarbij onvoorspelbaar kan zijn, wordt er op dit moment niet voldaan aan de voorwaarden voor het vormen van een veilige gehechtheidsrelatie tussen [de minderjarige] en zijn moeder. De moeder heeft de afgelopen periode laten zien dat zij niet voldoende stabiel is om de zorg voor [de minderjarige] te dragen en doordat zij hulpverlening en omgang niet aangaat is er tot op heden geen zicht verkregen op welke mogelijkheden moeder wel heeft of wat er nodig is om [de minderjarige] thuis te laten komen. [de minderjarige] is nog zeer jong en dient op dit moment tegen de problematiek van de moeder beschermd te worden. Nu tante (vz) heeft aangegeven een netwerkplaatsing te kunnen bieden en zij na uitvoerig gesprek met de gezinsvoogd wat dit precies inhoudt hier nog steeds positief in staat is de Raad van mening dat de uithuisplaatsing bij tante (vz) dient te zijn. Een netwerkplaatsing biedt daarnaast in de praktijk vaak ook meer mogelijkheden om omgang te realiseren.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad hier aan toegevoegd dat [de minderjarige] sinds een week bij de tante en oom vaderszijde verblijft. Dit gaat erg goed en het is fijn dat [de minderjarige] bij familie kan blijven. De GI zal de komende tijd moeten uitzoeken welke rol de ouders kunnen vervullen in het leven van [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de vader naar voren gebracht dat hij begrijpt dat de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk is. Wat betreft de uithuisplaatsing is de vader het alleen eens met een netwerkplaatsing. De vader vindt het fijn dat er snel is gehandeld door de Raad en de GI en dat [de minderjarige] bij de zus van de vader is geplaatst. In de toekomst wil de vader graag zelf de zorg van [de minderjarige] op zich nemen. Daarom is het belangrijk dat er de komende tijd door de GI wordt gekeken hoe de vader zijn opvoedvaardigheden kan verbeteren.
4.2.
Ter zitting is door de advocaat van de moeder naar voren gebracht dat hij op dit moment geen contact heeft met de moeder en dus niet in staat is om haar standpunt naar voren te brengen.
4.3.
Ter zitting is door de GI naar voren gebracht dat de moeder wisselend met hun in contact is. Sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige] is geprobeerd om de omgang op te zetten. Hoewel de moeder dit graag wil, vindt zij het ook erg ingewikkeld en pijnlijk. De moeder zou er wel vrede mee hebben dat [de minderjarige] bij zijn tante is geplaatst. De afgelopen tijd lag de focus op het vinden van een stabiele plek waar [de minderjarige] de aankomende tijd kan blijven. De volgende stap is onderzoeken welke rol de vader kan vervullen en wat er nodig is voor de vader om (deels) de zorg op zich te nemen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. [de minderjarige] is vlak na zijn geboorte uithuisgeplaatst als gevolg van de zorgen over de psychische toestand van de moeder. De moeder is de afgelopen tijd psychisch onstabiel gebleken waarbij zij op meerdere momenten psychotisch was. Op deze momenten wordt gezien dat de moeder verward, argwanend en angstig is en niet de zorg kan dragen over [de minderjarige] . Tot aan de geboorte van [de minderjarige] is de vader niet in beeld geweest bij de Raad of de hulpverlening. De afgelopen tijd is er een ander, positief beeld over de vader ontstaan. Op dit moment is de vader nog niet in staat de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. Gelet hierop acht de kinderrechter de uithuisplaatsing voor [de minderjarige] noodzakelijk, omdat hij op dit moment niet bij één van zijn ouders kan wonen. Tijdens de vorige zitting heeft de vader aangedragen om [de minderjarige] bij zijn zus te plaatsen. Het is de kinderrechter tijdens de zitting gebleken dat [de minderjarige] nu sinds kort in het gezin bij de tante vaderszijde is geplaatst. De kinderrechter acht het positief dat [de minderjarige] bij de tante kan verblijven en dat deze plaatsing tijdig door de GI is gerealiseerd. De kinderrechter acht het van belang dat de GI de komende tijd zicht houdt op de ontwikkeling van [de minderjarige] in het netwerkpleeggezin. Daarnaast zal er door de GI gekeken moeten worden hoe de contacten van [de minderjarige] met zijn ouders kunnen worden vormgegeven. Gelet op de leeftijdsfase waar [de minderjarige] zich in bevindt, zijn frequente en veilige omgangsmomenten met de ouders van groot belang voor zijn hechting. Nu de vader heeft aangegeven in de toekomst een rol als opvoeder op zich hoopt te nemen, dient er aandacht te zijn voor de opvoedvaardigheden van de vader.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- het ontbreken van contact tussen [de minderjarige] en de moeder door haar persoonlijke problematiek;
- de vooralsnog onstabiele situatie van de vader.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen in een voorziening voor pleegzorg, te weten in een netwerkpleeggezin, voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 6 juni 2024 tot 6 juni 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 juni 2024 tot 6 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 14 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.