ECLI:NL:RBNHO:2024:6180

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
15/114328-22, 15/183542-22, 15/251743-23 en 15/305953-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; Noodweer en ontslag van rechtsvervolging in geweldszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer, nadat zijn vriend eerder die dag was aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in reactie op de aanval van de wederpartij, die zijn vriend aanviel, niet buitensporig heeft gehandeld door deze in het been te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn groep niet opzettelijk de confrontatie hebben gezocht. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor openlijk geweld, bedreiging en diefstal in vereniging. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en legde een jeugddetentie van 78 dagen op, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en contactverboden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor het feit met parketnummer 15/114328-22 werd ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van noodweer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de rol van de verdachte in de geweldsincidenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/114328-22, 15/183542-22, 15/251743-23 en 15/305953-23
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 15 mei 2024 in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
verblijvende bij [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
[officier van justitie] , en wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.E. Berman naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/1143280-22
hij op of omstreeks 14 november 2021 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in het been van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/183542-22
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [openbare weg] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , welk geweld bestond uit het
- een of meermalen duwen en/of slaan en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of
- met een een of meer messen, althans een of meer scherpe/puntige voorwerpen maken van stekende/hakkende bewegingen naar die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3]
terwijl het door hem gebruikte geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten bij die [benadeelde partij 3] een of meer [steek/schaaf]wonden op een [boven]been;
Parketnummer 15/251743-23
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Purmerend en/of (elders) in Nederland, [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 4] via snapchat dreigend de woorden toe te voegen “als ik jou zie, ga ik een kankermes in je kankernek steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 15/305953-23
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een iPhone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het feit met parketnummer 15/114328-22 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep op noodweer toekomt, zodat hij voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft er primair voor gepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het feit met parketnummer 15/114328-22. Subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat verdachte voor dit feit een beroep op noodweer toekomt. Ook ten aanzien van het feit met parketnummer 15/305953-23 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Voor de overige feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan worden opgenomen in een aanvulling die aan dit vonnis zal worden gehecht.
3.3.2
Bewijsoverweging
Ten aanzien van parketnummer 15/114328-22:
Ten aanzien van dit feit heeft de verdediging primair vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden uitgesloten dat verdachte [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) niet heeft gestoken. De verdediging heeft hiervoor onder andere het volgende aangevoerd. Verdachte heeft steeds verklaard niet te hebben gestoken. Dit is alleen anders bij één verklaring die hij heeft afgelegd buiten aanwezigheid van een advocaat en waar hij later op is teruggekomen. Verder heeft [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) in zijn eerdere verklaringen niet verklaard dat verdachte heeft gestoken. Ook de onafhankelijke getuige [getuige 2] heeft niet gezien dat verdachte [benadeelde partij 1] heeft gestoken, maar wel dat [benadeelde partij 1] een stekende beweging naar verdachte heeft gemaakt. Tot slot ging er het gerucht dat [benadeelde partij 1] zichzelf zou hebben gestoken om een beroep te kunnen doen op noodweer. Hiervoor is ondersteuning te vinden in de camerabeelden, daarop verdwijnt hij rennend uit beeld, om zeven minuten later dan de rest van zijn groep strompelend op de beelden van het [plein] te verschijnen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte [benadeelde partij 1] in het bovenbeen heeft gestoken.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feitelijke gang van zaken vast. Gebleken is dat de groep van verdachte en de groep van [benadeelde partij 1] in de middag van
14 november 2021 een aanvaring hadden. De groep van verdachte is na het conflict in de middag naar de woning van verdachte gegaan, waar verdachte een mes heeft gepakt. Daarna is de groep weer naar het [wijk] van Purmerend gegaan en zijn beide groepen elkaar weer tegengekomen. [benadeelde partij 1] heeft vervolgens als eerste geweld gebruikt. Dit blijkt uit de aangifte van verdachte tegen [benadeelde partij 1] , de eerste verklaring van [getuige 1] bij de politie en de camerabeelden. [benadeelde partij 1] heeft [getuige 1] namelijk een mes op de keel gezet, op een moment dat verdachte door twee personen werd tegengehouden zodat hij niet bij [getuige 1] en [benadeelde partij 1] kon komen. Vervolgens heeft [benadeelde partij 1] [getuige 1] meermalen geslagen. Op de beelden is te zien dat [getuige 1] telkens naar achteren liep, maar dat [benadeelde partij 1] steeds op hem bleef afkomen. Verder is op de beelden te zien dat [een jongen] (een jongen van de groep van [benadeelde partij 1] ) [getuige 1] een trap heeft gegeven die in het proces-verbaal wordt beschreven als een ‘flying kick’.
Hoewel op de beelden niet te zien is wat er in de seconden hierna gebeurt, kan het niet anders dan dat verdachte [benadeelde partij 1] in die tijd in zijn been heeft gestoken, waarna [benadeelde partij 1] verdachte heeft gestoken. Het enkele feit dat [benadeelde partij 1] niet strompelend, maar rennend, uit het zicht van de beveiligingscamera’s is verdwenen, maakt dit niet anders. Vaststaat immers dat zowel verdachte als [benadeelde partij 1] kort na de ‘flying kick’ flinke verwondingen hebben opgelopen.
Zo heeft [benadeelde partij 1] zich die avond bij het ziekenhuis gemeld met een steekwond aan zijn been. Deze steekwond is, gelet op de gaten in zijn kleding, door zijn kleren heen toegebracht. Hij heeft verklaard dat de steekwond is veroorzaakt door een jongen van de andere groep die een tas bij zich had waar hij zijn hand in hield alsof hij er een vuurwapen uit zou halen (de rechtbank begrijpt: verdachte). Verder heeft hij verklaard dat hij later in het gevecht voelde en zag dat hij in zijn dijbeen werd gestoken met een groot vleesmes.
Onder andere verdachte zelf heeft verklaard dat hij een keukenmes bij zich had in een tas die hij op zijn buik droeg.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [benadeelde partij 1] zichzelf de steekwond heeft toegebracht nadat hij verdachte had gestoken. [benadeelde partij 1] heeft een flinke wond opgelopen, en het is heel pijnlijk en ook gevaarlijk om jezelf een dergelijke wond toe te brengen. Bovendien heeft [benadeelde partij 1] al vanaf zijn eerste verklaringen het steken in zijn been gedetailleerd beschreven, en heeft hij ook het vleesmes van verdachte en de tas die hij op de buik droeg beschreven. Dit was niet mogelijk geweest als verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, het mes niet uit zijn tas zou hebben gehaald.
De rechtbank acht daarom het alternatieve scenario dat de verdediging heeft aangedragen niet aannemelijk. Ook overigens vindt deze lezing onvoldoende steun in het dossier. Daartegenover biedt de inhoud van het dossier veel steun aan de feitelijke toedracht van de geweldshandelingen zoals die hiervoor is beschreven. De rechtbank verwerpt daarom het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 1] met een mes in het bovenbeen heeft gestoken.
Ten aanzien van parketnummer 15/182542-22:
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is die heeft gestoken of stekende bewegingen heeft gemaakt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Op de camerabeelden van de vechtpartij zijn drie jongens te zien, waarvan uit de bewijsmiddelen volgt dat dit [medeverdachte] , [broer van verdachte] (broer van verdachte) en verdachte zijn. Vaststaat dat de langste van de drie jongens [medeverdachte] is, hij wordt aangeduid als verdachte 2 in het proces-verbaal van bevindingen. Van de twee andere jongens heeft één een broek met oranje strepen aan (verdachte 1). Deze jongen verliest in de loop van het gevecht een roze telefoon. Uit onderzoek is gebleken dat deze telefoon van [broer van verdachte] was. De rechtbank stelt daarom vast dat de in het proces-verbaal van bevindingen omschreven ‘verdachte 3’ [verdachte] is. Op de beelden is te zien dat [verdachte] op het slachtoffer insteekt. Uit de verklaringen van het slachtoffer is gebleken dat hij na het voorval één of meer rode strepen op zijn bovenbeen had. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het geweld van verdachte enig letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15/114328-22
hij op 14 november 2021 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in het been van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/183542-22
hij op 22 april 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met anderen, op de openbare weg, te weten de [openbare weg] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , welk geweld bestond uit het
- duwen en slaan en schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die
[benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en
- met messen maken van stekende/hakkende bewegingen naar die [benadeelde partij 2] en/of
[benadeelde partij 3]
terwijl het door hem gebruikte geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten bij die [benadeelde partij 3] (een) schaafwond(en) op een bovenbeen;
Parketnummer 15/251743-23
hij op 14 augustus 2023 te Purmerend en/of (elders) in Nederland, [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij 4] via snapchat dreigend de woorden toe te voegen “als ik jou zie, ga ik een kankermes in je kankernek steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 15/305953-23
hij op 14 augustus 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen een iPhone, die aan [benadeelde partij 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/183542-22: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Ten aanzien van parketnummer 15/251743-23: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van parketnummer 15/305953-23: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Beroep op noodweer ten aanzien van parketnummer 15/114328-22:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van dit feit een beroep op noodweer toekomt. Ook de verdediging heeft dit subsidiair bepleit.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor dit feit een beroep op noodweer toekomt.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de feitelijke gang van zaken zoals hierboven geschetst, is gebleken dat [benadeelde partij 1] [getuige 1] heeft aangevallen en dat daarbij een mes is gebruikt door [benadeelde partij 1] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van [getuige 1] door [benadeelde partij 1] .
Hoewel de groep van verdachte in elk geval rekening hield met een nieuwe ontmoeting met de groep van [benadeelde partij 1] en verdachte daarbij ook zelf een mes heeft meegenomen, is niet gebleken dat zij de confrontatie met de andere groep bewust hebben opgezocht.
De rechtbank is verder van oordeel dat de handeling van verdachte geboden was ter noodzakelijke verdediging van [getuige 1] . [getuige 1] heeft geprobeerd weg te gaan, maar dit lukte niet. Daarop heeft verdachte, zodra dit kon, [benadeelde partij 1] in zijn been gestoken. Deze handeling was, gelet op het toegepaste geweld jegens [getuige 1] en de plek van de steekwond van [benadeelde partij 1] , niet buitensporig.
Nu verdachte een beroep op noodweer toekomt, ontbreekt de strafbaarheid aan dit feit. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor de overige feiten is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het onder de andere parketnummers bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is voor de overige feiten ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraffen

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onder de bijzondere voorwaarden zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. De officier van justitie heeft hierbij gevorderd dat het contactverbod niet alleen zal gelden voor medeverdachte [medeverdachte] , maar ook voor de slachtoffers van alle vier de feiten. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat het toezicht van de jeugdreclassering en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht tot oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke werkstraf. Er is geen bezwaar tegen de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd. Wel heeft de verdediging bezwaar tegen de duur van het locatieverbod, de duur van een jaar is disproportioneel en te beperkend.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de hoofdstraffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een conflict waarbij een broertje van verdachte betrokken was, zijn er in een snapchatgroep beledigingen en uitdagingen geuit. In deze chatgroep is afgesproken elkaar te treffen, waarop verdachte met zijn twee mededaders de tegenpartij heeft opgezocht. Hierbij hebben de drie verdachten zich bewapend met messen. De twee groepen zijn bij hun treffen direct begonnen met vechten, waarbij de groep van verdachte de andere jongens heeft getrapt, geslagen en geduwd. Ook hebben alle drie de verdachten een mes getrokken en hiermee stekende en/of hakkende bewegingen naar de andere jongens gemaakt. Verdachte heeft hierbij één van de slachtoffers in het bovenbeen geraakt.
Dit is een ernstig feit, waarbij van geluk mag worden gesproken dat het letsel van het gestoken slachtoffer beperkt is gebleven. Verdachte had hem tijdens de vechtpartij immers makkelijk in een vitaal lichaamsdeel kunnen raken.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij bewust de confrontatie met de slachtoffers heeft opgezocht en een conflict – dat niet eens hemzelf betrof – op een zo gewelddadige manier heeft willen oplossen. Ook acht de rechtbank het ernstig dat verdachte en zijn mededaders zich grondig hebben voorbereid door messen mee te nemen, zich onherkenbaar te maken door mondkapjes en capuchons op te zetten, en handschoenen aan te doen zodat er geen sporen op de messen of bloed aan hun handen zou komen.
De rechtbank kan moeilijk bevatten dat verdachte zelf net hersteld was van een bijna dodelijke steekwond en dan met een mes op pad gaat om een conflict ‘op te lossen’, met alle mogelijke gevolgen daarvan. Hieruit blijkt dat verdachte niet heeft geleerd van wat hij zelf heeft meegemaakt.
Ook overweegt de rechtbank dat het gevoel van veiligheid in de samenleving wordt aangetast doordat mensen messen bij zich dragen. Steeds meer jongeren hebben messen bij zich vanuit de gedachte zich mogelijk te moeten beschermen. Dit vergroot alleen maar de kans dat die bij ruzies (zoals in dit geval is gebeurd) ook worden gebruikt, met het risico dat mensen gewond raken of zelfs komen te overlijden.
Verder heeft verdachte iemand in een snapchatgesprek bedreigd door te zeggen dat hij een ‘kankermes’ in haar ‘kankernek’ zou steken. Dit soort feiten leidt tot gevoelens van onveiligheid en angst bij de slachtoffers en in de samenleving. In dit geval had het slachtoffer ook een reële reden om bang te zijn, omdat verdachte meermalen daadwerkelijk een mes bij zich heeft gehad en dat ook heeft gebruikt.
Tot slot heeft verdachte met twee anderen de telefoon van een andere jongen afgepakt. Dit is een vervelend feit, dat gepaard ging met intimidatie en treiteren.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 24 april 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 mei 2024.
Hierin is geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat hij:
- zal meewerken aan de plaatsing bij [verblijfplaats] , dan wel een andere door de jeugdreclassering aan te wijzen (vervolg)instelling, waaronder een instelling voor begeleid wonen of kamertraining, en zich zal houden aan de regels die de begeleiding van die instelling stelt;
- op geen enkele wijze direct of indirect contact op zal nemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] en de slachtoffers, voor de duur van één jaar. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- zich niet in Purmerend of in de directe omgeving zal bevinden, voor de duur van één jaar. Hieronder vallen de dorpen [dorp] , [dorp] , [dorp] en [dorp] , de wijken [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] en [wijk] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod,
met de opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Alkmaar om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het psychologisch rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog NIP van 7 november 2022 in de zaak met parketnummer 15/183542-22 houdt onder meer het volgende in. Er zijn aanwijzingen gevonden dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis (zwakke ego-functies, namelijk een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, geringe frustratietolerantie en zwakke agressieregulatie) en een enigszins lacunaire gewetensontwikkeling (een egocentrische grondhouding en onvoldoende slachtofferempathie). Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde feit, indien bewezen. De onderzoeker veronderstelt dat de zwakbegaafdheid en andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis doorwerkt op het functioneren van verdachte in het algemeen, en ook ten tijde van het ten laste gelegde feit. Daarom wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Verder veronderstelt de onderzoeker dat de zwakbegaafdheid en andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis in de zin van zwakke egofuncties en een enigszins lacunaire gewetensontwikkeling bij verdachte de kans op toekomstige geweldsfeiten, bij onveranderde omstandigheden, vergroten.
De rechtbank neemt de conclusie van dit rapport over en maakt deze ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten tot de hare.
De rechtbank heeft er verder bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat de redelijke termijn ten aanzien van parketnummer 15/183542-22 is overschreden.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten en zich tijdens schorsingen heeft moeten houden aan strenge voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie moet worden opgelegd die even lang is als de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het is met de op te leggen jeugddetentie de bedoeling van de rechtbank dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Gelet op alle omstandigheden zal de rechtbank het voorwaardelijk deel van de straf opleggen in de vorm van een werkstraf in plaats van een jeugddetentie, zoals de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank zal aan verdachte daarom een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen, om hem ervan te weerhouden binnen de proeftijd opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank acht het noodzakelijk verdachte hierbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. De rechtbank acht verder noodzakelijk het contactverbod ook op te leggen ten aanzien van de slachtoffers van alle feiten.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, namelijk openlijke geweldpleging, waarbij verdachte een mes heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden die zullen worden gesteld en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3420,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit met parketnummer 15/114328-22 zou hebben geleden.
Nu de rechtbank verdachte ten aanzien van dit feit zal ontslaan van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Stelt vast dat het bewezen verklaarde feit met parketnummer 15/114328-22 niet strafbaar is en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte voor de overige bewezen verklaarde feiten strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
78 dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
30 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 15 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zal meewerken aan de plaatsing bij [verblijfplaats] , zolang daarvoor in het civiele kader een machtiging is, dan wel een andere door de jeugdreclassering aan te wijzen (vervolg)instelling, waaronder een instelling voor begeleid wonen of kamertraining, en zich zal houden aan de regels die de begeleiding van die instelling stelt;
- voor de duur van één jaar op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
 de medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] in [plaats] ),
en de slachtoffers:
  • [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] in [plaats] );
  • [benadeelde partij 3] (geboren [geboortedatum] in [plaats] , Syrië);
  • [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Syrië);
  • [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortedatum] in [plaats] );
  • [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum] in [plaats] ).
De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- zich niet in Purmerend of in de directe omgeving zal bevinden, voor de duur van één jaar. Hieronder vallen de dorpen [dorp] , [dorp] , [dorp] en [dorp] , de wijken [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] en [wijk] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Alkmaar om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de voorwaarden die op grond van artikel 77z zijn gesteld en het toezicht dat op grond van artikel 77aa uit te oefenen is, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. R.M. Verberne, alle (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2024.
Mr. Van Roest en mr. Verberne zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.