6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de hoofdstraffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een conflict waarbij een broertje van verdachte betrokken was, zijn er in een snapchatgroep beledigingen en uitdagingen geuit. In deze chatgroep is afgesproken elkaar te treffen, waarop verdachte met zijn twee mededaders de tegenpartij heeft opgezocht. Hierbij hebben de drie verdachten zich bewapend met messen. De twee groepen zijn bij hun treffen direct begonnen met vechten, waarbij de groep van verdachte de andere jongens heeft getrapt, geslagen en geduwd. Ook hebben alle drie de verdachten een mes getrokken en hiermee stekende en/of hakkende bewegingen naar de andere jongens gemaakt. Verdachte heeft hierbij één van de slachtoffers in het bovenbeen geraakt.
Dit is een ernstig feit, waarbij van geluk mag worden gesproken dat het letsel van het gestoken slachtoffer beperkt is gebleven. Verdachte had hem tijdens de vechtpartij immers makkelijk in een vitaal lichaamsdeel kunnen raken.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij bewust de confrontatie met de slachtoffers heeft opgezocht en een conflict – dat niet eens hemzelf betrof – op een zo gewelddadige manier heeft willen oplossen. Ook acht de rechtbank het ernstig dat verdachte en zijn mededaders zich grondig hebben voorbereid door messen mee te nemen, zich onherkenbaar te maken door mondkapjes en capuchons op te zetten, en handschoenen aan te doen zodat er geen sporen op de messen of bloed aan hun handen zou komen.
De rechtbank kan moeilijk bevatten dat verdachte zelf net hersteld was van een bijna dodelijke steekwond en dan met een mes op pad gaat om een conflict ‘op te lossen’, met alle mogelijke gevolgen daarvan. Hieruit blijkt dat verdachte niet heeft geleerd van wat hij zelf heeft meegemaakt.
Ook overweegt de rechtbank dat het gevoel van veiligheid in de samenleving wordt aangetast doordat mensen messen bij zich dragen. Steeds meer jongeren hebben messen bij zich vanuit de gedachte zich mogelijk te moeten beschermen. Dit vergroot alleen maar de kans dat die bij ruzies (zoals in dit geval is gebeurd) ook worden gebruikt, met het risico dat mensen gewond raken of zelfs komen te overlijden.
Verder heeft verdachte iemand in een snapchatgesprek bedreigd door te zeggen dat hij een ‘kankermes’ in haar ‘kankernek’ zou steken. Dit soort feiten leidt tot gevoelens van onveiligheid en angst bij de slachtoffers en in de samenleving. In dit geval had het slachtoffer ook een reële reden om bang te zijn, omdat verdachte meermalen daadwerkelijk een mes bij zich heeft gehad en dat ook heeft gebruikt.
Tot slot heeft verdachte met twee anderen de telefoon van een andere jongen afgepakt. Dit is een vervelend feit, dat gepaard ging met intimidatie en treiteren.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 24 april 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 mei 2024.
Hierin is geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat hij:
- zal meewerken aan de plaatsing bij [verblijfplaats] , dan wel een andere door de jeugdreclassering aan te wijzen (vervolg)instelling, waaronder een instelling voor begeleid wonen of kamertraining, en zich zal houden aan de regels die de begeleiding van die instelling stelt;
- op geen enkele wijze direct of indirect contact op zal nemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] en de slachtoffers, voor de duur van één jaar. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- zich niet in Purmerend of in de directe omgeving zal bevinden, voor de duur van één jaar. Hieronder vallen de dorpen [dorp] , [dorp] , [dorp] en [dorp] , de wijken [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] , [wijk] en [wijk] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod,
met de opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Alkmaar om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het psychologisch rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog NIP van 7 november 2022 in de zaak met parketnummer 15/183542-22 houdt onder meer het volgende in. Er zijn aanwijzingen gevonden dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis (zwakke ego-functies, namelijk een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, geringe frustratietolerantie en zwakke agressieregulatie) en een enigszins lacunaire gewetensontwikkeling (een egocentrische grondhouding en onvoldoende slachtofferempathie). Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde feit, indien bewezen. De onderzoeker veronderstelt dat de zwakbegaafdheid en andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis doorwerkt op het functioneren van verdachte in het algemeen, en ook ten tijde van het ten laste gelegde feit. Daarom wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Verder veronderstelt de onderzoeker dat de zwakbegaafdheid en andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis in de zin van zwakke egofuncties en een enigszins lacunaire gewetensontwikkeling bij verdachte de kans op toekomstige geweldsfeiten, bij onveranderde omstandigheden, vergroten.
De rechtbank neemt de conclusie van dit rapport over en maakt deze ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten tot de hare.
De rechtbank heeft er verder bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat de redelijke termijn ten aanzien van parketnummer 15/183542-22 is overschreden.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten en zich tijdens schorsingen heeft moeten houden aan strenge voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie moet worden opgelegd die even lang is als de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het is met de op te leggen jeugddetentie de bedoeling van de rechtbank dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Gelet op alle omstandigheden zal de rechtbank het voorwaardelijk deel van de straf opleggen in de vorm van een werkstraf in plaats van een jeugddetentie, zoals de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank zal aan verdachte daarom een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen, om hem ervan te weerhouden binnen de proeftijd opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank acht het noodzakelijk verdachte hierbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. De rechtbank acht verder noodzakelijk het contactverbod ook op te leggen ten aanzien van de slachtoffers van alle feiten.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, namelijk openlijke geweldpleging, waarbij verdachte een mes heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden die zullen worden gesteld en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.