ECLI:NL:RBNHO:2024:6149

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/15/342275 / HA ZA 23-412
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door campingbeheerder met betrekking tot betalingen en goederenafgifte

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat centraal of de eiser, als campingbeheerder, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gedaagde, die de camping exploiteert. De rechtbank oordeelt dat de eiser zonder rechtsgrond betalingen van campingbewoners heeft geïncasseerd, gebruikmakend van facturen op briefpapier van de camping met zijn eigen naam en bankrekeningnummer. Deze betalingen waren bestemd voor de camping en niet voor de eiser. De rechtbank wijst een erkend schadebedrag van € 42.500,- toe aan de gedaagde, dat de eiser verschuldigd is, en verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure voor verdere schadevergoeding. Daarnaast vordert de eiser de afgifte van 78 goederen die zich op de camping bevinden en die hij in eigendom claimt. De rechtbank wijst deze vordering grotendeels toe, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld om de goederen binnen dertig dagen af te geven, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-nakoming. De rechtbank oordeelt dat de eiser onrechtmatig heeft gehandeld en dat de gedaagde recht heeft op schadevergoeding, die nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/342275 / HA ZA 23-412
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. L.N. Hermes,
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[de camping],
te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] dan wel [de camping],
advocaat: mr. W.J. de Boer.
De zaak in het kort
Centraal staat in deze zaak de vraag of [eiser] als campingbeheerder onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde]. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. [eiser] heeft zonder rechtsgrond betalingen van campingbewoners geïncasseerd met gebruikmaking van facturen op briefpapier van [de camping] waarop zijn persoonlijke bankrekeningnummer en naam waren vermeld. Deze betalingen kwamen niet [eiser] toe, maar [de camping]. Onduidelijk is nog in welke mate [de camping] daardoor schade heeft geleden. [eiser] heeft wel erkend een bedrag van € 42.500,- verschuldigd te zijn, zodat de rechtbank reeds in deze procedure [eiser] tot betaling van dat bedrag zal veroordelen. Voor de vaststelling van de omvang van de overigens geleden schade wordt de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure. [eiser] vordert op zijn beurt afgifte van 78 goederen die zich nog op [de camping] bevinden en hem in eigendom toebehoren. Deze vordering wordt door de rechtbank grotendeels toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met producties 1-19;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis van 25 oktober 2023, waarbij de rechtbank in het incident [eiser] heeft veroordeeld om [gedaagde] bankafschriften te verstrekken van zijn bankrekening over 2017, 2018, 2019 en 2021 op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1-22;
- het tussenvonnis van 20 december 2023, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
- het bericht van [eiser] van 12 april 2024 met productie 12;
- het bericht van [eiser] van 2 mei 2024 met productie 13;
- de akte overlegging aanvullende producties van [gedaagde] van 3 mei 2024, met producties 20-29.
1.2.
Op 15 mei 2024 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [eiser], vergezeld door zijn partner [naam 1] en mr. L.N. Hermes, en [gedaagde], vergezeld door zijn broer [broer 1] en mrs. W.J. de Boer en K. Verweij.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Hermes heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank heeft overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat op 26 juni 2024 vonnis zal volgen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteerde met zijn eenmanszaak ‘[de camping]’ van 2007 tot 2022 een camping in [plaats], waarbij er (onder meer) sprake was van verhuur van chalets en plekken voor toercaravans.
2.2.
[naam 2] Vastgoed B.V. is eigenaar van de gronden waarop deze camping is gelegen. Een broer van [gedaagde] - [broer 2] - is de bestuurder van deze vennootschap.
2.3.
[eiser] is in 2017 gestart als parkbeheerder van [de camping]. Zijn werkzaamheden bestonden onder meer uit het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden op en rondom de camping. Hij was daarnaast het eerste aanspreekpunt voor campinggasten en (buurt)bewoners. Ook verzorgde hij de exploitatie van de kantine.
2.4.
[eiser] is eigenaar van een tweetal chalets (002 en 079) op de camping, die hij verhuurde. [eiser] woonde zelf in chalet 069 dat eigendom is van [gedaagde].
2.5.
[de camping] leverde [eiser] periodiek facturen aan voor de huur, elektra en het stageld van de huurders of staanplaatshouders en vanaf september 2022 - toen kavels op de camping werden verkocht - formulieren ter overname (koop) van kavels door staanplaatshouders. [eiser] bezorgde deze facturen en formulieren bij de geadresseerden op de camping.
2.6.
Bij e-mail van 12 februari 2023 heeft [naam 3], staanplaatshouder van kavel 034 op de camping, [gedaagde] bericht dat hij op 1 november 2022 in totaal een bedrag van € 42.500,- heeft betaald voor de aankoop van kavel 034, maar dat hij na de ontvangstbevestiging van [eiser] niets meer had gehoord terwijl hij wachtte op een afspraak over de overdracht via de notaris.
2.7.
[gedaagde] heeft vervolgens geconstateerd dat op de desbetreffende factuur van [de camping] niet [de camping] maar [eiser] als begunstigde stond vermeld met een bankrekeningnummer dat niet aan [de camping] toebehoorde.
2.8.
Op 13 februari 2023 heeft [gedaagde] [eiser] geconfronteerd met de betalingen van [naam 3] die waren overgemaakt op de bankrekening van [eiser]. [eiser] ontkende een betaling van [naam 3] ontvangen te hebben en heeft [gedaagde] een kopie van zijn bankafschriften over de jaren 2020 en 2022 van zijn bij de ING Bank aangehouden bankrekening ter inzage mee gegeven.
2.9.
Op 15 februari 2023 heeft [gedaagde] na het verkrijgen van verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam conservatoir beslag laten leggen onder de ING Bank ten laste van [eiser].
2.10.
Op 16 februari 2023 hebben [gedaagde] en [broer 2] met [eiser] gesproken over de ter inzage gegeven bankafschriften. Van dit gesprek tussen [eiser], [gedaagde] en [broer 2] en het daarop volgende gesprek tussen [eiser] en zijn partner is een geluidsopname gemaakt. Hieronder wordt een transcriptie weergegeven van enkele passages uit dat gesprek, voor zover hier van belang (M staat voor [eiser], J/E voor [gedaagde]):
Minuut 8 van de opname:
“M Nou ja, je weet er zijn wat dingen gebeurd. Een ding wil ik benadrukken [naam 3] niet, [naam 4] niet. Daarnaast zijn er wel wat dingen gebeurd die wij ook afgesproken hebben alleen het is doorgeslagen…het is gewoon het moment. Ik zat er gisteren al aan te denken om naar je toe te rijden om toch wat dingen te regelen en te overleggen. Ik heb meer schuld, ik heb stomme dingen gedaan. Daar moeten we uit zien te komen hoop ik. Ik bedoel dat we op een nette manier alles terug gaan betalen, althans het meest.”
Minuut 9 tot en met 11 van de opname:“M Er zijn een paar dingen die doorgeslagen zijn waar ik toentertijd een afspraak had met [naam 5]. (..) Ik wil het gewoon oplossen. Ik ben gewoon een stommeling geweest. (..)
J/E Noem eens wat dingen die fout gegaan zijn dan
M Ik heb gefactureerd voor [naam 5] en ben daarin doorgeslagen, dat ik sommige teveel heb gedaan (..)J/E Durf je te zeggen hoeveel het dan is, hoeveel duizend?M Ik ga het niet eens noemen ook, het zal best een bedrag zijn (..)
J/E We weten heel erg veel...we praten niet over een paar duizend euro, we praten over tonnenM Daar durf ik niet te … , dat kunnen we natuurlijk altijd uitzoeken”
Minuut 15 tot 16 van de opname:
“J/E We hebben gewoon bewijs dat je [naam 3] ook op zak hebt, die 42,5k
M OkéJ/E en dat we een aantal bonnen hebben. Dat is het enige wat ik laat zien, want ik kom hier niet voor welles nietes spelletjes. Daar heb ik gewoon geen zin in.
M Dat begrijp ik
J/E Maar dit is jouw bankrekening en dat is de ene ontvangst en dit is de andere ontvangst en spannender wordt het niet.
M Nee spannender wordt het niet.
J/E Dus ontkennen heeft geen zin.
M Nee inderdaad ik heb het….
J/E Je zit nog steeds in je ontkenningsfase
M Ja ik weet het wel.
J/E Vorig jaar zijn gewoon 300 mutaties op jouw rekening gekomen en hebben wij een hele hoop, alle twijfelgevallen eruit gespit die de camping toekomen. Dat zijn allemaal die afgeboekt zijn door [naam 6] omdat ze niet gevangen werden omdat ze bij jou terecht gekomen zijn.
M Ik heb het niet allemaal leggen.
J/E Nee ik snap alleen niet dat je niets op je spaarrekening hebt.
M Als je het hebt, dan geef je het uit.
J/E Maar je hebt die [naam 3] gevangen
M Nee Dat heb ik niet gehad. Jullie zeggen dat dat erop staat maar ik kan het niet terugvinden. Maar maakt niet uit, jullie zeggen dat ik het gehad heb, dan is het misschien, dan weet ik het niet eh betaling….
J/E Scroll maar terug naar je rekening naar 26 oktober. Het bedrag is dan geen 42 ruggen, maar het bedrag dat die over heeft gemaakt. We laten het wel zien.
M Laten we eerlijk zijn het staat er dus het is klaar toch.
J/E Maar die krijg je binnen, waar heb je dat geld dan gelaten, als dat niet naar je spaarrekening is.
M Dochter geholpen, schulden betaald.”
Minuut 17 en 18 van de opname:
“J/E Hoeveel jaar doe je het al dan?
M In het begin een paar keer. En het werd op het laatst iets erger.(..) het is gewoon klaar, ik hang aan de galg.”
Minuut 35 tot 42 van de opname (gesprek tussen [eiser] en zijn partner (hierna: B)):
“M Er is meer gefactureerd dan had gemogen (..)Ik moet stoppen in ieder geval met dit werk. Dat is logisch dat heb ik gezegd. Het is doorgeslagen. (..) Alleen hij vroeg, je moet het tegen [naam 1] zeggen (..) Dat ik gewoon stomme dingen gedaan heb, die gewoon niet door de beugel kunnen. (..) Ik geef aan jou toe dat ik gewoon een stommiteit heb begaan en dingen heb gefactureerd die anders hadden moeten zijn.
B Maar heb je het bewust gedaan?
M Eh. Ik zeg ik zal heus wel een aantal dingen bewust gedaan hebben. Dat ben ik het wel mee eens. Er zijn wel een paar dingen waarvan oké, dit en dat, maar er zijn er een paar tussen die zijn een schande.
B Mmm en nu.
M Nou ja goed. Hij wil in ieder geval wat terug.
B Dat snap ik
M De auto terug. Ik heb de auto daarvan betaald en de Porsche.”
2.11.
[gedaagde] heeft [eiser] op 16 februari 2023 gesommeerd zijn taken als parkbeheerder neer te leggen. Daarbij is [eiser] verzocht per direct de camping te verlaten. [eiser] heeft daaraan gehoor gegeven. [eiser] en zijn partner werd daarna de toegang tot de camping ontzegd. Op 15 april 2023 heeft [eiser] na overleg met [gedaagde] zijn goederen/inboedel opgehaald uit chalet 069 waarin hij woonde. [eiser] kreeg op dat moment geen toegang tot de kantine en de loods op de camping.
2.12.
Op 29 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend aan [eiser] tot het doen leggen van conservatoir beslag op 78, in het beslagrekest genoemde, goederen die zich bevinden bij chalet 069, in een container op de parkeerplaats, in de kantine en in de loods op de camping.
2.13.
Op 6 juli 2023 heeft de deurwaarder een groot aantal van deze goederen in conservatoir beslag tot afgifte genomen. In het proces-verbaal van de deurwaarder is vermeld dat de volgende roerende zaken niet zijn aangetroffen:
“- een espressomachine- Apple computer- een elektrische fiets- droogmolen van het merk Brabantia- haardhout, 4 kuub
- kettingzaag van het merk Husqvarna- 1 gokkast”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. (primair) [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis af te geven de 78 in het petitum van de dagvaarding genoemde goederen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
(subsidiair) bepaalt dat [eiser] binnen veertien dagen na het vonnis in staat wordt gesteld om bedoelde goederen op te halen en [gedaagde] veroordeelt om [eiser] ongestoord de toegang te verlenen tot de loods, de kantine en de container die op de parkeerplaats van de camping staat en [eiser] toe te staan genoemde goederen mee te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
2. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen het bedrag dat [gedaagde] uit de verkoop van de Gator aan Doornbos Materieel B.V. (hierna: Doornbos) heeft ontvangen;
3. [gedaagde] veroordeelt in de (na)kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van de beslaglegging.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[eiser] heeft nog 78 goederen op [de camping] staan die hem in eigendom toebehoren. Het gaat onder meer om gereedschappen, apparatuur, machines, scooters, golfkarren, jukeboxen en attributen voor de kantine, waarvan hij de aanschaf zelf heeft betaald. [eiser] wil dat [gedaagde] zijn eigendommen aan hem teruggeeft. [gedaagde] is hiertoe niet, althans niet vrijwillig, bereid.
3.2.2.
Daarnaast bereikte [eiser] medio juni 2023 het bericht dat [gedaagde] een Gator (een terreinwagen), die [eiser] had gekocht en waarvoor hij € 12.400,- aan Doornbos had betaald, aan Doornbos heeft terugverkocht. [gedaagde] heeft het daarmee gemoeide geldbedrag zonder recht of titel behouden en is hierdoor ongerechtvaardigd verrijkt. Het ontvangen geldbedrag moet [gedaagde] aan [eiser] (terug)betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat [eiser] eigenaar is van de door hem genoemde goederen, zodat voor afgifte of voor het ophalen van die goederen geen grond bestaat. De goederen zijn (in het verleden) namelijk geleverd aan [de camping] en [de camping] heeft deze goederen nog steeds onder zich en in bezit. De goederen waren en zijn dan ook eigendom van [de camping]. [eiser] heeft geen bewijs geleverd van het tegendeel.
Ook de vordering ten aanzien van de Gator moet volgens [gedaagde] worden afgewezen, omdat niet [eiser] maar [de camping] de Gator in het verleden van Doornbos heeft gekocht en deze ook weer aan Doornbos heeft terugverkocht.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de camping], althans ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [de camping];
II. [eiser] veroordeelt tot betaling aan [de camping] van een nader in een schadestaatprocedure te bepalen bedrag uit hoofde van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijk rente;
III. de door [eiser] gelegde conservatoire beslagen met onmiddellijke ingang opheft en [eiser] verbiedt ter zake van de door hem (in)gestelde vorderingen nieuwe of nadere beslagen te leggen;
IV. [eiser] veroordeelt in de (na)kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van de beslaglegging ten bedrage van € 4.440,89, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.5.1.
[eiser] heeft gefraudeerd door facturen van [de camping] te vervalsen, deze uit te reiken aan de campinggasten en de betaling hiervan in ontvangst te nemen en te behouden. [eiser] heeft op de facturen op briefpapier van [de camping] zijn persoonlijke bankrekeningnummer en naam vermeld. De betalingen kwamen niet [eiser] toe, maar [de camping]. Het gaat blijkens de ontvangen bankafschriften van [eiser] om de onder 2.6. vermelde betaling van € 42.500,- en om (mobiele) betalingen van huurders en staanplaatshouders voor huur, stageld en energiebijdragen over de jaren 2017 tot en met 2022. Aan [eiser] is zonder rechtsgrond een bedrag van meer dan € 480.000,- betaald.
3.5.2.
Het handelen van [eiser] kwalificeert als onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Met zijn handelen heeft [eiser] zichzelf ook ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [de camping] (artikel 6:212 BW). [eiser] is verplicht de geleden schade te vergoeden. Omdat de exacte omvang van de schade nog onduidelijk is, vordert [gedaagde] verwijzing naar de schadestaatprocedure. Ter zitting heeft [gedaagde] verzocht in deze hoofdprocedure al te bepalen dat [eiser] een bedrag van € 42.500,- moet betalen, omdat [eiser] heeft erkend dit, door [naam 3] op zijn bankrekening betaalde, bedrag verschuldigd te zijn.
3.6.
[eiser] voert verweer. [eiser] betwist dat hij heeft gefraudeerd met facturen en dat hij ten onrechte geldbedragen heeft ontvangen die [de camping] toekwamen. Hij stelt daartoe, kort samengevat, dat hij met [gedaagde] mondelinge afspraken heeft gemaakt dat hij de desbetreffende opbrengsten mocht behouden - de betaling van € 42.500,- van [naam 3] op zijn bankrekening uitgezonderd - om via die weg een gebruikelijk loon voor een meer dan fulltime baan betaald te krijgen. Als er onregelmatigheden zouden zijn geweest, dan zouden die - aldus [eiser] - ook al eerder dan in februari 2023 moeten zijn opgemerkt door [gedaagde].
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Vordering tot afgifte van goederen
4.1.
De vraag is of de 78 goederen waarvan [eiser] afgifte vordert eigendom zijn van hem of van [de camping] en of [eiser] recht heeft op afgifte daarvan. De stelplicht en bewijslast rusten op [eiser]: het is aan hem om te stellen en te onderbouwen en zo nodig te bewijzen dat alle voorwerpen waarvan hij afgifte vordert a) van hem zijn en b) zich nog bij [de camping] bevinden.
4.2.
Op 6 juli 2023 heeft de deurwaarder conservatoir beslag gelegd op de goederen waarvan [eiser] afgifte wenst, met uitzondering van de espressomachine, de Apple computer, de elektrische fiets, de droogmolen van het merk Brabantia, 4 kuub haardhout, de kettingzaag van het merk Husqvarna en één gokkast. Die zeven roerende zaken heeft de deurwaarder blijkens het proces-verbaal van de beslaglegging niet aangetroffen. Een onderbouwing van [eiser] dat [de camping] deze roerende zaken (toch) onder zich heeft, ontbreekt. De vordering tot afgifte of het ophalen van genoemde zeven roerende zaken wordt dan ook afgewezen.
4.3.
Wat betreft de vordering tot afgifte van de resterende 71 - beslagen - goederen overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
Op grond van artikel 5:2 BW heeft als uitgangspunt te gelden dat een eigenaar van een zaak bevoegd is die zaak op te eisen van ieder die de zaak zonder recht houdt. Voorts volgt uit artikel 3:109 BW dat degene die een goed houdt, wordt vermoed dit goed voor zichzelf te houden. Op grond van artikel 3:119 lid 1 BW wordt vermoed dat de bezitter van een goed rechthebbende met betrekking tot dat goed is. Dit vermoeden kan door een partij die niet de houder is worden weerlegd door aan te tonen dat er bij de andere partij slechts sprake is van houderschap voor een ander. Nu het [de camping] is die de 71 goederen blijkens het proces-verbaal van de beslaglegging onder zich heeft, is het aan [eiser] om dit vermoeden te weerleggen. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende naar voren heeft gebracht om het vermoeden als bedoeld te weerleggen, en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
[eiser] heeft van een groot deel van de 71 goederen met foto’s, aankoopbonnen, facturen en bankafschriften - op zijn naam gesteld - onderbouwd dat hij deze zelf heeft gekocht, betaald en geleverd gekregen. Tegenover al deze overgelegde stukken heeft [gedaagde] nagenoeg niets gesteld en in het geding gebracht. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat een aantal van de goederen privé aanschaffingen door [eiser] betreft. [gedaagde] vindt echter dat de goederen aan [de camping] toebehoren, omdat [eiser] deze ter beschikking heeft gesteld aan de camping en een aantal goederen diende ter vervanging van al in de kantine aanwezige goederen toen [eiser] als parkbeheerder startte. Uit niets blijkt echter dat daarmee ook de eigendom aan de camping is overgedragen. Nu [gedaagde] zijn stelling dat hij eigenaar is van de 71 goederen op geen enkele wijze heeft onderbouwd en hij de onderbouwde stellingen van [eiser] omtrent het eigendom van die goederen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, beschouwt de rechtbank de 71 goederen als één geheel en gaat zij uit van de juistheid van de stelling van [eiser] dat hij daarvan de eigenaar is. [eiser] is dus bevoegd de goederen op te eisen van [de camping], die deze zonder recht onder zich houdt.
4.6.
De primaire vordering van [eiser] tot afgifte van de 71 goederen zal de rechtbank dan ook toewijzen. Niet is gebleken dat afgifte van deze goederen niet (meer) mogelijk is. De rechtbank zal de termijn van de afgifte van de goederen stellen op een redelijk te achten termijn van dertig dagen na betekening van dit vonnis in plaats van de door [eiser] verzochte termijn van zeven dagen. [gedaagde] heeft dan voldoende tijd om daarover afspraken te maken en voorbereidingsmaatregelen te treffen.
4.7.
Gelet op de onenigheid tussen partijen ziet de rechtbank aanleiding om als prikkel tot nakoming aan de veroordeling van [gedaagde] een dwangsom te verbinden. Tegen de gevorderde dwangsom heeft [gedaagde] geen afzonderlijk verweer gevoerd. De rechtbank ziet wel aanleiding de door [eiser] gevorderde dwangsom te matigen tot € 250,- per dag en de op te leggen dwangsom te maximeren tot € 10.000,-.
4.8.
De subsidiaire vordering van [eiser] om in staat te worden gesteld de goederen op te halen behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.
in reconventie
Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen
4.9.
[gedaagde] vordert in reconventie onder III. opheffing van de door [eiser] gelegde conservatoire beslagen op de 71 goederen en een verbod ter zake nieuwe of nadere beslagen te leggen. Die vordering is gegrond op de stelling dat [eiser] geen eigenaar is van de 71 goederen.
4.10.
Zoals hiervoor in conventie is overwogen deelt de rechtbank deze stelling niet. De door [eiser] gelegde beslagen zijn niet onrechtmatig. Het ligt rechtstreeks in het verlengde van de toewijzing van het in conventie onder 1 primair gevorderde dat de vordering in reconventie onder III wordt afgewezen.
in conventie
Gator
4.11.
[eiser] stelt in de dagvaarding dat hij in 2020 een Gator van Doornbos heeft gekocht, dat hij daarvoor een bedrag van € 12.400,- heeft betaald en dat de Gator zonder zijn medeweten en toestemming door [gedaagde] weer is terugverkocht aan Doornbos. [eiser] vindt dat onrechtmatig en vordert het bedrag dat [gedaagde] uit de verkoop heeft ontvangen.
4.12.
In de spreekaantekeningen stelt (de advocaat van) [eiser] dat [gedaagde] de geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen moet vergoeden, zijnde de aankoopsom van € 12.420,-. Voor zover dit bedoeld is als een eiswijziging/-vermeerdering, gaat de rechtbank daaraan bij gebrek aan een gewijzigd petitum en een daarbij behorende motivering voorbij. De rechtbank gaat uit van de vordering zoals die in het petitum van de dagvaarding is verwoord.
4.13.
[gedaagde] voert daartegen als verweer aan dat de Gator niet aan [eiser], maar aan [de camping] is verkocht en daarna ook van [de camping] is teruggekocht. Omdat [de camping] begin 2023 een aanmaning tot betaling van openstaande facturen (van ruim € 1.800,-) voor het onderhoud van de Gator ontving van het door Doornbos ingeschakelde incassobureau Atradius Collections en [gedaagde] in die tijd was gestopt met de exploitatie van de camping, heeft [gedaagde] besloten om de Gator terug te verkopen aan Doornbos onder verrekening van de openstaande facturen. Doornbos heeft daarmee ingestemd en na taxatie van de Gator en verrekening met de onderhoudskosten een netto bedrag van € 2.200,- aan [de camping] (terug)betaald. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van zijn verweer naar diverse facturen van Doornbos, de aanmaning van Atradius Collections en een aan [eiser] gerichte e-mail van Doornbos van 7 juni 2023.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat Doornbos op 27 oktober 2020 een verkoopovereenkomst aan
‘[de camping], Dhr. [eiser]’heeft toegestuurd en dat [eiser] met de vermelding van zijn naam voor akkoord heeft getekend. Dat enkele feit is echter op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat de Gator in eigendom toebehoorde aan [eiser].
4.15.
In dat verband is van belang dat de aankoopfactuur uitsluitend is gericht en op naam is gesteld van
[de camping]. De Gator is afgeleverd op de camping en op de camping heeft in 2022 ook het onderhoud aan de Gator plaatsgevonden door Doornbos. Doornbos heeft daarvoor uitsluitend facturen aan
[de camping]toegestuurd.
[de camping]is ook als enige debiteur aangeschreven door Atradius Collections (namens Doornbos). Doornbos heeft [eiser] per e-mail van 7 juni 2023 het volgende bericht:
“Zoals besproken met u hebben wij de gator verkocht (gefactureerd) aan de camping en ook weer teruggekocht van de camping dus van heling is er zeker geen sprake van.”
Verder maakt het door [eiser] overgelegde overzicht van betalingen aan Doornbos over 2020 en 2021 niet duidelijk dat die betalingen zien op de aankoop van de Gator en evenmin dat [eiser] die betalingen heeft gedaan.
4.16.
Al met al heeft [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd gesteld dat de Gator hem in privé toebehoorde. Zijn vordering tot betaling van het bedrag dat [de camping] ([gedaagde]) heeft ontvangen uit de verkoop van de Gator wordt dan ook afgewezen.
in reconventie
Verklaring voor recht onrechtmatig handelen [eiser]
4.17.
Aan de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld heeft [gedaagde] onder meer ten grondslag gelegd dat [eiser] facturen op briefpapier van [de camping] aan campingbewoners heeft gegeven waarop hij zijn eigen naam en persoonlijke bankrekeningnummer had vermeld. [eiser] betwist niet dat hij dat heeft gedaan. [eiser] voert echter aan dat dit met medeweten en toestemming van [gedaagde] is gebeurd, met uitzondering van de onder 2.6. genoemde betaling van [naam 3] van € 42.500,- waarop hierna onder 4.23. zal worden ingegaan. Volgens [eiser] mocht hij op basis van mondelinge afspraken met [gedaagde] betalingen voor huur-/stageld en energiebijdragen van campingbewoners innen en werd hij op die “alternatieve” manier uitbetaald voor zijn werkzaamheden.
Afspraken tussen partijen
4.18.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zij in 2017 - toen [eiser] als campingbeheerder startte - wat zijn honorering betreft een pakket aan afspraken zijn overeengekomen. [eiser] mocht voor zijn werkzaamheden maandelijks een bedrag van € 900,- exclusief btw via zijn bedrijf bij [de camping] declareren. Ook mocht [eiser] de exploitatie van de kantine verzorgen. Hij diende wel alles voor de kantine zelf te regelen en aan te schaffen, maar hij mocht de opbrengsten van de kantine en ook die van de douches en wasmachines op de camping behouden. Het stond [eiser] daarnaast vrij om met zijn klussenbedrijf opdrachten uit te voeren van gasten op de camping of elders.
4.19.
Verder kan op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld dat partijen na enige tijd aanvullend zijn overeengekomen dat [eiser] gratis in chalet 069 van [gedaagde] mocht wonen en dat hij de huuropbrengsten van de chalets 002 en 079 en van de plekken voor zijn twee tourcaravans en trailer mocht behouden.
4.20.
[eiser] heeft ter zitting betoogd dat gaandeweg de omvang van zijn werkzaamheden steeds verder toenam en dat in ruil voor zijn 24-uurs beschikbaarheid per dag op de camping partijen in de loop der jaren, op meerdere momenten, aanvullende mondelinge afspraken hebben gemaakt, waarvan zij allebei beter werden. [eiser] mocht naar eigen zeggen voor meer chalets en trekkersplekken dan hierboven vermeld huur-/stageld en energiekosten factureren - via een format op het bureaublad van de computer van [de camping] - en incasseren als beloning voor de door hem verrichte werkzaamheden. [eiser] heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat het resultaat van die nadere aanvullende afspraken te vinden is in de door hem opgestelde en als productie 4 bij de conclusie van antwoord in reconventie in het geding gebrachte lijst van geïncasseerde plekken: vanaf 2020 de huuropbrengsten van acht chalets (van de 23 die [gedaagde] er heeft) en negen keer het stageld en de huuropbrengsten van een aantal trekkersplaatsen.
4.21.
[gedaagde] betwist het bestaan van deze aanvullende afspraken. [gedaagde] heeft die betwisting gemotiveerd aan de hand van tientallen overgelegde facturen, bankafschriften van [eiser] en een geluidsopname van het op 16 februari 2023 met [eiser] gevoerde gesprek.
4.22.
Dat de facturatie en inning van de grote hoeveelheid sta-, huur- en energiegelden zoals die blijkt uit de processtukken, vanaf 2020 door [eiser] heeft plaatsgevonden met toestemming en medeweten van [gedaagde] acht de rechtbank
verre van aannemelijk. Het standpunt van [eiser] is zelfs ronduit ongeloofwaardig als gekeken wordt naar de wijze van zijn honorering - buiten de boekhouding van [de camping] om - en de omvang daarvan. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
4.23.
Niet alleen spoort de door [eiser] als productie 4 overgelegde lijst van door hem geïncasseerde plekken waarover met [gedaagde] afspraken zouden zijn gemaakt, niet met de door [gedaagde] overgelegde facturen en bankafschriften, waarop wat betreft de jaren 2020 en 2022 meer nummers van kavels/chalets/trekkersplekken worden genoemd en ook kwartaalbetalingen van energie naar voren komen die niet (expliciet) op de lijst staan genoemd, maar ook biedt de overgelegde geluidsopname geen steun aan het betoog van [eiser]. Integendeel, uit de onder 2.10. weergegeven transcriptie van het gesprek op 16 februari 2023 blijkt dat [eiser] erkent dat hij in naam van [de camping] meer heeft gefactureerd dan hij op basis van de afspraken met [gedaagde] mocht doen. Daarbij heeft [eiser] het, anders dan hij ter zitting heeft gesteld, duidelijk niet alleen over de onder 2.6. genoemde aankoopsom voor kavel 034 van € 42.500,-, waarvan hij inmiddels erkent dat die betaling op zijn bankrekening door zijn eigen toedoen niet juist is gelopen. [eiser] spreekt schuldbewust
(‘ik heb stomme dingen gedaan’) over meerdere inningen - op basis van door hem opgestelde dan wel aangepaste facturen op naam van de camping - die in de loop der jaren in aantal zijn toegenomen en daarmee naar eigen zeggen ‘
zijn doorgeslagen’.
4.24.
In dit verband komt dan ook geen grote betekenis toe aan de voorgedrukte en in algemene bewoordingen geformuleerde verklaringen van campingbewoners dat zij bekend waren met de afspraak dat [eiser] met toestemming van [gedaagde] gelden voor de camping mocht innen. Dat de door [eiser] ontvangen opbrengsten (deels) weer terugvielen in de camping zoals voor de inkoop ten behoeve van de kantine en voor de aanschaf van campingkleding, golfkarretjes en een grasmaaier, zoals [eiser] ter zitting nog heeft aangevoerd, kan hem evenmin baten. De golfkarretjes en de grasmaaier claimt [eiser] in deze procedure als privé-eigendom en ook diende hij als exploitant van de kantine de inkoop uit privémiddelen te verzorgen.
Conclusie: onrechtmatig verkregen bedragen
4.25.
Gelet op bovengenoemde erkenning van [eiser] van de onterechte betaling van € 42.500,- op zijn bankrekening en nu [eiser] de onderbouwde stelling van [gedaagde] dat hij zonder rechtsgrond en met (grote) regelmaat voor [de camping] bestemde betalingen heeft geïnd en behouden, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken moet als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de camping]. Onder deze omstandigheden is voor bewijslevering geen plaats.
4.26.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank de door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht zal toewijzen, zoals in de beslissing onder 5.3. is vermeld.
Schade4.27. [gedaagde] heeft ter begroting van de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [eiser] verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. In artikel 612 Rv staat dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, deze schade - voor zover dit mogelijk is - begroot in het vonnis.
4.28.
Ten aanzien van één van de schadeposten die [gedaagde] heeft opgevoerd ziet de rechtbank aanleiding om daarover al in dit vonnis ambtshalve (nu een schriftelijke eiswijziging op dit punt ontbreekt) een oordeel te geven. Het gaat om de betaling van [naam 3] van € 42.500,- op de bankrekening van [eiser] voor de aankoop van kavel 034 op de camping. Zoals hiervoor is overwogen heeft [eiser] erkend dat hij dit bedrag zonder rechtsgrond heeft behouden en dus nog verschuldigd is.
4.29.
Voor zover partijen verdeeld zijn over de vraag aan wie [eiser] moet betalen overweegt de rechtbank als volgt. De aankoopfactuur van 12 oktober 2022 is op briefpapier van [de camping] gedrukt. Onderaan deze factuur staat, net als op het betaalbewijs, ook de naam
[de camping]. Van andere stukken aangaande de koop van kavel 034 is niet gebleken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het [de camping] is die de schade als gevolg van het onrechtmatig innen van de aankoopsom van € 42.500,- door [eiser] heeft geleden. Aan de akte van cessie (de overeenkomst tussen [naam 2] Vastgoed B.V. en [de camping]) komt in dit verband geen betekenis toe, zodat in het midden kan blijven of aan die akte gebreken kleven zoals [eiser] heeft gesteld.
4.30.
De rechtbank zal [eiser] dan ook veroordelen tot betaling aan [de camping] ([gedaagde]) van een bedrag van € 42.500,-. De rechtbank zal de wettelijke rente over dit bedrag, zoals gevorderd, toewijzen met ingang van 10 juli 2024 tot de dag van volledige betaling.
4.31.
Begroting van de overige schade van [de camping] als gevolg van het onrechtmatig handelen van [eiser] is in dit geding, bij gebreke van voldoende concrete aanknopingspunten daarvoor, niet mogelijk. Onduidelijk is immers nog in welke mate [de camping] schade heeft geleden. Er zijn door [gedaagde] slechts grofmazige berekeningen/begrotingen in het geding gebracht. Een precieze reconstructie per chalet/kavel/trekkersplek - dus per gestelde schadepost die aan [eiser] kan worden toegerekend als een gevolg van diens onrechtmatig handelen - ontbreekt en is niet in enig processtuk concreet uiteengezet. De schade dient daarom, zoals ook door [gedaagde] is gevorderd, nader te worden opgemaakt bij staat. Er is voldaan aan de hiervoor geldende voorwaarde dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De rechtbank zal [eiser] tot vergoeding van de schade veroordelen, zoals in de beslissing onder 5.5. is vermeld.
4.32.
De door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente over de nader bij staat op te maken schade betreft vertragingsschade die in het kader van de schadestaatprocedure moet worden vastgesteld.
in conventie en in reconventie
Beslag- en proceskosten
4.33.
Partijen vorderen over en weer veroordeling tot betaling van de door hen gemaakte beslag- en proceskosten. Omdat beide partijen, gelet op het voorgaande, gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen deze kosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis af te geven de navolgende goederen:
1. Tweemaal een jukebox;
2. Een beamer
3. Een bingo machine
4. Koffiemachine van het merk Douwe Egberts
5. JBL box 1000 inclusief attributen (staande langwerpige party geluidsbox)
6. Grote vriezer met glas
7. Hoge vriezer
8. Tafelvriezer
9. Een elektrische frituur
10. Elektrische auto’s van de kinderen
11. Wasemkap
12. 1 stofzuiger van het merk Miele (meerdere)
13. Drie dozen met verkleedspullen
14. Hogedrukspuit
15. Twee keer een wasmachine
16. Twee keer een droger
17. Een tostiapparaat
18. Een snijmachine
19. Popcornmachine
20. Broodroosters
21. Pannen
22. Kassa van het merk Leza
23. Pinapparaat van het merk Sum up
24. Barbecue groot
25. Een elektrische step
26. Mengpaneel
27. Statafel plus krukken
28. Barkrukken
29. Handdoeken apparaat voor in de toilet
30. Twee hanglampen serre
31. Drie fusten bier
32. Koolzuurfles
33. Discoverlichting
34. Een rookmachine
35. Een sneeuwmachine
36. Een bellenblaas machine
37. Meetapparaat
38. Twee golfkarren
39. Diverse hand- en elektrische gereedschappen
40. Jetski
41. Twee compressors
42. Lasapparaat klein blauw
43. Scooter Vespa blauw
44. Scooter Harley
45. Een gewone paarse fiets
46. Palletkachel rood
47. Twee hogedrukreinigers op benzine
48. Een waterzuiger
49. Twee gokkasten
50. Nieuwe koelkast in verpakking
51. Diamantboren droog en nat
52. Grasmaaier benzine klein
53. Veegmachine benzine
54. Bosmaaiers twee keer
55. Kettingzaag van het merk Stihl
56. Heggenschaar benzine
57. Aanhanger, grote tandemasser
58. Blauwe aanhanger met huif
59. Spuitkar hogedruk
60. Motorboot met buitenboord motor
61. Sibro kachel
62. Graafmachine blauw
63. Palmboom chalet staat in de tuin bij chalet nr. 069
64. Tuinslanghaspel 50 meter merk Gardena
65. Steiger groot
66. Twee skelters
67. Een stapel met ongeveer 200 Donald Ducks in verpakking voorzien van de naam [eiser]
68. Een grijs/zwarte Amerikaanse koelkast in chalet 110
69. Een televisie van Samsung UHD55AU7O4O
70. Een televisie van LG
71. Een JBL surround systeem,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
in reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de camping] ([gedaagde]),
5.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [de camping] ([gedaagde]) van een schadebedrag van € 42.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 10 juli 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiser] tot het vergoeden aan [de camping] ([gedaagde]) van de overige door het onrechtmatig handelen geleden schade – nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet – en verwijst de zaak daarvoor naar de schadestaatprocedure,
in conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, waaronder ook begrepen de kosten van de beslagleggingen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1., 5.2. en 5.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
ST/ACH