ECLI:NL:RBNHO:2024:6109

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
15.171858.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en maximale taakstraf voor deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van xtc

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van xtc-pillen vanuit een criminele organisatie. De verdachte had op de dag van de politie-inval een uitvoerende rol door zijn vader, die als kok fungeerde, te assisteren bij de productie van xtc-pillen in een bedrijfspand in Westzaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van het vervaardigen van MDMA-bevattende pillen en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijsmiddelen, waaronder EncroChat-berichten en verklaringen van medeverdachten. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een maximale taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele situatie na de voorlopige hechtenis, en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een ondersteunende rol had binnen de organisatie, maar dat zijn bijdrage voldoende was voor een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.171858.20 (P)
Uitspraakdatum: 19 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12, 15 en 18 maart 2024, 5 april 2024 en 5 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. D. Sarian en mr. J.J. van Bree, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de zitting van 9 oktober 2020 en wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 21 april 2023, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:medeplegen van het vervaardigen, althans bereiden, bewerken en/of verwerken, althans aanwezig hebben van stoffen bevattende MDMA en/of MDMA-gerelateerde middelen op 30 juni 2020 in Westzaan;
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde lid van de Opiumwet in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2020 in Westzaan, althans in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De officieren van justitie zijn ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. Op het standpunt van de officieren van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Op het verweer van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen, die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen, tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
3.3.2
Vervaardigen van xtc-pillen (feit 1)
Naar aanleiding van informatie uit een (ander) opsporingsonderzoek en EncroChat-berichten van de gebruikers Acceptandreact, Originalzone, Goldenboydon, Goldenboytabsbv en Onevodka over (kort gezegd) de productie van MDMA, heeft de politie op 30 juni 2020 in een bedrijfspand aan het [adres 2] in Westzaan een omvangrijke tabletteerlocatie aangetroffen. Daar werden op grote schaal MDMA bevattende pillen (hierna: xtc-pillen) geproduceerd. Bij de ontmanteling van deze tabletteerlocatie zijn tabletteermachines, maalmachines, meer dan twintig stempels en een mengmachine aangetroffen. Ook lagen er in het bedrijfspand ruim 570.000 xtc-pillen en ruim veertig kilo gebruiksgereed MDMA tabletteerpoeder.
In de ondervangen chatgesprekken van en tussen de hiervoor genoemde EncroChat-gebruikers werd meer in het bijzonder gesproken over (onder meer) de productie van MDMA (“M”), inkoop- en verkoopprijzen, bestellingen, leveringen, kantoorlocaties, machines en administratie. De gebruikers van deze EncroChat-accounts zijn geïdentificeerd als medeverdachten [naam 1] (Acceptandreact en Originalzone), [naam 2] (Goldenboydon en Goldenboytabsbv) en [naam 3], de vader van de verdachte (Onevodka). Tijdens de politie-inval op 30 juni 2020 rond 10.20 uur waren de verdachte en zijn vader in het bedrijfspand in Westzaan aanwezig. Zij waren daar die ochtend rond 7.15 uur aangekomen met een bestelauto, die werd geleased door medeverdachte [naam 4].
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat in het bedrijfspand in Westzaan een tabletteerlocatie was gevestigd. Hij was voor zijn aanhouding op 30 juni 2020 niet eerder in het bedrijfspand geweest en is die bewuste dag alleen op de begane grond geweest, zodat hij de (tabletteer)machines op de eerste verdieping niet heeft gezien. De verdachte heeft verklaard dat hij die dag met zijn vader aanwezig was in het bedrijfspand om stukadoorsmaterialen op te halen en te wachten tot zijn vader klaar was met het repareren van een kapotte wasbak in het pand.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is en zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De verdachte was op 30 juni 2020 gedurende drie uren samen met zijn vader aanwezig in het pand waarin de tabletteerlocatie was gevestigd. Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de vader van de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode als kok in deze tabletteerlocatie xtc-pillen heeft geproduceerd. Uit de omstandigheid dat er na de aanhouding van de verdachte en zijn vader warme xtc-pillen zijn aangetroffen, leidt de rechtbank af dat er ook in de ochtend van 30 juni 2020, vlak voor de politie-inval, xtc-pillen zijn geperst en dat de verdachte en zijn vader dit samen hebben gedaan. De rechtbank vindt hiervoor bevestiging in de EncroChat-gesprekken van en tussen medeverdachten [naam 2], [naam 1] en de vader van de verdachte. In deze gesprekken wordt gesproken over de mogelijkheid dat de verdachte zijn vader kan helpen bij het produceren van de xtc-pillen. Verder volgt uit deze gesprekken dat de verdachte zijn vader vaker in een door [naam 2] en/of [naam 1] ter beschikking gestelde auto heeft vervoerd naar de tabletteerlocatie en grondstoffen voor de productie heeft opgehaald en daarnaartoe gebracht.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank feit 1 bewezen acht, namelijk dat de verdachte zich als medepleger aan het vervaardigen van xtc-pillen heeft schuldig gemaakt.
3.3.3
Deelneming criminele organisatie (feit 2)
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat iemand moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest. Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van vol opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft. Van deelneming aan een dergelijke organisatie is sprake indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het door de organisatie beoogde oogmerk. Tot slot is vereist dat de verdachte op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie.
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
De rechtbank is van oordeel dat gedurende de ten laste gelegde periode sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met een gestructureerd en duurzaam karakter. Uit chatgesprekken in de drie maanden voor de ontdekking van de tabletteerlocatie van de EncroChat-accounts Goldenboydon en Goldenboytabsbv ([naam 2]), Acceptandreact en Originalzone ([naam 1]) en Onevodka (vader van de verdachte) volgt dat zij de tabletteerlocatie in het bedrijfspand in Westzaan runden. Uit de chatgesprekken en de bevindingen in de tabletteerlocatie en de opslaglocatie in Almere kan worden opgemaakt dat het samenwerkingsverband al eerder was gestart. Het aantreffen van een grote hoeveelheid grondstoffen en een (nieuwe) tabletteermachine ten behoeve van de productie van xtc-pillen en de omstandigheid dat de productie alleen is gestopt door ingrijpen van de politie, duiden ook op een voorgenomen toekomstige samenwerking. De voornoemde EncroChat-gebruikers hadden intensief contact met elkaar of met andere onbekend gebleven EncroChat-gebruikers over bestellingen van xtc-pillen, prijzen, benodigde grondstoffen, recepten en planning voor de vervaardiging daarvan. Ook werd gesproken over het vervoer van grondstoffen en pillen, en de koop en opslag van nieuwe machines. Uit al deze gesprekken volgt een duidelijke hiërarchie, structuur en duurzaamheid tussen de verschillende deelnemers. Daarbij vervulde iedere deelnemer een eigen rol.
Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met zijn vader op 30 juni 2020 xtc-pillen heeft vervaardigd en dat hij daarnaast in de maanden daarvoor ondersteunende handelingen heeft verricht, die bestaan uit het vervoeren van zijn vader en grondstoffen naar de tabletteerlocatie. De verdachte heeft hiermee weliswaar geen vooraanstaande rol gespeeld binnen het samenwerkingsverband en de exploitatie van de tabletteerlocatie, maar de rechtbank acht zijn bijdrage wel van voldoende belang voor de verwezenlijking van het bij hem bekende oogmerk van het samenwerkingsverband, namelijk het produceren van xtc-pillen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank feit 2 bewezen acht, namelijk dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervaardigd grote hoeveelheden van stoffen bevattende MDMA;
feit 2
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en [naam 3] (Onevodka) en [naam 4] en personen met de chatnamen Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact en Originalzone en andere mededaders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. De bewezen verklaarde feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de eis van de officieren van justitie buitenproportioneel hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn ondergeschikte rol en de forse overschrijding van de redelijke termijn en dit in strafmatigende zin bij de strafoplegging te betrekken. Op die manier worden beschermende factoren, zoals huisvesting, werk en inkomen, niet doorkruist en zal de kans op herhaling lager zijn.
De raadsvrouw heeft verder bepleit dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van het pand aan het [adres 2] te Westzaan. Het dossier bevat volgens de raadsvrouw aanwijzingen dat het pand dienst deed als woonruimte. Dat betekent dat de doorzoeking van het pand overeenkomstig artikel 97 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) onder leiding van een rechter-commissaris had moeten plaatsvinden. Nu dat niet is gebeurd, levert dat een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. Het nadeel dat daardoor is ontstaan, moet worden gecompenseerd door verlaging van een op te leggen straf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit de stukken en het onderzoek op de zitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 maart 2024 en het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van twee maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie van xtc-pillen. Dat gebeurde vanuit een omvangrijke tabletteerlocatie in een bedrijfspand in Westzaan. Daar werden van MDMA tabletteerpoeder en andere grondstoffen xtc-pillen geperst. Daarnaast maakte de criminele organisatie gebruik van kantoorlocaties en een opslaglocatie, waar voorwerpen stonden opgeslagen die bij de productie van xtc-pillen konden worden gebruikt. De chemische processen bij de productie van xtc-pillen in een illegaal drugslaboratorium, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van het productieproces en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich. De productie van en handel in xtc heeft verder gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en is in toenemende mate ontwrichtend voor de samenleving.
De verdachte heeft met zijn gedrag bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten. De verdachte heeft in de eerste plaats op 30 juni 2020 een uitvoerende rol gehad in de tabletteerlocatie in Westzaan. De verdachte is die bewuste dag met zijn vader naar de tabletteerlocatie gegaan om zijn vader te assisteren bij de productie van xtc-pillen. Daarnaast heeft de verdachte gedurende de twee maanden daarvoor hand- en spandiensten verricht voor de criminele organisatie ten behoeve van de productie van xtc. De verdachte heeft daarmee binnen de criminele organisatie een ondersteunende en faciliterende rol vervuld. Het is algemeen bekend dat met de productie van en handel in xtc-pillen grote winsten worden gemaakt. Gelet op de omvang van de tabletteerlocatie en de productie die werd gedraaid, zoals die uit de EncroChat-gesprekken is gebleken, moeten er door de criminele organisatie grote sommen geld zijn verdiend. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de verdachte zich kennelijk heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet heeft bekommerd om de schadelijke gevolgen voor anderen en het milieu. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Oplegging van straf
De ernst en de omvang van de feiten, de gestructureerde, georganiseerde wijze waarop de feiten zijn uitgevoerd en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend vindt. Daarbij heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. De rechtbank ziet gelet op een aantal hierna te bespreken factoren echter aanleiding een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximale taakstraf op te leggen.
Strafmatigende factoren
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging allereerst het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De officieren van justitie hebben betoogd dat in deze zaak, gelet op de complexiteit daarvan, zou moeten worden uitgegaan van een redelijke termijn van drie jaren. De rechtbank volgt de officieren van justitie hierin niet. Het gaat weliswaar om een onderzoek met meerdere verdachten en een omvangrijk dossier, maar dat onderzoek is niet zodanig complex dat dit een verlenging van de als redelijk aan te merken termijn rechtvaardigt. Het feit dat op verzoek van de verdediging onderzoekswensen zijn uitgevoerd, heeft weliswaar voor enige vertraging gezorgd in de afdoening van deze zaak, maar de duur daarvan is niet ongebruikelijk geweest. Ook andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop sinds de start van het onderzoek kunnen verklaren, hebben zich niet voorgedaan. De rechtbank ziet daarom geen reden af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van twee jaren.
De verdachte is op 30 juni 2020 aangehouden en in verzekering gesteld. Nu het vonnis in deze zaak op 19 juni 2024 wordt gewezen, is de redelijke termijn met bijna twee jaren overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank betrekt de overschrijding van de redelijke termijn daarom in strafmatigende zin bij de strafoplegging.
De rechtbank betrekt in haar afwegingen over de strafoplegging ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het reclasseringsrapport en het onderzoek op de zitting is gebleken dat de verdachte na de voorlopige hechtenis in deze zaak zijn leven weer op orde heeft gebracht en heeft geprobeerd zijn toekomstperspectief te verbeteren. De verdachte heeft inmiddels een baan en stabiele huisvesting, er zijn geen aanwijzingen voor financiële problemen en er is geen sprake van problematisch middelengebruik. Verder heeft de verdachte een goede verstandhouding met zijn familie en bestaat zijn sociaal netwerk in toenemende mate uit positieve sociale contacten. Er zijn dus voldoende beschermende factoren om een delictvrij leven te leiden. De rechtbank neemt verder in overweging dat de verdachte na de beëindiging van zijn voorlopige hechtenis in deze zaak, ruim drie jaren geleden, behoudens een verkeersfeit, niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen. Al met al ziet de rechtbank dan ook geen aanwijzingen voor risicofactoren die de kans op het plegen van nieuwe strafbare feiten kunnen verhogen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat nieuwe detentie de positieve wending die de verdachte aan zijn leven lijkt te hebben gegeven, zal doorkruisen.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank zal bepalen dat van die straf een gedeelte van acht maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de maximale taakstraf voor de duur van 240 uren passend.
De rechtbank ziet in wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht over de doorzoeking van het bedrijfspand aan het [adres 2] in Westzaan geen reden voor verdere strafmatiging. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, van oordeel dat geen sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank stelt vast dat het in dit geval gaat om de doorzoeking van een bedrijfspand. Voor die doorzoeking was een (voorafgaande) machtiging tot doorzoeking van de rechter-commissaris of de komst van de rechter-commissaris naar het pand niet nodig. Het enkele feit dat de politie na binnentreding in het pand een mat met een kussen en enkele kledingstukken aantrof en zag dat zich in het pand een douche bevond, is onvoldoende om aan te nemen dat het bedrijfspand (ook) een woonbestemming had en dus dat sprake was van een woning. Dat betekent dat het pand zonder tussenkomst van de rechter-commissaris mocht worden doorzocht.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf
een gedeelte van 8 (acht) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ook tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.J.A. Krips en mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2024.
De griffier, mr. P.H. Boersma, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE 1
VOLLEDIGE TEKST VAN DE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv op de zitting van 9 oktober 2020 en na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv op de zitting van 21 april 2023, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, in elk in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad: een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDFA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en/of [naam 3] (Onevodka) en/of [naam 4] en/of een of meer personen met de chatnamen goldenboydon en/of goldenboytabsbv en/of acceptandreact en/of originalzone en/of één of meer andere mededader(s),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en/of artikel 10 vierde lid, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
BIJLAGE 2
BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv betreft, zijn de bewijsmiddelen slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
[…]