ECLI:NL:RBNHO:2024:6107

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
15.255315.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en maximale taakstraf voor deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van xtc

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelneming aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan de productie van xtc-pillen. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie van xtc vanuit een bedrijfspand in Westzaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de productie door het pand en een bestelauto ter beschikking te stellen aan de organisatie. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank achtte de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid en deelneming aan een criminele organisatie bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leven en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft het beslag van € 9.250 aan de verdachte teruggegeven, omdat er onvoldoende bewijs was dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.255315.20 (P)
Uitspraakdatum: 19 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 en 15 maart 2024, 5 april 2024 en 5 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. D. Sarian en mr. J.J. van Bree, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Balkenende, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 21 april 2023, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:medeplegen van het vervaardigen, althans bereiden, bewerken en/of verwerken, althans aanwezig hebben van stoffen bevattende MDMA en/of MDMA-gerelateerde middelen op 30 juni 2020 in Westzaan (primair), dan wel medeplichtigheid aan dit feit (subsidiair);
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde lid van de Opiumwet in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2020 in Westzaan, althans in Nederland;
feit 3:het aanwezig hebben van stoffen bevattende MDMA en/of cocaïne op 3 november 2020 in Zaandam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De officieren van justitie zijn ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 primair en tot bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair, 2 en 3. Op het standpunt van de officieren van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de feiten 1 en 2 bepleit. Op het verweer van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, vanwege de bekennende verklaring van de verdachte over dit feit.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is - overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het produceren van stoffen bevattende MDMA en/of MDMA-gerelateerde middelen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Medeplichtigheid vervaardigen van xtc-pillen (feit 1 subsidiair)
Inleiding
Naar aanleiding van informatie uit een (ander) opsporingsonderzoek en EncroChat-berichten van de gebruikers Acceptandreact, Originalzone, Goldenboydon, Goldenboytabsbv en Onevodka over (kort gezegd) de productie van MDMA, heeft de politie op 30 juni 2020 in een bedrijfspand aan het [adres 2] in Westzaan (hierna: het pand) een omvangrijke tabletteerlocatie aangetroffen. Daar werden op grote schaal MDMA bevattende pillen (hierna: xtc-pillen) geproduceerd. Bij de ontmanteling van deze tabletteerlocatie zijn tabletteermachines, maalmachines, meer dan twintig stempels en een mengmachine aangetroffen. Ook lagen er in het pand ruim 570.000 xtc-pillen en ruim veertig kilo gebruiksgereed MDMA tabletteerpoeder. Het pand werd sinds 3 juni 2019 gehuurd door [naam 1], een vennootschap waarvan de verdachte enig aandeelhouder en bestuurder is. De verdachte heeft de huurovereenkomst voor het pand namens [naam 1] ondertekend.
Tijdens de politie-inval op 30 juni 2020 waren in het pand twee medeverdachten aanwezig, namelijk [naam 2] en [naam 3]. De rechtbank acht bewezen dat zij zich hebben beziggehouden met het vervaardigen van xtc-pillen. Zij waren bij het pand gekomen met een bestelauto van het merk Mercedes (hierna: de Mercedes). De Mercedes werd sinds 3 april 2020 geleased door [naam 4], een vennootschap waarvan [naam 1] enig aandeelhouder en bestuurder is. De verdachte had de Mercedes destijds opgehaald bij de leasemaatschappij.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte medeplichtig is geweest aan het vervaardigen van xtc-pillen, door het pand en de Mercedes aan anderen ter beschikking te stellen, terwijl hij wist dat deze zouden worden gebruikt ten behoeve van de productie van xtc-pillen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat in het pand een tabletteerlocatie was gevestigd. Hij heeft [naam 1] en [naam 4] (tegelijkertijd) opgericht met [naam 5], maar is zelf niet actief geweest in de bedrijven. De verdachte heeft weliswaar het huurcontract voor het pand en het leasecontract voor de Mercedes namens de bedrijven ondertekend, maar [naam 5] was degene die feitelijk de beschikking had over het pand en de Mercedes. Het verweer van de verdediging luidt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het produceren van drugs.
Medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het verschaffen van middelen (in dit geval het pand en de Mercedes) en op het door de daders gepleegde misdrijf (het produceren van xtc-pillen). De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte met dit opzet heeft gehandeld en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft het pand, waarin de tabletteerlocatie was gevestigd, via zijn vennootschap [naam 1] gehuurd. De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte, dat [naam 5] de feitelijke zeggenschap over [naam 1] had en de feitelijke huurder van het pand was, niet aannemelijk. [naam 5] is gehoord en heeft ontkend dat hij de feitelijke huurder van het pand was. In het dossier ontbreken omstandigheden die (voldoende) steun bieden aan de verklaring van de verdachte dat hij alleen op papier de huurder was van het pand en de Mercedes. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, zijn de verklaring van [naam 6] en de omstandigheid dat [naam 4] mogelijk (andere) voertuigen aan familieleden van [naam 5] ter beschikking heeft gesteld, daarvoor onvoldoende. De verklaring van de verdachte strookt ook niet met de bevindingen dat de verdachte de eerste maanden de huur voor het pand heeft betaald vanaf zijn privérekening en dat de huur vanaf oktober 2019 werd overgemaakt vanaf een door de verdachte geopende bankrekening op naam van [naam 4] De rechtbank gaat er daarom van uit dat het de verdachte is geweest die (via zijn vennootschap [naam 1]) het pand en de Mercedes huurde en aan anderen ter beschikking heeft gesteld.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte wist wat zich in het pand afspeelde, neemt de rechtbank verder in aanmerking dat de twee voornoemde medeverdachten, die zich op 30 juni 2020 bezighielden met het persen van xtc-pillen, die dag naar het pand waren gekomen met de door de verdachte gehuurde Mercedes. Ook is van belang dat de dag na het ingaan van de huurovereenkomst de toegangssloten van het pand zijn vervangen. De politie heeft de factuur die daarop betrekking heeft, aangetroffen in een loods aan de [adres 3]. Deze locatie was volgens EncroChat-gesprekken in gebruik bij de organisatie die zich bezighield met de productie van xtc-pillen. In de loods in [adres 3] zijn bovendien (eveneens) voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de productie van xtc-pillen. Ook lag er in die loods een map met administratie van de vennootschappen van de verdachte, [naam 1] en [naam 4] Verder is een factuur gevonden, die was geadresseerd aan de [adres 4] in Zaandam, wat destijds een verblijfadres van de verdachte was. Bij een doorzoeking op dat adres heeft de politie een (handels)hoeveelheid xtc-pillen aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze van hem zijn. In de loods aan de [adres 3] zijn tot slot documenten aangetroffen die waren gericht aan medeverdachte [naam 7]. De rechtbank acht bewezen dat [naam 7] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het produceren van xtc-pillen in het pand in Westzaan en dat hij daarbij een organiserende en aansturende rol heeft gehad. Het telefoonnummer van [naam 7] stond opgeslagen in de telefoon van de verdachte. Al deze bevindingen leiden tot de vaststelling dat de verdachte (via zijn bedrijf) huurder was van het pand in Westzaan, waar xtc-pillen werden vervaardigd, en dat hij in contact stond met [naam 7], één van de organisatoren van de drugsproductie.
Slotsom
Gelet op al de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat er xtc-pillen werden geproduceerd in het pand. Door het pand en de Mercedes (die werd gebruikt voor het vervoer van personen en van voor het productieproces benodigde voorwerpen naar het pand) aan anderen ter beschikking te stellen, is de verdachte medeplichtig aan de productie van xtc-pillen.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank feit 1 subsidiair bewezen acht, namelijk dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het vervaardigen van xtc-pillen.
3.3.4
Deelneming criminele organisatie (feit 2)
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat iemand moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest. Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van vol opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft. Van deelneming aan een dergelijke organisatie is sprake indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het door de organisatie beoogde oogmerk. Tot slot is vereist dat de verdachte op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie.
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
De rechtbank is van oordeel dat gedurende de ten laste gelegde periode sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met een gestructureerd en duurzaam karakter. Uit chatgesprekken in de drie maanden voor de ontdekking van de tabletteerlocatie van de EncroChat-accounts Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact, Originalzone en Onevodka volgt dat zij de tabletteerlocatie in het bedrijfspand in Westzaan runden. De gebruikers van deze EncroChat-accounts zijn geïdentificeerd als medeverdachten [naam 7] (Goldenboydon en Goldenboytabsbv), [naam 8] (Acceptandreact en Originalzone) en [naam 2] (Onevodka). Uit de chatgesprekken en de bevindingen in de tabletteerlocatie en de opslaglocatie in Almere kan worden opgemaakt dat het samenwerkingsverband al eerder was gestart. Het aantreffen van een grote hoeveelheid grondstoffen en een (nieuwe) tabletteermachine ten behoeve van de productie van xtc-pillen en de omstandigheid dat de productie alleen is gestopt door ingrijpen van de politie, duiden ook op een toekomstige samenwerking. De voornoemde EncroChat-gebruikers hadden intensief contact met elkaar of met andere onbekend gebleven EncroChat-gebruikers over bestellingen van xtc-pillen, prijzen, benodigde grondstoffen, recepten en planning voor de vervaardiging daarvan. Ook werd gesproken over het vervoer van grondstoffen en pillen, en de koop en opslag van nieuwe machines. Uit al deze gesprekken volgt een duidelijke hiërarchie, structuur en duurzaamheid tussen de verschillende deelnemers. Daarbij vervulde iedere deelnemer een eigen rol.
Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het pand in Westzaan en een voertuig aan de organisatie ter beschikking heeft gesteld. De verdachte heeft hiermee weliswaar geen vooraanstaande rol gespeeld binnen het samenwerkingsverband en de exploitatie van de tabletteerlocatie, maar de rechtbank acht zijn bijdrage wel van voldoende belang voor de verwezenlijking van het bij hem bekende oogmerk van het samenwerkingsverband, namelijk het produceren van xtc-pillen. Voor het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie was de beschikking over een productielocatie immers van essentieel belang. Dit leidt ertoe dat de rechtbank feit 2 bewezen acht, namelijk dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiair
[naam 2] (onder de chatnaam Onevodka) en [naam 3] en personen met de chatnamen Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact en Originalzone en andere mededaders op 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk hebben vervaardigd grote hoeveelheden van stoffen bevattende MDMA, bij en/of tot voornoemd misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door een pand aan het [adres 2] te Westzaan en een voertuig ter beschikking te stellen;
feit 2
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en [naam 2] (Onevodka) en [naam 3] en personen met de chatnamen Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact en Originalzone en andere mededaders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet;
feit 3
hij op 3 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk aanwezig heeft gehad 139 xtc-pillen, bevattende MDMA, en 11 wikkels cocaïne.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. De bewezen verklaarde feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 254 dagen, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan 147 dagen voorwaardelijk met twee jaren proeftijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officieren van justitie te hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn ondergeschikte rol als hoogstens medeplichtige en de forse overschrijding van de redelijke termijn en dit in strafmatigende zin bij de strafoplegging te betrekken. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. Op die manier worden beschermende factoren, zoals werk, inkomen en pensioen, niet doorkruist en zal de kans op herhaling lager zijn. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte een vaste baan heeft en kans maakt op een vervroegd pensioen. Bij nieuwe detentie zal de verdachte zijn baan en daarmee ook zijn (vervroegde) pensioenvoorzieningen kwijtraken.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit de stukken en het onderzoek op de zitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 november 2022 en het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het bijzonder heeft de rechtbank bij de strafoplegging het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie van xtc-pillen. Dat gebeurde vanuit een omvangrijke tabletteerlocatie in een bedrijfspand in Westzaan. Daar werden van MDMA tabletteerpoeder en andere grondstoffen xtc-pillen geperst. Daarnaast maakte de criminele organisatie gebruik van kantoorlocaties en een opslaglocatie, waar voorwerpen stonden opgeslagen die bij de productie van xtc-pillen konden worden gebruikt. De chemische processen bij de productie van xtc-pillen in een illegaal drugslaboratorium, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van het productieproces en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich. De productie van en handel in xtc heeft verder gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en is in toenemende mate ontwrichtend voor de samenleving.
De verdachte heeft met zijn gedrag bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten. De verdachte is medeplichtig geweest aan de productie van xtc-pillen door een bedrijfspand en een bestelauto te huren en deze vervolgens aan anderen binnen de criminele organisatie ter beschikking te stellen. Dit terwijl de verdachte wist dat het bedrijfspand en de bestelauto zouden worden gebruikt ten behoeve van de productie van xtc. De verdachte heeft daarmee een faciliterende rol gehad bij de exploitatie van de tabletteerlocatie. Ook heeft de verdachte behoorlijke hoeveelheden cocaïne en xtc-pillen aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat met de productie van en handel in xtc-pillen grote winsten worden gemaakt. Gelet op de omvang van de tabletteerlocatie en de productie die werd gedraaid, zoals die uit de EncroChat-gesprekken is gebleken, moeten er door de criminele organisatie grote sommen geld zijn verdiend. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de verdachte zich kennelijk heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet heeft bekommerd om de schadelijke gevolgen voor anderen en het milieu. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Strafoplegging
De ernst en de omvang van de feiten, de gestructureerde, georganiseerde wijze waarop de feiten zijn uitgevoerd en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van enige duur passend vindt. Daarbij heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. De rechtbank ziet gelet op een aantal hierna te bespreken factoren echter aanleiding een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximale taakstraf op te leggen.
Strafmatigende factoren
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging allereerst het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De officieren van justitie hebben betoogd dat in deze zaak, gelet op de complexiteit daarvan, zou moeten worden uitgegaan van een redelijke termijn van drie jaren. De rechtbank volgt de officieren van justitie hierin niet. Het gaat weliswaar om een onderzoek met meerdere verdachten en een omvangrijk dossier, maar dat onderzoek is niet zodanig complex dat dit een verlenging van de als redelijk aan te merken termijn rechtvaardigt. Het feit dat op verzoek van de verdediging onderzoekswensen zijn uitgevoerd, heeft weliswaar voor enige vertraging gezorgd in de afdoening van deze zaak, maar de duur daarvan is niet ongebruikelijk geweest. Ook andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop sinds de start van het onderzoek kunnen verklaren, hebben zich niet voorgedaan. De rechtbank ziet daarom geen reden af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van twee jaren.
De verdachte is op 3 november 2020 aangehouden en in verzekering gesteld. Nu het vonnis in deze zaak op 19 juni 2024 wordt gewezen, is de redelijke termijn met ruim negentien maanden overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank betrekt de overschrijding van de redelijke termijn daarom in strafmatigende zin bij de strafoplegging.
De rechtbank betrekt in haar afwegingen over de strafoplegging ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, ruim drie jaren geleden, is de verdachte niet opnieuw met politie of justitie in aanraking gekomen. Hij heeft in die periode een cognitieve vaardigheidstraining met een positief resultaat afgerond. De verdachte heeft een vaste baan, is schuldenvrij en leidt op dit moment een stabiel leven. Hij lijkt zijn leven dus een positieve wending te hebben gegeven. Nieuwe detentie zal dat naar het oordeel van de rechtbank doorkruisen.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank zal bepalen dat van die straf een gedeelte van negen maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de maximale taakstraf voor de duur van 240 uren passend.
Gelet op deze strafoplegging zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.Beslag

Bij gelegenheid van het onderzoek naar de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is in de woning van zijn ex-vrouw een contant geldbedrag van € 9.250 aangetroffen en in beslag genomen (nummer 1 op de beslaglijst). Dit geldbedrag behoort aan de verdachte toe.
De officieren van justitie hebben gevorderd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd te verklaren. Op basis van verschillende omstandigheden kan volgens de officieren van justitie worden vastgesteld dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Zo is het contante geldbedrag, bestaande uit biljetten van € 50 en € 100, aangetroffen in dezelfde ruimte als waar de handelshoeveelheden xtc-pillen en wikkels cocaïne van de verdachte lagen. Ook heeft de verdachte hand- en spandiensten verricht voor de tabletteerlocatie in Westzaan, waarvoor hij naar alle waarschijnlijkheid contant is betaald. Bovendien heeft de verdachte volgens de officieren van justitie niet aannemelijk gemaakt dat het contante geldbedrag spaargeld betreft, zoals hij heeft verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag aan de verdachte moet worden teruggegeven. Het geld betreft spaargeld dat hij van zijn bankrekening heeft opgenomen, zoals blijkt uit de bankafschriften die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen wettelijke grondslag bestaat voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen geldbedrag. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken, mede bezien in het licht van wat de verdediging (met bankafschriften onderbouwd) heeft aangevoerd, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte het geldbedrag heeft verkregen door middel van of uit de baten van enig strafbaar feit. De door de officieren van justitie aangedragen omstandigheden zijn daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal daarom bepalen dat het geldbedrag wordt teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf
een gedeelte van 9 (negen) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ook tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 9.250.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.J.A. Krips en mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2024.
De griffier, mr. P.H. Boersma, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE 1
VOLLEDIGE TEKST VAN DE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv op de zitting van 21 april 2023, ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad: een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 1 subsidiair
[naam 2] (chatnaam: Onevodka) en/of [naam 3] en/of een of meer personen met de chatnamen goldenboydon en/of goldenboytabsbv en/of acceptandreact en/of originalzone en/of één of meer andere mededader(s), althans een ander of anderen dan verdachte, op of omstreeks 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad: een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot voornoemd misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door toen en daar een pand en/of loods aan het [adres 2] te Westzaan en/of een (of meer) voertuig(en) ter beschikking te stellen en/of te (ver)huren;
feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en/of [naam 2] (chatnaam: Onevodka) en/of [naam 3] en/of een of meer personen met de chatnamen goldenboydon en/of goldenboytabsbv en/of acceptandreact en/of originalzone en/of één of meer andere mededader(s),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en/of artikel 10 vierde lid, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 3 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad: een hoeveelheid (139) XTC-pillen, althans een hoeveelheid van een stof bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, en/of een hoeveelheid (11 wikkels) cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
BIJLAGE 2
BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv betreft, zijn de bewijsmiddelen slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
[…]