3.3.3Medeplichtigheid vervaardigen van xtc-pillen (feit 1 subsidiair)
Inleiding
Naar aanleiding van informatie uit een (ander) opsporingsonderzoek en EncroChat-berichten van de gebruikers Acceptandreact, Originalzone, Goldenboydon, Goldenboytabsbv en Onevodka over (kort gezegd) de productie van MDMA, heeft de politie op 30 juni 2020 in een bedrijfspand aan het [adres 2] in Westzaan (hierna: het pand) een omvangrijke tabletteerlocatie aangetroffen. Daar werden op grote schaal MDMA bevattende pillen (hierna: xtc-pillen) geproduceerd. Bij de ontmanteling van deze tabletteerlocatie zijn tabletteermachines, maalmachines, meer dan twintig stempels en een mengmachine aangetroffen. Ook lagen er in het pand ruim 570.000 xtc-pillen en ruim veertig kilo gebruiksgereed MDMA tabletteerpoeder. Het pand werd sinds 3 juni 2019 gehuurd door [naam 1], een vennootschap waarvan de verdachte enig aandeelhouder en bestuurder is. De verdachte heeft de huurovereenkomst voor het pand namens [naam 1] ondertekend.
Tijdens de politie-inval op 30 juni 2020 waren in het pand twee medeverdachten aanwezig, namelijk [naam 2] en [naam 3]. De rechtbank acht bewezen dat zij zich hebben beziggehouden met het vervaardigen van xtc-pillen. Zij waren bij het pand gekomen met een bestelauto van het merk Mercedes (hierna: de Mercedes). De Mercedes werd sinds 3 april 2020 geleased door [naam 4], een vennootschap waarvan [naam 1] enig aandeelhouder en bestuurder is. De verdachte had de Mercedes destijds opgehaald bij de leasemaatschappij.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte medeplichtig is geweest aan het vervaardigen van xtc-pillen, door het pand en de Mercedes aan anderen ter beschikking te stellen, terwijl hij wist dat deze zouden worden gebruikt ten behoeve van de productie van xtc-pillen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat in het pand een tabletteerlocatie was gevestigd. Hij heeft [naam 1] en [naam 4] (tegelijkertijd) opgericht met [naam 5], maar is zelf niet actief geweest in de bedrijven. De verdachte heeft weliswaar het huurcontract voor het pand en het leasecontract voor de Mercedes namens de bedrijven ondertekend, maar [naam 5] was degene die feitelijk de beschikking had over het pand en de Mercedes. Het verweer van de verdediging luidt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het produceren van drugs.
Medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het verschaffen van middelen (in dit geval het pand en de Mercedes) en op het door de daders gepleegde misdrijf (het produceren van xtc-pillen). De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte met dit opzet heeft gehandeld en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft het pand, waarin de tabletteerlocatie was gevestigd, via zijn vennootschap [naam 1] gehuurd. De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte, dat [naam 5] de feitelijke zeggenschap over [naam 1] had en de feitelijke huurder van het pand was, niet aannemelijk. [naam 5] is gehoord en heeft ontkend dat hij de feitelijke huurder van het pand was. In het dossier ontbreken omstandigheden die (voldoende) steun bieden aan de verklaring van de verdachte dat hij alleen op papier de huurder was van het pand en de Mercedes. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, zijn de verklaring van [naam 6] en de omstandigheid dat [naam 4] mogelijk (andere) voertuigen aan familieleden van [naam 5] ter beschikking heeft gesteld, daarvoor onvoldoende. De verklaring van de verdachte strookt ook niet met de bevindingen dat de verdachte de eerste maanden de huur voor het pand heeft betaald vanaf zijn privérekening en dat de huur vanaf oktober 2019 werd overgemaakt vanaf een door de verdachte geopende bankrekening op naam van [naam 4] De rechtbank gaat er daarom van uit dat het de verdachte is geweest die (via zijn vennootschap [naam 1]) het pand en de Mercedes huurde en aan anderen ter beschikking heeft gesteld.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte wist wat zich in het pand afspeelde, neemt de rechtbank verder in aanmerking dat de twee voornoemde medeverdachten, die zich op 30 juni 2020 bezighielden met het persen van xtc-pillen, die dag naar het pand waren gekomen met de door de verdachte gehuurde Mercedes. Ook is van belang dat de dag na het ingaan van de huurovereenkomst de toegangssloten van het pand zijn vervangen. De politie heeft de factuur die daarop betrekking heeft, aangetroffen in een loods aan de [adres 3]. Deze locatie was volgens EncroChat-gesprekken in gebruik bij de organisatie die zich bezighield met de productie van xtc-pillen. In de loods in [adres 3] zijn bovendien (eveneens) voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de productie van xtc-pillen. Ook lag er in die loods een map met administratie van de vennootschappen van de verdachte, [naam 1] en [naam 4] Verder is een factuur gevonden, die was geadresseerd aan de [adres 4] in Zaandam, wat destijds een verblijfadres van de verdachte was. Bij een doorzoeking op dat adres heeft de politie een (handels)hoeveelheid xtc-pillen aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze van hem zijn. In de loods aan de [adres 3] zijn tot slot documenten aangetroffen die waren gericht aan medeverdachte [naam 7]. De rechtbank acht bewezen dat [naam 7] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het produceren van xtc-pillen in het pand in Westzaan en dat hij daarbij een organiserende en aansturende rol heeft gehad. Het telefoonnummer van [naam 7] stond opgeslagen in de telefoon van de verdachte. Al deze bevindingen leiden tot de vaststelling dat de verdachte (via zijn bedrijf) huurder was van het pand in Westzaan, waar xtc-pillen werden vervaardigd, en dat hij in contact stond met [naam 7], één van de organisatoren van de drugsproductie.
Slotsom
Gelet op al de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat er xtc-pillen werden geproduceerd in het pand. Door het pand en de Mercedes (die werd gebruikt voor het vervoer van personen en van voor het productieproces benodigde voorwerpen naar het pand) aan anderen ter beschikking te stellen, is de verdachte medeplichtig aan de productie van xtc-pillen.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank feit 1 subsidiair bewezen acht, namelijk dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het vervaardigen van xtc-pillen.
3.3.4Deelneming criminele organisatie (feit 2)
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat iemand moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest. Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van vol opzet, dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft. Van deelneming aan een dergelijke organisatie is sprake indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het door de organisatie beoogde oogmerk. Tot slot is vereist dat de verdachte op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie.
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
De rechtbank is van oordeel dat gedurende de ten laste gelegde periode sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met een gestructureerd en duurzaam karakter. Uit chatgesprekken in de drie maanden voor de ontdekking van de tabletteerlocatie van de EncroChat-accounts Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact, Originalzone en Onevodka volgt dat zij de tabletteerlocatie in het bedrijfspand in Westzaan runden. De gebruikers van deze EncroChat-accounts zijn geïdentificeerd als medeverdachten [naam 7] (Goldenboydon en Goldenboytabsbv), [naam 8] (Acceptandreact en Originalzone) en [naam 2] (Onevodka). Uit de chatgesprekken en de bevindingen in de tabletteerlocatie en de opslaglocatie in Almere kan worden opgemaakt dat het samenwerkingsverband al eerder was gestart. Het aantreffen van een grote hoeveelheid grondstoffen en een (nieuwe) tabletteermachine ten behoeve van de productie van xtc-pillen en de omstandigheid dat de productie alleen is gestopt door ingrijpen van de politie, duiden ook op een toekomstige samenwerking. De voornoemde EncroChat-gebruikers hadden intensief contact met elkaar of met andere onbekend gebleven EncroChat-gebruikers over bestellingen van xtc-pillen, prijzen, benodigde grondstoffen, recepten en planning voor de vervaardiging daarvan. Ook werd gesproken over het vervoer van grondstoffen en pillen, en de koop en opslag van nieuwe machines. Uit al deze gesprekken volgt een duidelijke hiërarchie, structuur en duurzaamheid tussen de verschillende deelnemers. Daarbij vervulde iedere deelnemer een eigen rol.
Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het pand in Westzaan en een voertuig aan de organisatie ter beschikking heeft gesteld. De verdachte heeft hiermee weliswaar geen vooraanstaande rol gespeeld binnen het samenwerkingsverband en de exploitatie van de tabletteerlocatie, maar de rechtbank acht zijn bijdrage wel van voldoende belang voor de verwezenlijking van het bij hem bekende oogmerk van het samenwerkingsverband, namelijk het produceren van xtc-pillen. Voor het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie was de beschikking over een productielocatie immers van essentieel belang. Dit leidt ertoe dat de rechtbank feit 2 bewezen acht, namelijk dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie.