ECLI:NL:RBNHO:2024:6106

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
15.171875.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie voor xtc-productie

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland een vonnis gewezen in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het vervaardigen van xtc. De verdachte, die als kok een cruciale rol vervulde in de productie van xtc-pillen, werd op 30 juni 2020 aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk grote hoeveelheden MDMA heeft vervaardigd en deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. Tijdens de rechtszittingen in maart, april en juni 2024 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaruit bleek dat hij via EncroChat communiceerde met mededaders en betrokken was bij de productieprocessen in een illegaal laboratorium in Westzaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank weegt in haar beslissing ook de overschrijding van de redelijke termijn van berechting mee, wat leidde tot een strafvermindering. De rechtbank concludeerde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden, maar dat de overschrijding van de redelijke termijn een kortere straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.171875.20 (P)
Uitspraakdatum: 19 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12, 15 en 18 maart 2024, 5 april 2024 en 5 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. D. Sarian en mr. J.J. van Bree, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de zitting van 9 oktober 2020 en wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 21 april 2023, kort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:medeplegen van het vervaardigen, althans bereiden, bewerken en/of verwerken, althans aanwezig hebben van stoffen bevattende MDMA en/of MDMA-gerelateerde middelen op 30 juni 2020 in Westzaan;
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde lid van de Opiumwet in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2020 in Westzaan, althans in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De officieren van justitie zijn ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen, die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn opgenomen, tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervaardigd grote hoeveelheden van stoffen bevattende MDMA;
feit 2
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hij, verdachte (onder de chatnaam Onevodka), en [naam 1] en [naam 2] en personen met de chatnamen Goldenboydon, Goldenboytabsbv, Acceptandreact en Originalzone en andere mededaders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en vierde lid van de Opiumwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. De bewezen verklaarde feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 57 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, en een geldboete van € 30.000, bij geen betaling en verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de eis van de officieren van justitie buitenproportioneel hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de ondergeschikte rol van de verdachte bij de feiten, zijn persoonlijke omstandigheden en de forse overschrijding van de redelijke termijn en dit in strafmatigende zin bij de strafoplegging te betrekken. Gelet hierop heeft de raadsvrouw verzocht een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd, of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf van langere duur. Daarbij heeft de raadsvrouw gewezen op de mogelijkheid om bij samenloop, zoals hier aan de orde, een langdurige taakstraf van maximaal 480 uren op te leggen. Op die manier vindt wel bestraffing plaats, maar worden beschermende factoren niet doorkruist en zal de kans op herhaling lager zijn. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat de eis van een lange gevangenisstraf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking brengt, zodat oplegging van daarnaast een geldboete geen meerwaarde heeft.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit de stukken en het onderzoek op de zitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 januari 2021, aanvullende reclasseringsinformatie van 8 maart 2024 en het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. In het bijzonder heeft de rechtbank bij de strafoplegging het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige productie van xtc-pillen. Dat gebeurde vanuit een omvangrijke tabletteerlocatie in een bedrijfspand in Westzaan. Daar werden van MDMA tabletteerpoeder en andere grondstoffen xtc-pillen geperst. Daarnaast maakte de criminele organisatie gebruik van kantoorlocaties en een opslaglocatie, waar voorwerpen stonden opgeslagen die bij de productie van xtc-pillen konden worden gebruikt. De chemische processen bij de productie van xtc-pillen in een illegaal drugslaboratorium, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van het productieproces en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich. De productie van en handel in xtc heeft verder gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en is in toenemende mate ontwrichtend voor de samenleving.
De verdachte heeft met zijn gedrag bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten. Hij heeft als kok een zeer belangrijke uitvoerende rol gehad bij het productieproces van de xtc-pillen in het bedrijfspand in Westzaan. De verdachte had, veelal via EncroChat, contact met anderen binnen de criminele organisatie. De verdachte ontving van hen onder andere recepten en bestellingen. Ook besprak hij afleverdata met hen. De verdachte was, blijkens de EncroChat-gesprekken, de kok van de tabletteerlocatie. Hij kon hulp inschakelen van anderen binnen de organisatie als hij dat voor de productie van grote bestellingen nodig vond. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, anders dan de verdediging heeft bepleit, met zijn bijdrage een essentiële en moeilijk vervangbare rol vervulde bij het productieproces van de xtc-pillen.
Het is algemeen bekend dat met de productie van en handel in xtc-pillen grote winsten worden gemaakt. Gelet op de omvang van de tabletteerlocatie en de productie die werd gedraaid, zoals die uit de EncroChat-gesprekken is gebleken, moeten er door de criminele organisatie grote sommen geld zijn verdiend. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de verdachte zich kennelijk heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet heeft bekommerd om de schadelijke gevolgen voor anderen en het milieu. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Oplegging van straf
De ernst en de omvang van de feiten, de gestructureerde, georganiseerde wijze waarop de feiten zijn uitgevoerd en de essentiële rol die de verdachte binnen de criminele organisatie als kok heeft gehad, maken dat de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van drie jaren een passende straf vindt. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen reden voor matiging van deze beoogde straf. Daarvoor vindt de rechtbank de feiten en de rol van de verdachte te ernstig. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf vindt de rechtbank om die reden ook niet passend.
Redelijke termijn van berechting
In strafmatigende zin weegt de rechtbank bij de strafoplegging wel het tijdsverloop in deze zaak mee. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De officieren van justitie hebben betoogd dat in deze zaak, gelet op de complexiteit daarvan, zou moeten worden uitgegaan van een redelijke termijn van drie jaren. De rechtbank volgt de officieren van justitie hierin niet. Het gaat weliswaar om een onderzoek met meerdere verdachten en een omvangrijk dossier, maar dat onderzoek is niet zodanig complex dat dit een verlenging van de als redelijk aan te merken termijn rechtvaardigt. Het feit dat op verzoek van de verdediging onderzoekswensen zijn uitgevoerd, heeft weliswaar voor enige vertraging gezorgd in de afdoening van deze zaak, maar de duur daarvan is niet ongebruikelijk geweest. Ook andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop sinds de start van het onderzoek kunnen verklaren, hebben zich niet voorgedaan. De rechtbank ziet daarom geen reden af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van twee jaren.
De verdachte is op 30 juni 2020 aangehouden en in verzekering gesteld. Nu het vonnis in deze zaak op 19 juni 2024 wordt gewezen, is de redelijke termijn met bijna twee jaren overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Daarom zal de rechtbank in plaats van de beoogde gevangenisstraf van drie jaren, een gevangenisstraf van kortere duur opleggen.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden op zijn plaats, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Tenuitvoerlegging van deze straf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De rechtbank ziet, anders dan de officieren van justitie hebben gevorderd, gelet op de hoogte van deze gevangenisstraf geen aanleiding om de verdachte ook nog een geldboete op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.J.A. Krips en mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2024.
De griffier, mr. P.H. Boersma, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE 1
VOLLEDIGE TEKST VAN DE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv op de zitting van 9 oktober 2020 en na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv op de zitting van 21 april 2023, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, althans opzettelijk heeft bereid, en/of bewerkt, en/of verwerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad: een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDFA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 te Westzaan, gemeente Zaanstad, en/of Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen te weten hij, verdachte (onder de chatnaam Onevodka), en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer personen met de chatnamen goldenboydon en/of goldenboytabsbv en/of acceptandreact en/of originalzone en/of één of meer andere mededader(s),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde lid en/of artikel 10 vierde lid, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) stof(fen) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
BIJLAGE 2
BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv betreft, zijn de bewijsmiddelen slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
[…]