ECLI:NL:RBNHO:2024:6089

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
345521 / HA ZA 23-608
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking ICT-project en schadevergoeding wegens wanprestatie en onrechtmatige daad

In deze zaak gaat het om de beëindiging van een samenwerking tussen [eiser 1] B.V. en de Werkorganisatie BUCH, die verantwoordelijk is voor een ICT-project. De samenwerking eindigde nadat BUCH een offerte van [eiser 1] voor het komende half jaar afwees. Hierna ontstond er een geschil over de juistheid van de facturen die [eiser 1] had ingediend. BUCH had eerder al aan [eiser 1] laten weten dat de opbrengsten van het project niet opwogen tegen de kosten, wat leidde tot de beëindiging van de samenwerking. [eisers] vorderden schadevergoeding op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad, omdat BUCH hen beschuldigde van fraude en dit in de openbaarheid bracht. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] afgewezen, omdat BUCH de samenwerking beëindigde op legitieme gronden en het persbericht niet onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat BUCH de samenwerking beëindigde vanwege vermeende onjuiste declaraties of fraude. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eisers] ongegrond waren en dat zij de proceskosten moesten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/345521 / HA ZA 23-608
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [plaats],
2.
[eiser 2],
te [plaats],
eisende partijen,
advocaat: mr. E.M. Buijs-van Bemmel,
tegen
WERKORGANISATIE BUCH,
te Uitgeest,
gedaagde partij,
advocaat: mr. C.J. Loggen-ten Hoopen.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden. Afzonderlijk zullen eisers [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd. Gedaagde zal hierna BUCH worden genoemd.
De zaak in het kort
[eiser 1] heeft in opdracht van BUCH aan een automatiseringsproject gewerkt. BUCH heeft na verloop van tijd aan [eiser 1] bericht de samenwerking te beëindigen. [eisers] stellen dat zij schade hebben geleden doordat BUCH de overeenkomst van opdracht op onterechte gronden heeft beëindigd. [eisers] wijzen erop dat het gerechtshof Den Haag eerder heeft geoordeeld dat BUCH [eiser 1] ten onrechte heeft verweten te veel te hebben gedeclareerd. Ook stellen [eisers] dat zij schade hebben geleden doordat BUCH de ongegronde beschuldigingen van fraude met een openbaar bericht onder de aandacht van de pers heeft gebracht. [eisers] vorderen een verklaring voor recht dat BUCH aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, waarna in een schadestaatprocedure de hoogte van de schade kan worden vastgesteld.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af, omdat BUCH de opdracht niet heeft beëindigd vanwege de vermeend onjuiste declaraties van [eisers] en het vermoeden van BUCH van fraude. BUCH heeft de opdracht beëindigd omdat zij vond dat de opbrengsten van het project niet opwegen tegen de kosten. De rechtbank acht ook het persbericht van BUCH niet onrechtmatig omdat daarin alleen wordt gesproken over een vermoeden van onregelmatigheden en de naam van [eiser 1] of het project niet worden genoemd. Er is daarom geen grond waarop BUCH verplicht is tot schadevergoeding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BUCH is een samenwerkingsverband [1] van de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo.
2.2.
BUCH is in 2019 het project Rationalisatie gestart, met als doel het uitfaseren van overbodige hard- en softwareapplicaties in haar organisatie en het realiseren van daarmee samenhangende besparingen. BUCH heeft [eiser 1] opdracht gegeven voor de uitvoering van het project Rationalisatie. [eisers] heeft vervolgens werkzaamheden laten uitvoeren voor het project.
2.3.
Eind 2019 heeft [betrokkene] (hierna: [betrokkene]), namens BUCH de verantwoordelijke functionaris voor het project Rationalisatie, [eiser 1] laten weten dat hij zich wil herbezinnen op het project. [betrokkene] heeft [eiser 1] bij e-mail van 31 december 2019 gevraagd naar de geboekte resultaten, en de te verwachten kosten en baten van het project voor de periode januari 2020 – juni 2020. In de e-mail van 31 december 2019 staat verder het volgende:
“(…)
Graag ontvang ik je reactie “op papier”.
Daarna kunnen we een beslissing nemen over al dan niet en zo ja hoe het project verder te continueren per 1/1/2020.
Ter toelichting. Voor 2020 is er géén budget. Er zijn alleen middelen als het project aantoonbaar ten minste net zoveel oplevert als dat het kost.
(…)”
2.4.
[eiser 1] heeft [betrokkene] op 7 januari 2020 een overzicht gestuurd van de uitgevoerde werkzaamheden in 2019 en het in 2019 behaalde resultaat. Op 16 januari 2020 heeft [eiser 1] een offerte uitgebracht voor de projectwerkzaamheden voor het eerste half jaar van 2020.
2.5.
Op 21 januari 2020 heeft [betrokkene] het volgende aan [eiser 1] gemaild:
“(…)
Zoals aangegeven vind ik doorgaan alleen verantwoord wanneer de concrete opbrengsten op begrotingsniveau ten minste opwegen tegen de werkelijke kosten.
Dat is hier niet het geval, ook niet bij benadering.
Een ander argument voor doorgaan zou kunnen zijn het beheersen van onverantwoordelijke risico’s. Ook dat is in dit geval niet of onvoldoende van toepassing.
Ik heb daarom besloten géén gebruik te maken van je offerte.
Ik verzoek je het project op korte termijn over te dragen
(…)”
2.6.
[eiser 1] heeft hierop op 23 januari 2020 geantwoord:
“(…)
Helemaal goed.
Ik ga hiervoor zorgen.
(…)”
2.7.
De interne afdeling van BUCH heeft het project vervolgens verder afgewikkeld. De teammanager I&A beheer van BUCH heeft [eiser 1] bij e-mail van 30 januari 2020 decharge verleend.
2.8.
Op 4 februari 2020 en 12 februari 2020 heeft BUCH [eiser 1] verzocht om een afdoende specificatie van haar facturen over de maanden december 2019 en januari 2020.
2.9.
Op 28 februari 2020 heeft BUCH een ingebrekestelling gestuurd aan [eiser 1] met het verzoek om van acht facturen een gespecificeerde urenverantwoording te verstrekken. BUCH deelt [eiser 1] daarbij mee dat zij een intern onderzoek is gestart naar de in 2019 gedeclareerde uren, waarbij BUCH [eiser 1] op voorhand aansprakelijk stelt voor alle schade die BUCH lijdt of heeft geleden door onterecht gedeclareerde uren.
2.10.
BUCH heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen. Hoffmann heeft op 29 mei 2020 een rapport uitgebracht. Hoffmann concludeert dat [eiser 1] € 157.681,15 teveel aan BUCH heeft gefactureerd, en dat één van de twee bureaus waarvan [eiser 1] gebruik heeft gemaakt in ieder geval € 120.381,93, en waarschijnlijk € 42.713,00 teveel aan BUCH heeft gefactureerd.
2.11.
Op 5 juni 2020 heeft BUCH een bericht met als onderwerp “Mededeling onderzoek” verspreid onder de vier colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraden van de vier BUCH-gemeenten. BUCH heeft dit bericht ook naar de pers gestuurd. Het bericht heeft de volgende inhoud:
“(…)
De Werkorganisatie BUCH heeft onlangs een onderzoek laten uitvoeren door een extern bureau naar aanleiding van een vermoeden van onregelmatigheden. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek denkt de Werkorganisatie BUCH dat er is gefraudeerd met facturen die betrekken hadden op onze bedrijfsvoering. We vermoeden betrokkenheid van enkele externe partijen en een ambtenaar. Tegen hen is vanmiddag aangifte gedaan. Ook onderneemt de werkorganisatie juridische stappen. In verband daarmee en het lopende onderzoek kan het bestuur op dit moment helaas niet meer informatie geven. Zodra het wel mogelijk is, verstrekken wij u nadere informatie.
(…)”
Naar aanleiding van dit bericht zijn nieuwsberichten verschenen bij NH-Nieuws (“
BUCH-gemeenten doen aangifte wegens vermoedens fraude door ambtenaar”), Rodi (“
Rechtspositionele maatregelen tegen verdachte ambtenaar”) en transip.nl (“
BUCH eist fraudegeld terug en legt beslag bij vier partijen”).
2.12.
BUCH is een bodemprocedure tegen [eisers] gestart, waarin zij vorderde [eisers] te veroordelen om € 234.141,05 aan onterecht betaalde facturen terug te betalen. Bij vonnis van 10 november 2021 heeft de rechtbank Den Haag de vorderingen van BUCH als ongegrond afgewezen. Bij arrest van 14 maart 2023 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - een verklaring voor recht dat BUCH op grond van wanprestatie, bestaande uit het opzeggen van de overeenkomst zoals die tussen [eiser 1] en BUCH was gesloten, en op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [eisers] daardoor geleden schade. [eisers] vorderen BUCH te veroordelen tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. BUCH heeft op grond van een door haar gestelde onrechtmatige daad en wanprestatie door [eiser 1] de overeenkomst van opdracht ingetrokken. Uit het vonnis van de rechtbank en het arrest van het gerechtshof Den Haag blijkt echter dat van een onrechtmatige daad of van wanprestatie geen sprake was. De overeenkomst tussen partijen hield in dat het project Rationalisatie tegen een bepaald bedrag volledig onder verantwoordelijkheid van [eiser 1] uitgevoerd zou worden. Hoewel [eiser 1] op grond van de overeenkomst niet verplicht was de gedeclareerde uren tegenover BUCH te verantwoorden, heeft BUCH de weigerachtigheid van [eiser 1] om een urenverantwoording af te leggen aangemerkt als een onwilligheid en zelfs frauduleus. BUCH had de opdracht aan [eiser 1] niet op deze gronden mogen intrekken. Omdat BUCH de opdracht desondanks wel heeft ingetrokken, schiet zij tekort in de nakoming van de overeenkomst en lijden [eiser 1] en [eiser 2] schade. [eisers] wijzen erop dat [eiser 1] nog minstens € 600.000,00 aan BUCH had kunnen factureren als [eiser 1] de opdracht had afgemaakt. Ook stellen [eisers] dat BUCH onrechtmatig heeft gehandeld door de wijze waarop BUCH het vermoeden van fraude in de publiciteit heeft gebracht. Volgens [eisers] lijden zij daardoor reputatie- en omzetschade.
3.3.
Buch voert verweer. Buch concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De beëindiging van de samenwerking
4.1.
[eisers] hebben aan hun standpunt dat BUCH tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen ten grondslag gelegd dat BUCH ten onrechte de overeenkomst op grond van een onrechtmatige daad en wanprestatie heeft opgezegd. Maar de stelling van [eisers] dat BUCH aan de opzegging van de overeenkomst ten grondslag heeft gelegd dat [eiser 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst of onrechtmatig heeft gehandeld, is niet juist. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat BUCH jegens [eiser 1] aansprakelijk is wegens tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
4.2.
Uit de e-mail van [betrokkene] aan [eiser 1] van 21 januari 2020 blijkt dat de reden voor BUCH om de samenwerking te beëindigen is dat de concrete opbrengsten van het project volgens haar niet opwegen tegen de werkelijke kosten en dat geen sprake is van het beheersen van onverantwoorde risico’s. Uit het bericht van [betrokkene] blijkt niet dat de reden voor beëindiging van de samenwerking is gelegen in de vermeend onjuiste declaraties van [eiser 1] en het vermoeden van BUCH van fraude, zoals [eisers] stellen. Dat is ook niet ergens anders uit gebleken. Het ligt ook niet voor de hand dat die vermoedens van BUCH de reden waren voor de beëindiging, omdat die vermoedens pas kwamen na beëindiging van de samenwerking tussen partijen. Op 30 januari 2020 heeft BUCH immers aan [eiser 1] nog decharge verleent voor haar werkzaamheden voor het project, en voor het eerst in februari 2020 heeft BUCH aan [eiser 1] vragen gesteld over haar declaraties en pas in mei 2020 volgde het rapport van Hoffmann met de conclusie dat [eiser 1] teveel had gedeclareerd.
4.3.
De rechtbank merkt overigens op dat uit de reactie van [eiser 2] van 23 januari 2020 aan BUCH blijkt dat [eiser 1] heeft ingestemd met de beëindiging van de samenwerking (“
Helemaal goed”). Ook daarom is er geen grond voor het oordeel dat BUCH tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Onrechtmatig handelen
4.4.
[eisers] hebben zich verder op het standpunt gesteld dat BUCH onrechtmatig heeft gehandeld door met de uitkomsten van het onderzoek van Hoffmann de publiciteit te zoeken.
4.5.
Het gaat om het bericht van 5 juni 2020 van BUCH aan de colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraden van de vier betrokken gemeentes, waarvan ook een persbericht is uitgebracht. De rechtbank is van oordeel dat BUCH niet onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door dit bericht te verspreiden. Het is begrijpelijk dat BUCH de colleges en raden van de gemeenten heeft geïnformeerd over de uitkomsten van het rapport Hoffmann. BUCH is daarbij voldoende zorgvuldig te werk gegaan. In het bericht is slechts sprake van een
vermoedenvan onregelmatigheden, dat BUCH op basis van een extern onderzoekt
denktdat er is gefraudeerd met facturen die betrekking hebben op de
bedrijfsvoeringvan BUCH, en dat bij BUCH het
vermoedenvan
betrokkenheid van enkele externe partijen en een ambtenaarbestaat
.Uit deze voorzichtig gekozen bewoordingen valt voor een buitenstaander niet op te maken dat het gaat om een ict-project of het project Rationalisatie, en het voor dat project ingehuurde bedrijf [eiser 1]. Ook in de perspublicaties naar aanleiding van het bericht van BUCH wordt nergens de naam van [eiser 2] of [eiser 1] genoemd, of wordt verwezen naar het project waarbij [eiser 1] was betrokken. Ook in die berichten wordt slechts gesproken over
een ambtenaar(met de toevoeging dat het niet duidelijk is om welke ambtenaar het gaat),
een extern bedrijf, enkele externe partijenof
vier (betrokken) partijen. Voor zover zakelijke relaties van [eiser 1] via een andere bron toch een verband met de betrokkenheid van [eisers] hebben gelegd, zoals [eiser 2] op de zitting heeft gesteld, kan BUCH daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden.
Conclusie
4.6.
De conclusie is dat de vorderingen van [eisers] als ongegrond zullen worden afgewezen. Omdat [eisers] in het ongelijk worden gesteld, moeten zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BUCH worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00
4.7.
De door BUCH gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wijst de rechtbank toe zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen aan BUCH binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers]. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.

Voetnoten

1.bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen