ECLI:NL:RBNHO:2024:6061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
11015522 \ AO VERZ 24-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning aanzegvergoeding op basis van arbeidsovereenkomst versus overeenkomst van opdracht

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], een verzoek ingediend om toekenning van een aanzegvergoeding op basis van een arbeidsovereenkomst. De kern van het geschil ligt in de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, omdat de verzoekers langer dan drie maanden werkzaamheden voor de verwerende partij, Ursemmerhof B.V., hebben verricht tegen een maandelijkse beloning. De werkgever heeft verzuimd om de verzoekers tijdig te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, wat leidt tot toewijzing van het verzoek om aanzegvergoeding. De kantonrechter heeft Ursemmerhof veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 bruto aan zowel [verzoeker] als [verzoekster], plus wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is genomen op 20 juni 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11015522 \ AO VERZ 24-23
Uitspraakdatum: 20 juni 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker] en [verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
verder te noemen: gezamenlijk [verzoekers] en afzonderlijk [verzoeker] en [verzoekster]
gemachtigde: mr. T.H.T.T. Nguyen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ursemmerhof B.V.,
gevestigd te Makkum
verwerende partij
verder te noemen: Ursemmerhof
gemachtigde: R. Schepers
De zaak in het kort
In deze zaak wordt een verzoek gedaan om toekenning van een aanzegvergoeding. Deze vordering is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst. Tussen partijen is echter in geschil of de tussen hen gesloten overeenkomst moet worden beschouwd als arbeidsovereenkomst of als overeenkomst van opdracht. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de overeenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Omdat de werkgever de werknemers niet heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst wijst de kantonrechter het verzoek toe.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekers] hebben op 2 april 2024 een verzoekschrift met producties ingediend.
1.2.
Op 23 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] en [verzoekster] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens Ursemmerhof is verschenen
[directeur] , ad interim directeur. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Tijdens de zitting heeft Ursemmerhof een afschrift van een vonnis in kort geding van 25 maart 2024 in een zaak tussen partijen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Ursemmerhof exploiteert een stacaravan & chaletpark in Ursem (hierna: het vakantiepark).
2.2.
[verzoekers] zijn vanaf 1 februari 2023 voor Ursemmerhof werkzaam op het gebied van beheer en technisch onderhoud van het vakantiepark.
2.3.
Ursemmerhof heeft van 4 april 2023 tot 15 december 2023 betalingen met als omschrijving voorschotbetalingen werkzaamheden [woonplaats] aan [verzoekers] gedaan van in totaal € 33.000,00.
2.4.
Per brief van 30 januari 2024 heeft de gemachtigde van [verzoekers] Ursemmerhof gesommeerd het achterstallig salaris tot 1 februari 2024 te voldoen.
2.5.
Bij vonnis van 25 maart 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat in kort geding niet kan worden vastgesteld of de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden geduid als arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht. Ook heeft de kantonrechter geoordeeld dat er wel aanleiding is om een voorziening te treffen en heeft Ursemmerhof bij wijze van voorschot veroordeeld tot betaling van vier termijnbedragen van € 4.125,00 per maand van in totaal € 16.500,00.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekers] verzoeken Ursemmerhof te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 5.000,00 bruto aan ieder, wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting [1] .
3.2.
Aan dit verzoek leggen [verzoekers] ten grondslag – kort gezegd – dat partijen een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Omdat zij langer dan drie opvolgende maanden tegen beloning arbeid hebben verricht, geldt het rechtsvermoeden [2] . Ursemmerhof heeft dit rechtsvermoeden niet weerlegd. Voor zover het beroep op het rechtsvermoeden niet slaagt, blijkt uit de feiten en omstandigheden dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk tot 1 februari 2024. Ursemmerhof heeft verzuimd om [verzoekers] uiterlijk een maand daarvoor te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
4.1.
Ursemmerhof heeft geen verweerschrift ingediend, maar is wel op de zitting verschenen om verweer te voeren. Het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van de gevorderde vergoeding moet volgens Ursemmerhof worden afgewezen, omdat partijen geen arbeidsovereenkomst hebben gesloten.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Ursemmerhof moet worden veroordeeld tot betaling van in totaal € 10.000,00, bruto wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting.
Aard van de overeenkomst
5.2.
Omdat [verzoekers] hun vordering baseren op de grondslag dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en dit wordt betwist door Ursemmerhof, moet eerst worden beoordeeld of de rechtsverhouding tussen partijen als een arbeidsovereenkomst kan worden beschouwd of als een overeenkomst van opdracht.
5.3.
De wet bepaalt dat hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks of gedurende ten minste twintig uur per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst. [3] Dit is een weerlegbaar rechtsvermoeden. Aangezien vast staat dat [verzoekers] langer dan drie maanden op fulltime basis werkzaamheden voor Ursemmerhof hebben verricht tegen een maandelijkse beloning, is dit rechtsvermoeden van toepassing. Dit houdt in dat als Ursemmerhof dit vermoeden ontzenuwt het aan [verzoekers] is de feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat er (toch) sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hierover wordt het volgende overwogen.
5.4.
[verzoekers] hebben een arbeidsovereenkomst overgelegd, maar deze is niet ondertekend door Ursemmerhof. Betwist wordt dat deze arbeidsovereenkomst aan [verzoekers] is verstrekt. Ook heeft Ursemmerhof gesteld dat het niet de bedoeling was dat [verzoekers] hun werkzaamheden verrichtten op basis van een arbeidsovereenkomst; er zijn ook geen loonstroken opgemaakt ter zake van de maandelijkse betalingen. In zoverre heeft Ursemmerhof het rechtsvermoeden ontzenuwd.
5.5.
Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, moet door uitleg aan de hand van de Haviltexmaatstaf worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst (arbeid, gezag en loon), moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt.
5.6.
[verzoekers] hebben sinds 1 februari 2023 werkzaamheden voor Ursemmerhof verricht bestaande uit het beheer en technisch onderhoud van het vakantiepark. [verzoekers] hebben aangevoerd dat zij niet vrij waren om te bepalen op welke wijze en tijden zij hun werkzaamheden verrichtten; er moest altijd een beheerder op het park beschikbaar zijn en de taken werden met de andere beheerder onderling verdeeld. Ook hebben [verzoekers] aangevoerd dat het uitvoeren van de werkzaamheden onder instructie van [operationeel manager] , operationeel manager van het concern, ging. [verzoekers] hebben ter onderbouwing van hun standpunt verklaringen van [voormalig accountant] , een voormalig accountant van het concern, en [operationeel manager] overgelegd. [voormalig accountant] heeft verklaard dat voor zover hem bekend het werk van [verzoekers] onder aansturing van [operationeel manager] gebeurde en volgens [operationeel manager] is over het opnemen van vakanties door [verzoekers] uitvoerig overleg geweest met het team en hebben [verzoekers] zich elke dag gemeld voor hun werkzaamheden op het park en werden de werkzaamheden elke dag onderling verdeeld. Het voorgaande is niet weersproken door Ursemmerhof.
5.7.
Verder hebben [verzoekers] aangevoerd dat de functie van beheerders van het vakantiepark is ingebed in de onderneming van Ursemmerhof en haar zusterondernemingen en dat dit ook blijkt uit het feit dat met de andere beheerder, de heer [beheerder] , een arbeidsovereenkomst bij een zusteronderneming is gesloten. Ook dit is niet weersproken door Ursemmerhof. Daarbij is niet gebleken dat [verzoekers] een andere positie hadden dan de andere beheerder of een hogere beloning ontvingen.
5.8.
Ook hebben [verzoekers] aangevoerd dat zij hun werk persoonlijk verrichtten, wat niet is weersproken door Ursemmerhof, en is niet gebleken dat Veen c.s. zich mochten laten vervangen.
5.9.
[verzoekers] hebben ten slotte aangevoerd dat zij zichzelf niet als ondernemer zagen en zich niet als zodanig presenteerden. Hoewel [verzoekers] erkennen dat [verzoeker] eerder als zelfstandige werkzaam is geweest, hebben [verzoekers] onweersproken aangevoerd dat [verzoeker] zich heeft uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en [verzoekster] nimmer was ingeschreven in het handelsregister. Verder hebben [verzoekers] onweersproken aangevoerd dat zij geen btw-nummer hebben, dat daar ook niet om is gevraagd door Ursemmerhof en dat de voorschotbetalingen zijn uitbetaald zonder dat [verzoekers] daarvoor facturen aan Ursemmerhof hebben verzonden. Integendeel, uit de verklaringen van [voormalig accountant] en [operationeel manager] en uit de WhatsApp-correspondentie tussen [verzoekster] en [voormalig accountant] blijkt dat voorschotbetalingen werden gedaan nadat herhaaldelijk om betaling van het salaris was gevraagd. Dat er op een andere manier sprake was van ondernemerschap van [verzoekers] is evenmin gebleken. [verzoekers] woonden in een dienstwoning van Ursemmerhof en kregen een bedrijfsauto ter beschikking, zodat zij zelf geen investeringen hoefden te doen en dus geen sprake was van een ondernemingsrisico.
5.10.
Vervolgens moet de kantonrechter de vraag beantwoorden of de rechten en
plichten van partijen voldoen aan de criteria arbeid, loon en gezag. Dat is hier het geval. Op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat sprake was van persoonlijke arbeid van [verzoekers] die zij op basis van een gezagsverhouding voor Ursemmerhof verrichtten en waarvoor een maandelijkse beloning was overeengekomen. De stelling dat het niet de bedoeling was dat [verzoekers] de werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst verrichtten is in het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
[verzoekers] hebben recht op de aanzegvergoeding, wettelijke rente en proceskosten
5.11.
Wat betreft de verzochte betaling van de aanzegvergoeding geldt het volgende. Ursemmerhof had de wettelijke verplichting om [verzoekers] schriftelijk uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigde, te informeren over het al dan niet voortzetten van die arbeidsovereenkomst. [4] Dat heeft Ursemmerhof niet gedaan. Ursemmerhof is daarom aan [verzoekers] een vergoeding verschuldigd, gelijk aan één maand loon. [5] Ursemmerhof zal daarom worden veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 bruto aan [verzoeker] en € 5.000,00 bruto aan [verzoekster] .
5.12.
De gevorderde wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de aanzegvergoeding is ook toewijsbaar, omdat Ursemmerhof in verzuim is met tijdige betaling.
5.13.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van Ursemmerhof, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [verzoekers] worden begroot op € 1.036,00 (€ 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Ursemmerhof tot betaling aan [verzoeker] van € 5.000,00 bruto en tot betaling aan [verzoekster] van € 5.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Ursemmerhof tot betaling van de proceskosten van € 1.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Ursemmerhof niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, moet Ursemmerhof ook de kosten van betekening aan [verzoekers] betalen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens, kantonrechter en op 20 juni 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:610a BW.
3.Artikel 7:610a BW.
4.Artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, en lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.Artikel 7:668 lid 3 BW.