ECLI:NL:RBNHO:2024:6050

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
10940737 CV EXPL 24-515
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte in een huurachterstandsgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 12 juni 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen Stichting Intermaris en twee gedaagden die niet verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigden H.J. Boswinkel en P. Boswinkel, vorderde betaling van achterstallige huurpenningen en voerde aan dat de bepalingen omtrent buitengerechtelijke incassokosten en rente in de algemene huurvoorwaarden oneerlijk waren. De kantonrechter had eerder, in een tussenvonnis van 20 maart 2024, de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bepalingen in de algemene voorwaarden.

De kantonrechter oordeelde dat als een contractuele afspraak als oneerlijk wordt beoordeeld, deze vernietigd moet worden, ongeacht het beroep op wettelijke bepalingen door de eisende partij. De eisende partij stelde dat de bepalingen omtrent buitengerechtelijke incassokosten getoetst moesten worden aan de wetgeving die gold op het moment van de overeenkomst, maar de kantonrechter concludeerde dat dit al was gebeurd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de artikelen 7.3 en 17.2 van de algemene voorwaarden vernietigd voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde huurachterstand van € 977,76 werd toegewezen, en de gedaagde partij werd in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10940737 \ CV EXPL 24-515
Uitspraakdatum: 12 juni 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Intermaris
te Hoorn
de eisende partij
gemachtigde: H.J. Boswinkel en P. Boswinkel
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden te [plaats]
de gedaagde partijen
beiden niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 20 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde dingen uit de algemene voorwaarden. [1] Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

2.1.
De eisende partij voert in haar akte aan dat zij zich voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten en rente beroept op de wettelijke regeling. Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen (r.o. 3.3.) is dat echter niet relevant. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dat de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten voor de eisende partij leidt tot een onredelijke schadepost en wijziging van de algemene voorwaarden een enorme operatie is, zoals de eisende partij verder nog aanvoert in haar akte, is ook niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een oneerlijk beding (zie r.o. 3.2. van het tussenvonnis).
2.2.
De eisende partij voert in haar akte terecht aan dat de kantonrechter de bepalingen omtrent de buitengerechtelijk incassokosten moet toetsen aan de hand van de wet- en regelgeving die gold op het moment waarop de overeenkomst is gesloten (24 augustus 2018). Dat is echter ook gebeurd. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en artikel 6:96 lid 6 BW zijn immers op 1 juli 2012 in werking getreden, zodat de bepalingen omtrent de buitengerechtelijk incassokosten terecht aan die regels zijn getoetst. Ook aan dit standpunt van de eisende partij gaat de kantonrechter daarom voorbij.
2.3.
De kantonrechter blijft daarom bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de artikelen 7.3 en 17.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden voor zover die betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Conclusie
2.4.
De gevorderde huurachterstand tot en met februari 2024 bedraagt € 977,76 (€ 13.455,52- € 12.477,76 aan deelbetalingen). Dit bedrag is toewijsbaar.
2.5.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor het nemen van de akte blijven voor de eisende partij omdat het aan haar te wijten was dat het nodig was om deze te nemen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 977,76 aan achterstallige huurpenningen tot en met februari 2024;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 138,80 wegens dagvaardingskosten,
€ 372,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte 2017.