ECLI:NL:RBNHO:2024:6043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
C/15/347618 / FA RK 23-6282
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verhuizing van de minderjarige en vaststelling hoofdverblijf bij de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar [provincie], terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder recht heeft op en belang heeft bij de verhuizing, maar dat de noodzaak hiervoor niet is aangetoond. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat zij geen andere mogelijkheden had om in de omgeving van [plaats] te blijven wonen of dat zij daar geen werk kon vinden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verhuizing een grote impact zou hebben op het contact tussen de minderjarige en de vader, wat niet in het belang van het kind zou zijn. De minderjarige heeft aangegeven bij haar moeder te willen wonen, maar ook voordelen te zien in het bij de vader blijven wonen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader blijft en dat de zorgregeling inhoudt dat zij eens in de twee weken van vrijdag na school tot zondagavond bij de moeder verblijft, evenals de helft van de vakanties. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om te verhuizen en om schoolinschrijving afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming schoolinschrijving, hoofdverblijfplaats, zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/347618 / FA RK 23-6282
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 14 juni 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.H. Gillis, kantoorhoudende te Hoorn ,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.H.M. de Boer, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 14 december 2023, ingekomen op 27 december 2023;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader van 23 mei 2024, ingekomen op 24 mei 2024;
- de brieven, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 13 maart 2024 en 11 april 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 mei 2024 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. Gillis en de vader door mr. De Boer. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De minderjarige [de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.2.
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.3.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd, waardoor zij gezamenlijk belast werden met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
Het huwelijk tussen partijen is op [datum] ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2017.
2.4.
Het gezamenlijk gezag van de ouders is na de echtscheiding in stand gebleven.
2.5.
In het ouderschapsplan dat als bijlage gehecht is aan voornoemde echtscheidingsbeschikking hebben partijen afgesproken dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is.
2.6.
In het ouderschapsplan zijn partijen als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen dat [de minderjarige] telkens drie dagen bij de moeder zal zijn en daaropvolgend twee dagen bij de vader, en dat de vakanties bij helfte worden verdeeld. Sinds 1 juni 2023 verbleef [de minderjarige] in overleg tussen de ouders om en om vijf dagen bij elke ouder.
Sinds 1 april 2024 verblijft [de minderjarige] bij de vader en is zij ook op zijn adres ingeschreven. Zij verblijft eens in de twee weken van vrijdag na school tot zondagavond bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft
primairverzocht:
I. de
hoofdverblijfplaatsvan [de minderjarige] te wijzigen naar de moeder, met ingang van 19 augustus 2024, waarbij hond [hond] met [de minderjarige] zal meeverhuizen;
II. haar
vervangende toestemmingte verlenen voor de
verhuizingsamen met [de minderjarige] naar [adres] ;
III. haar
vervangende toestemmingte verlenen voor de
inschrijvingvan [de minderjarige] op een van de onder punt 39 genoemde
middelbare scholen;
IV. een
zorgregelingte bepalen, inhoudende dat [de minderjarige] een weekend per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag om 17.00 uur bij de vader zal verblijven;
V. Ten aanzien van de
vakantieste bepalen dat:
- [de minderjarige] tijdens de herfst- en/of voorjaarsvakantie een weekend en de doordeweekse dagen bij de vader zal verblijven, als de vader en [de minderjarige] dat willen en dat haalbaar is voor de vader;
- de meivakantie bij helfte zal worden verdeeld, tenzij de vader [de minderjarige] tijdens deze vakantie meer wil zien;
- de zomer- en kerstvakantie bij helfte worden gedeeld;
- de overdracht zal op Goede Vrijdag, Tweede Pinksterdag en Tweede Paasdag plaatsvinden op de desbetreffende dag;
- de overdracht, als [de minderjarige] na Bevrijdingsdag en Hemelvaartsdag vrij is (en daarna het weekend volgt) op voornoemde dag zal plaatsvinden.
Subsidiairheeft de moeder verzocht:
I. de
hoofdverblijfplaatsvan [de minderjarige] te wijzigen naar de vader, met ingang van 1 september 2024, waarbij hond [hond] bij de vader zal verblijven;
II. een
zorgregelingte bepalen, inhoudende dat [de minderjarige] , met ingang van 1 september 2024, een weekend per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag 19.00 uur bij de moeder zal verblijven, waarbij de overdracht aan de vader om 19.00 uur zal plaatsvinden;
III. te bepalen dat partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte verdelen, waarvan de verdeling van de zomervakantie in 2024 zal zijn dat [de minderjarige] gedurende de eerste drie weken bij de vader zal zijn en de laatste drie weken bij de moeder.
3.2.
Als onderbouwing van haar verzoeken heeft de moeder aangevoerd dat zij met [de minderjarige] woonde in een woning die haar ouders hadden gekocht. De grootmoeder mz was al overleden. In februari 2023 is de grootvader mz overleden, waardoor de moeder samen met haar oom eigenaar van de woning geworden is. Het is voor haar financieel niet mogelijk om de woning over te nemen, terwijl haar oom de woning niet wil overnemen, maar het ook niet onverdeeld wil laten. De hypotheekverstrekker stelde 1 april 2024 als uiterste datum voor overname of verkoop. De moeder moest daarom meewerken aan verkoop van de woning, die inmiddels is verkocht en op 2 april 2024 is overgedragen.
De moeder heeft gezocht naar een soortgelijke woning in de buurt van [plaats] / [plaats] , maar het aanbod is zeer beperkt. Gelet op het bedrag dat zij beschikbaar heeft, is er geen kans dat zij een woning vindt in de buurt van de vader. Ook een woning in het Noordwesten of de Randstad was niet betaalbaar. Zij was daarom genoodzaakt uit te wijken naar een regio met lagere koopprijzen.
De moeder heeft sinds tweeënhalf jaar een LAT-relatie met haar partner [partner] , die in [provincie] woont en in [plaats] werkt. Hij draait nachtdiensten en moet, ook ’s nachts, in spoedgevallen snel op zijn werk zijn. Het is niet geoorloofd dat hij dan enkele uren naar [provincie] onderweg is. Ook moet hij minimaal drie dagen per week op locatie werken. Daarom kan hij niet naar (de omgeving van) [plaats] verhuizen.
Sinds de moeder een relatie heeft met haar partner, brengt zij de weekenden en vakanties voornamelijk in [provincie] door. [de minderjarige] is ook al verschillende keren mee naar [provincie] geweest en zij zijn inmiddels met elkaar op vakantie geweest. In augustus 2023 hebben de moeder en haar partner een woning gevonden en, gelet op de krapte op de woningmarkt, meteen gekocht. Zij wilde koste wat kost voorkomen dat zij en [de minderjarige] op straat kwamen te staan of dat de moeder [de minderjarige] niet meer kon opvangen. De moeder heeft steeds op korte termijn beslissingen moeten nemen, maar heeft telkens bedacht wat de gevolgen voor [de minderjarige] zijn.
De huidige zorgregeling is op advies van de Opvoedpoli afgesproken omdat de moeder midden in een rouwproces zat en werd geconfronteerd met de reële mogelijkheid dat zij op straat kwam te staan.
Beide ouders hebben een verschillende opvoedstijl: de moeder is vrijer, terwijl de vader strenger is en meer kaders stelt. Zij merken dat dit invloed heeft op [de minderjarige] , die na verblijf bij de andere ouder vaak onrustiger en gestrest is. De moeder merkt dat het uitvoeren van de huidige zorgregeling teveel van haar vraagt. Ook is de moeder in de huidige regio geconfronteerd geweest met heftige gebeurtenissen. Zij heeft geen familie in de regio en haar goede vrienden komen uit [provincie] . Zij heeft geconcludeerd dat het voor haar beter is haar leven in [provincie] voort te zetten met haar partner. De vader heeft de moeder geen toestemming gegeven om met [de minderjarige] te verhuizen, omdat hij de co-ouderschapsregeling wil blijven uitvoeren.
Verder heeft de werkgever van de moeder haar contract per half december 2023 beëindigd, zodat zij op zoek moest naar een andere baan. Zij heeft geprobeerd werk te vinden in de omgeving van [plaats] en [plaats] , maar dit is niet gelukt. Een factor die hierbij meespeelde was haar leeftijd en het geboden salaris, dat steeds ontoereikend was om te voorzien in haar kosten en die van [de minderjarige] . Inmiddels heeft de moeder per januari 2024 een baan in [plaats] .
3.3.
De moeder heeft gesteld dat zij op grond van het voorgaande het recht en een belang heeft te verhuizen. De afspraak tussen partijen in het ouderschapsplan dat zij binnen een straal van tien kilometer blijven wonen, is gelet op de huidige omstandigheden niet haalbaar.
De moeder heeft gesteld dat de verhuizing goed is doordacht. [de minderjarige] gaat vanaf schooljaar 2024-2025 naar de eerste klas van de middelbare school. De moeder acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij in het nieuwe schooljaar op een school in [provincie] kan beginnen. [de minderjarige] is inmiddels ingeschreven op een school in [provincie] en een school in [plaats] .
In de woning van de moeder in [provincie] zal [de minderjarige] een eigen kamer hebben. Verder is de woning in een kindvriendelijke omgeving en op fietsafstand van buitenschoolse activiteiten voor als [de minderjarige] ouder is. De moeder is bereid ervoor te zorgen dat [de minderjarige] in de buurt kan sporten of hobby’s kan beoefenen, en zal hierover met de vader overleggen.
Omdat de co-ouderschapsregeling vanwege de afstand niet meer uitgevoerd kan worden, is de moeder bereid [de minderjarige] tijdens de vakanties en op feestdagen meer bij de vader te laten zijn. Ook is de moeder bereid het halen en brengen voor haar rekening te nemen. Zij reist nu al circa tweeënhalf jaar wekelijks en tijdens de vakanties op en neer tussen [provincie] en [plaats] , zodat dit voor haar niet zal veranderen. Ook de kosten neemt zij nu voor haar rekening, en zal dit – zolang het financieel kan – in de toekomst blijven doen. De moeder merkt op dat [de minderjarige] de reis naar [provincie] als fijn ervaart.
De moeder heeft verder gesteld dat beide partijen open staan voor overleg over [de minderjarige] . Het is hen tot nu toe steeds gelukt overeenstemming te bereiken en afspraken te maken. De moeder zal de vader op de hoogte houden van ontwikkelingen rondom [de minderjarige] als zij samen mogen verhuizen. Ook zal de moeder ervoor blijven zorgen dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] kan plaatsvinden in een vertrouwde omgeving en dat zij elkaar op zoveel mogelijk momenten kunnen zien. De moeder blijft bereid om samen met de vader de zorg voor [de minderjarige] te dragen en hem te betrekken bij de opvoeding. Ook heeft de moeder benadrukt dat zij contact tussen [de minderjarige] en de vader zal toestaan: als zij willen (video)bellen of appen, is daar ruimte voor. De familie van vader woont in [plaats] / [plaats] , maar dit contact kan in stand blijven op de dagen dat [de minderjarige] bij de vader is. Ook is de familie welkom in [provincie] .
Verder heeft de moeder naar voren gebracht dat [de minderjarige] in [plaats] , waar zij al haar hele leven woont, weinig vrienden op school en in de buurt heeft. Zij is in het verleden veel gepest, wat een grote impact op haar heeft gehad. De moeder verwacht dat in elk geval een deel van haar huidige klasgenoten naar dezelfde middelbare school zullen gaan als [de minderjarige] . De moeder vermoedt daarom dat [de minderjarige] een verhuizing naar [provincie] beschouwt als een nieuwe start.
De moeder heeft gesteld dat zij een voldoende zwaarwegend belang heeft om samen met [de minderjarige] naar [provincie] te verhuizen.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat de primaire verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen.
De vader heeft betwist dat de moeder genoodzaakt was mee te werken aan verkoop van de woning, dat zij geen woning in de omgeving van [plaats] kon bekostigen of dat zij alleen in de regio [provincie] werk zou kunnen vinden. Ook heeft hij betwist dat de partner van de moeder alleen in [provincie] een (soortgelijke) baan zou kunnen vinden. Verder vindt de vader het bijzonder dat een hele woonplaats nare herinneringen zou oproepen na een overlijden. Hij heeft gesteld dat de moeder geen familie of vrienden in [provincie] heeft, en heeft erop gewezen dat de moeder driemaal eerder haar leven elders heeft voortgezet.
De vader heeft zich op het standpunt gesteld dat de moeder geen noodzaak had om te verhuizen en dat zij de verhuizing niet goed heeft doordacht en voorbereid. De moeder had de verhuizing niet gepland en werd er plots mee geconfronteerd omdat haar vader onverwachts overleed. De moeder en haar partner hebben hun woning in [provincie] al in augustus 2023 gekocht, terwijl zij haar verzoekschrift pas half december 2023 heeft ingediend.
Verder verneemt de vader van [de minderjarige] dat zij de reis tussen [plaats] en [provincie] niet als fijn ervaart. Zij zit niet graag lang in de auto, en de reis duurt door files vaak langer dan tweeënhalf uur.
Omdat de verhuizing de co-ouderschapsregeling onmogelijk zou maken, stelt de moeder als compensatie voor [de minderjarige] in de vakanties en met feestdagen langer bij de vader te laten verblijven. Zijn werkgever staat echter niet toe om meer dan 25 dagen vakantie per jaar op te nemen. De vader zou dus niet meer quality time met [de minderjarige] hebben dan als de vakanties 50/50 worden verdeeld. Daarnaast is er een risico dat [de minderjarige] , naarmate zij ouder wordt, niet meer om het weekend tweeënhalf uur of langer in de auto wil zitten en ervoor zal kiezen om thuis bij haar vriendinnen te blijven. Dit heeft zij nu al laten zien. Al na de tweede overdracht na de verhuizing van de moeder heeft [de minderjarige] gevraagd of het mogelijk is haar op zaterdag op te halen in plaats van op vrijdag als zij op vrijdagavond vrijwilliger is bij de kinderdisco. [de minderjarige] heeft sinds kort veel contact met mensen van Stichting Netwerk in [plaats] , waar zij volgend schooljaar officieel vrijwilliger wil worden. Als [de minderjarige] in de toekomst aangewezen zal zijn op het openbaar vervoer, zal het contact met de vader nog meer beperkt worden. De reistijd met het openbaar vervoer is ongeveer drieënhalf uur. Ook vraagt de vader zich af wat er zal gebeuren als de moeder op enig moment aangeeft dat zij de kosten voor de trein en/of de auto niet meer voor haar rekening kan nemen.
Verder heeft de moeder aangeboden [de minderjarige] naar [plaats] te rijden waar dat mogelijk is en wanneer [de minderjarige] daar behoefte aan heeft. Deze opmerking is de vader niets waard. [de minderjarige] gaat doordeweeks naar school en het is niet te doen om voor een paar uurtjes bij de vader vijf uur te reizen. Als zij met de moeder mag verhuizen, betekent dit een enorme beperking in het contact tussen [de minderjarige] en de vader, maar ook zijn familie, die zij dan ook niet meer veel zal zien. De vader is van mening dat er geen sprake zal zijn van een continuïteit van zorg. Hij merkt daarbij op dat de moeder hem al niet op de hoogte hield voordat zij naar [provincie] verhuisde, zodat hij er geen vertrouwen in heeft dat dit nu ineens wel zal gebeuren.
De vader heeft gesteld dat de moeder afspraken (eenzijdig) aanpast als deze haar toch niet uitkomen. In het verleden is er hierover meermalen een conflict tussen partijen ontstaan.
De vader wil [de minderjarige] niet slechts eenmaal per veertien dagen in het weekend zien. Zij is bijna altijd de helft van de tijd bij hem geweest. Voor haar is de verhuizing dan ook een enorme verandering. Dit terwijl het lange tijd niet goed met haar is gegaan. De vader begrijpt dan ook niet dan de moeder een dergelijke ingrijpende beslissing heeft genomen en [de minderjarige] ook nog eens wil meenemen naar [provincie] . [de minderjarige] is in maart 2021 aangemeld bij de Opvoedpoli vanwege zindelijkheidsproblemen. Deze konden worden verklaard vanuit onderliggende traumata en systeemproblematiek. Verder is [de minderjarige] gediagnosticeerd met problemen in de hechting met beide ouders en met loyaliteitsproblemen. Zij is een kwetsbaar meisje dat moeite heeft om volwassenen te kunnen vertrouwen. Duidelijkheid en voorspelbaarheid zijn voor haar belangrijk. Drie psychologen van de Opvoedpoli hebben de ouders laten weten dat zij de verhuizing een slecht idee vinden voor [de minderjarige] . De Opvoedpoli heeft dit echter niet op papier willen verklaren omdat zij in het belang van [de minderjarige] voor beide ouders neutraal willen blijven. In januari 2023 is [de minderjarige] gestart met beeldende therapie. De doelen van de therapie zijn echter opgeschort vanwege de rechtszaak en steeds hoger oplopende complexe scheiding tussen de ouders. Als [de minderjarige] bij haar vader blijft, kan de therapie weer in gang worden gezet.
De vader heeft gesteld dat er, in tegenstelling tot wat de moeder naar voren heeft gebracht, weinig tot geen communicatie of overleg over [de minderjarige] tussen de ouders is. De huidige overdrachten zijn zeer kort. Het is partijen recent wel gelukt om met behulp van hun advocaten voorlopige afspraken te maken over de verdeling van de zorgtaken tot en met 18 augustus 2024. De moeder is per begin april 2024 naar [provincie] verhuisd, en [de minderjarige] staat vanaf 1 april 2024 ingeschreven op het adres van de vader. [de minderjarige] verblijft nu eens per veertien dagen in het weekend bij de moeder, die haar haalt en brengt. Het aantal dagen varieert echter in verband met afspraken die de moeder al had.
De vader is sinds 1 januari 2024 in dagdienstfunctie en werkt vier dagen per week zodat hij elke donderdag vrij is om er thuis voor [de minderjarige] te zijn. Eerder kon hij vanwege avond-, nacht- en weekenddiensten niet de zorg voor [de minderjarige] op zich nemen. Hij is van baan veranderd om er beter voor [de minderjarige] te kunnen zijn in het kader van de co-ouderschapsregeling die vanwege de verhuizing van de moeder niet meer geldt.
Het is voor de vader niet precies duidelijk wat de moeder ermee bedoelt dat zij er een mouw aan zal passen als [de minderjarige] in de weekenden behoefte heeft aan contact met hem. Hij stelt dat het contact tussen [de minderjarige] en de vader enorm zal afnemen. Zij zal haar sociale leven in [provincie] opbouwen als de moeder vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing.
Het is juist dat [de minderjarige] in het verleden door klasgenootjes is gepest. Een verhuizing naar [provincie] is geen garantie om pesten te voorkomen. Een “vlucht” naar [provincie] haalt de problemen niet bij [de minderjarige] vandaan. De Opvoedpoli heeft aangegeven dat [de minderjarige] een rol in het pesten heeft door de manier waarop zij erop reageert en heeft een behandelplan gemaakt om haar weerbaarder te maken.
[de minderjarige] heeft de vader laten weten dat zij wel met haar moeder naar [provincie] wil, omdat ze dan een nieuwe puppy krijgt en niet meer met pesters uit het verleden geconfronteerd kan worden. Maar zij vindt het ook goed als de rechtbank besluit dat zij bij hem in [plaats] moet blijven.
De vader concludeert dat de moeder geen voldoende zwaarwegend belang heeft om samen met [de minderjarige] naar [provincie] te verhuizen en dat zijn belang zwaarder weegt.
4.2.
De vader heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen. Ook heeft hij verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen in het weekend bij haar moeder zal zijn en dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
[de minderjarige] is al ingeschreven bij de school [school] te [plaats] . De vader verwacht dat de moeder haar toestemming zal geven voor de inschrijving als haar primaire verzoeken worden afgewezen. Hij verzoekt echter voor de zekerheid vervangende toestemming om [de minderjarige] in te schrijven op deze school.

5.Het standpunt van [de minderjarige]

heeft in het gesprek met de kinderrechter laten weten dat zij goed heeft gekeken naar de voor- en nadelen bij elke ouder. Het liefst wil zij bij haar moeder wonen. Zij heeft het gevoel bij de moeder meer ruimte te hebben om zichzelf te zijn en kan het goed vinden met haar stiefvader. Bij de vader is het voordeel dat zij veel mensen kent. Ze mag bij de vader inmiddels ook wel wat meer zichzelf zijn, maar dat is wel minder dan bij de moeder. In [provincie] kent zij niemand, maar zou zij wel een nieuwe start kunnen maken zonder de kinderen die haar pesten.

6.(Nadere) standpunten ter zitting

6.1.
Door en namens de moeder is op de zitting aanvullend naar voren gebracht dat de hypotheekverstrekker druk op haar heeft gezet. Verder is zij van mening dat de vader het belang van haar (psychische) gesteldheid onderschat. Zij was mantelzorger voor haar zieke vader, terwijl zij door het werk van de vader meer zorg voor [de minderjarige] droeg dan hij. De moeder had het voornemen om naar [provincie] te verhuizen als [de minderjarige] een jaar of achttien is, maar is vanwege de ontwikkelingen veel eerder verhuisd. De moeder heeft daarbij onderzocht wat een geschikte plek voor [de minderjarige] zou zijn. De moeder heeft verder betwist eerder voor partners te zijn verhuisd en in [plaats] en [plaats] te hebben gewoond.
De moeder is van mening dat de band die [de minderjarige] in de toekomst zal hebben met de ouders, ook afhankelijk is van het initiatief dat zij beiden tonen, ongeacht waar [de minderjarige] woont.
De moeder verneemt van [de minderjarige] dat zij aanzienlijk minder moeite heeft met de reis dan de vader stelt. De moeder is bereid meer op en neer te rijden als [de minderjarige] behoefte heeft aan meer contact met de vader. Ook heeft de moeder gesteld dat partijen in staat zijn tot overleg wanneer nodig. Zo hebben zij samen scholen in zowel [provincie] als [plaats] bezocht en met [de minderjarige] keuzes gemaakt voor scholen. De rechtbank hoeft daarom geen beslissing te nemen over de schoolinschrijving. Tot slot is namens de moeder opgemerkt dat partijen verschillen van mening over de opvoeding, maar dat [de minderjarige] bij haar wel regels heeft.
6.2.
Namens de vader is naar voren gebracht dat hij toestemming had gegeven voor de verhuizing als hij het gevoel had dat dit goed voor [de minderjarige] zou zijn. Zij heeft echter een hechtingsprobleem, en bij de Opvoedpoli in Noord-Holland ligt een behandelplan voor haar klaar. [de minderjarige] heeft duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig. Daarnaast moet zij een stabiele basis hebben zodat er zicht gekregen kan worden op haar trauma. De vader vindt het moeilijk [de minderjarige] met de moeder te laten meeverhuizen, terwijl het niet bekend is hoe het nu met de moeder gaat. De gevolgen van de verhuizing voor [de minderjarige] en de vader kunnen daarnaast moeilijk worden verzacht. De vader is van mening dat de moeder voor haar partner naar [provincie] verhuist en blijft erbij dat zij de noodzaak voor de verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd.
6.3.
De Raad heeft geadviseerd [de minderjarige] bij haar vader te laten wonen en haar in de buurt van [plaats] op een school in te schrijven. Namens de Raad is het standpunt ingenomen dat het verzoek van de moeder ingegeven lijkt door praktische overwegingen. Daarnaast komen telkens zorgen over haar draagkracht naar voren. De oplossing voor haar problemen is niet dat [de minderjarige] met haar meeverhuist naar [provincie] . De moeder moet haar relatie en het samenwonen met haar partner nog vormgeven. Daardoor is de opvoedsituatie bij haar in [provincie] nog minder goed te overzien dan de situatie dat [de minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de vader. De Raad is van mening dat de moeder de tijd moet nemen om haar verdriet te verwerken, haar problemen op te lossen en haar relatie vorm te geven. De moeder zou daarbij aan [de minderjarige] moeten beloven dat zij zo snel mogelijk weer in de buurt van [plaats] komt wonen.
Door de verhuizing zou [de minderjarige] haar vader kwijtraken en komt zij mogelijk nog meer in loyaliteitsconflict. Verder is de brugklas een periode waarin kinderen hun weg moeten vinden. [de minderjarige] moet zich daarom op school kunnen focussen, in plaats van op een nieuwe woonomgeving en de relatie tussen de ouders. In [provincie] is er een andere cultuur en manier van spreken, dus verhuizing daarheen zou van [de minderjarige] een grote aanpassing vragen. Dat [de minderjarige] met een verhuizing zou vertrekken uit een situatie waarin zij gepest is, is geen losstaand argument, maar hooguit een fijne bijkomstigheid.
De Raad acht het niet juist om de problemen die voortvloeien uit een verhuizing bij de vader neer te leggen. Het zou beter zijn als de ouders zelf besluiten dat [de minderjarige] bij de vader blijft. Het is verder belangrijk dat de ouders de gevoelens van hun dochter serieus nemen, en dan met elkaar overleggen en samen de beslissingen voor haar nemen. Hoe dan ook is het noodzakelijk dat de ouders afspreken hoe vaak zij bij elkaar komen om over [de minderjarige] te overleggen.

7.De beoordeling

7.1.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Als ouders samen het gezag uitoefen, brengt dit mee dat zij voor verhuizing van de minderjarige toestemming van de andere ouder nodig hebben. Als de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desverzocht een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van de minderjarige, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de alternatieven en maatregelen die de verhuizende ouder heeft geboden om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
7.2.
Volgens vaste jurisprudentie is uitgangspunt dat ouders na een echtscheiding de mogelijkheid moeten hebben zelfstandig een eigen leven op te bouwen. Zij moeten echter bij het maken van die nieuwe start niet alleen rekening houden met de belangen van hun minderjarige kind, maar ook met die van hun gewezen partner, met name met het oog op de aard en de omvang van zijn zorgtaken voor de minderjarige. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het voor een kind heel ingrijpend kan zijn als de continuïteit van de woonomgeving wordt verbroken en de frequentie van de contacten met de andere ouder wordt gewijzigd. De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft om een nieuw leven op te bouwen. Bij de beoordeling van het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing zijn echter ook de volgende, uit de stukken en de zitting naar voren gekomen omstandigheden van belang.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder recht heeft op en belang heeft bij een verhuizing, maar dat de noodzaak daarvoor echter niet is gebleken. Uit overgelegde stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de moeder geen andere mogelijkheid had dan naar [provincie] te verhuizen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de moeder in de omgeving van [plaats] geen geschikte woning voor haarzelf en [de minderjarige] kon bekostigen of dat de moeder in of dichterbij Noord-Holland geen voldoende betaald werk kon vinden.
Verder is het de rechtbank niet gebleken dat de moeder de verhuizing uitvoerig heeft doordacht. Zij heeft immers de woning in [plaats] gekocht en een baan in [plaats] aangenomen toen zij nog niet wist of zij toestemming zou krijgen om met [de minderjarige] te verhuizen. De moeder heeft de woning immers al in augustus 2023 gekocht, terwijl het verzoekschrift pas half december 2023 is ingediend.
Daarbij komt dat de ouders in hun ouderschapsplan hebben afgesproken om binnen een straal van tien kilometer van [plaats] te blijven wonen.
De moeder heeft bovendien al enkele jaren een LAT relatie met haar huidige partner en was van plan deze zo voort te zetten tot [de minderjarige] (bijna) meerderjarig was. Het is onduidelijk, buiten praktische overwegingen, wat nu heeft gemaakt dat de moeder hierover van mening is veranderd en er toch voor heeft gekozen om te gaan samenwonen.
7.4.
Verder overweegt de rechtbank dat de verhuizing van de moeder naar [provincie] een zeer grote verandering brengt in het contact met de ouder bij wie [de minderjarige] dan niet woont. De eerdere zorgregeling kan door de grote afstand immers niet worden voortgezet. [de minderjarige] zal dan, in plaats van de helft van de tijd bij elke ouder, een weekend per veertien dagen bij één van hen doorbrengen. Zo verblijft zij, sinds de verhuizing van de moeder begin april 2024, nu eens in de twee weken bij haar. De rechtbank overweegt dat het de keuze van de moeder is geweest om te verhuizen. Wanneer de rechtbank haar toestemming verleent om met [de minderjarige] te verhuizen, tast dit de mogelijkheden van de vader voor hechting met zijn dochter aan. Alle compensatie die de moeder heeft voorgesteld, neemt niet weg dat een verhuizing met [de minderjarige] een hele ingrijpende verandering brengt. Daarbij vraagt de rechtbank zich af of de voorgestelde compensatie haalbaar is, nu het vanwege de reistijd niet haalbaar is dat [de minderjarige] buiten de weekenden om even bij de vader langsgaat. Spontaan en kort contact tussen hen zal daarom niet goed mogelijk zijn.
7.5.
De rechtbank heeft daarnaast goed geluisterd naar de mening van [de minderjarige] , die zelf heeft aangegeven graag bij haar moeder te willen wonen. Deze wens heeft zwaar gewogen bij de afweging van de rechtbank. [de minderjarige] heeft echter niet stellig laten weten niet bij haar vader te willen wonen. Zij heeft aangegeven ook voordelen te zien als zij bij hem blijft wonen, namelijk dat zij in en rond [plaats] – waar zij haar hele leven heeft gewoond – veel mensen kent.
7.6.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de verslagen van de Opvoedpoli, die heeft aangegeven dat [de minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat moeite heeft om volwassenen te vertrouwen. Er is een stabiele en veilige basis nodig om meer zicht te kunnen krijgen op haar trauma. Bij de Opvoedpoli is al een behandelplan voor [de minderjarige] gemaakt en de hulp in het kader hiervan kan worden opgestart als bekend wordt dat zij bij de vader blijft wonen. De rechtbank acht het van groot belang dat [de minderjarige] zo snel mogelijk de juiste hulp kan krijgen. Daarnaast is het de vraag of een nieuwe omgeving een oplossing is voor het pesten, nu de Opvoedpoli volgens de vader heeft aangegeven dat het vooral van belang is [de minderjarige] weerbaarder te maken.
De rechtbank overweegt dat de situatie bij de vader steeds stabiel is geweest. Sinds kort heeft hij een andere baan, waarmee hij nu regelmatig werk overdag heeft en elke donderdag vrij is. Dit heeft hij gedaan om zo beter voor [de minderjarige] beschikbaar te kunnen zijn.
De situatie bij de moeder is echter naar het oordeel van de rechtbank nog wat fragiel. Zij woont pas sinds begin april 2024 samen met haar partner in een nieuwe omgeving, en heeft daarmee een nieuw gezinsleven. Ook heeft zij sinds kort een nieuwe baan. Daarnaast heeft zij nog last van recente verdrietige gebeurtenissen, zodat ermee rekening gehouden moet worden dat zij (tijdelijk) minder draagkracht heeft.
7.7.
De afweging van alle omstandigheden geeft de rechtbank aanleiding om in te schatten dat de opvoedsituatie bij de vader beter is voor [de minderjarige] . Dit brengt mee dat de rechtbank het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen, zal afwijzen. De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vaststellen bij de vader en een zorgregeling bepalen die inhoudt dat zij eens in de twee weken van vrijdag na school tot zondagavond en de helft van de vakanties bij de moeder verblijft. De rechtbank zal hierbij bepalen dat de moeder [de minderjarige] voor de omgang zal halen en brengen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de ouders samen goed dienen te kijken hoe het met [de minderjarige] gaat. [de minderjarige] is een tiener die volop in ontwikkeling is, wat maakt dat ook haar behoeften kunnen veranderen. Ouders moeten hier in het belang van [de minderjarige] serieus naar blijven kijken en samen een oplossing voor hun dochter bedenken.
7.8
De ouders hebben aangegeven dat zij [de minderjarige] in onderling overleg hebben ingeschreven op scholen in [plaats] en [plaats] . De moeder heeft daarom aangegeven dat de rechtbank niet hoeft te beslissen op haar verzoek om vervangende toestemming voor schoolinschrijving. Omdat [de minderjarige] in overleg tussen de ouders ook in de buurt van de vader op een school is ingeschreven, heeft hij geen belang meer bij een beslissing op dit punt. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
wijst af het verzoek van de moeder om samen met de minderjarige [de minderjarige] te verhuizen;
8.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
is bij de vader;
8.3.
stelt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2017, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft bij de moeder:
- een weekend per twee weken van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag 19.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] zal halen en brengen;
- de helft van de vakanties, te bepalen in onderling overleg tussen partijen;
waarbij de moeder [de minderjarige] zal halen en brengen;
8.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.D. de Jong, voorzitter, mr. J. van Beek en mr. M.M. Cuypers, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.