In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 13 juni 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen de stichting Woningstichting Rochdale en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van achterstallige huur en servicekosten, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden getoetst aan de geldende wetgeving, met name de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De rechter heeft ook de huurprijswijzigingsbedingen en de servicekostenbedingen beoordeeld, waarbij enkele bedingen als oneerlijk zijn aangemerkt en vernietigd. De vordering tot betaling van de huurachterstand van € 4.117,31 is toegewezen, evenals de ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens.