ECLI:NL:RBNHO:2024:6014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
HAA 24/1975
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke basisschool in Muiderslotpark

Op 12 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door Stichting Park Muiderslotlaan en Stichting Flora & Faunabescherming tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat een omgevingsvergunning had verleend voor de bouw van een tijdelijke dependance voor Bredeschool Weesperrijk in het Muiderslotpark. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om de omgevingsvergunning te schorsen, ondanks de bezwaren van de verzoeksters. De voorzieningenrechter benadrukte het maatschappelijk belang van de dependance, gezien de dringende behoefte aan extra schoolcapaciteit in Weespersluis. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoeksters niet opwogen tegen het belang van de bouw van de dependance, vooral omdat er al een tekort aan schoolplekken was en de dependance voor het nieuwe schooljaar operationeel moest zijn. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1975

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2024 in de zaak tussen

Stichting Park Muiderslotlaan en Stichting Flora & Faunabescherming,verzoeksters,
(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. E.M. van Bennekom).
Derde partij:
de gemeente Amsterdam,vergunninghouder.

Inleiding

Bij besluit van 14 maart 2024 heeft verweerder aan de gemeente Amsterdam op aanvraag een omgevingsvergunning verleend voor de duur van 4 jaar voor het realiseren van een tijdelijke basisschool Weesperrijk op de locatie ter hoogte van Fort Vreeswijklaan 17 te Weesp.
Verzoeksters hebben op 23 april 2024 bezwaar gemaakt. Bij brief van 30 april 2024 hebben zij de gronden van het bezwaar ingediend.
Op 29 april 2024 hebben verzoeksters een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Op 14 mei 2024 hebben zij een verzoek om een ordemaatregel ingediend. Namens vergunninghouder is aangegeven dat de gemeente bereid is te wachten totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening mits de uitspraak uiterlijk 11 juni 2024 wordt gedaan. Bij brief van 27 mei hebben verzoeksters een nadere memorie ingediend.
Verweerder heeft gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Verzoek-sters zijn verschenen bij gemachtigde. Voorts zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , verbonden aan Stichting Flora en Fauna alsmede [naam 3] , verbonden aan Stichting Park Muiderslotlaan. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde. Zij werd vergezeld door [naam 4] , [naam 5] (adviseur onderwijshuisvesting) en een schare gemeenteambtenaren.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De omgevingsvergunning
2. Het vergunde bouwplan ziet op de bouw van een tijdelijke dependance ten behoeve van de in de nieuwbouwwijk Bloemendalerpolder gevestigde Bredeschool Weesperrijk. De dependance komt te staan in het Muiderslotpark ter hoogte van de woning Fort Vreeswijk-laan 17 te Weesp. Het hoofdgebouw van de school staat aan de Fort Diemerdamstraat 73. De afstand tussen beide gebouwen is ongeveer 350 meter. De dependance wordt gebouwd omdat Bredeschool Weesperrijk thans reeds veel te weinig ruimte heeft en onvoldoende capaciteit heeft om kinderen aan te nemen voor het komend schooljaar. Er zal gelet op de prognoses ook sprake zijn van een sterke toename van het aantal kinderen in de Bloemen-dalerpolder. De omgevingsvergunning ziet op fase 1 en bestaat uit zes lokalen met een bouwlaag. Indien zou blijken dat meer lokalen nodig zijn, dan zullen zes lokalen worden bijgebouwd in de vorm van een tweede bouwlaag. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan “Bloemendalerpolder Weesp” want de gronden hebben de bestemming “Woongebied” en de functie-aanduiding ‘verkeer’ alsmede de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 7’. Voor de motivering van de afwijking van het bestemmingsplan heeft verweerder mede verwezen naar de
‘Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. een omgevingsvergunning voor de realisatie van een tijdelijke huisvesting voor een basisschool in het park aan de Muiderslotlaan in Weesp’van maart 2024. De omgevingsvergunning heeft een looptijd van vier jaar. Het gaat bij de dependance om tijdelijke (modulaire) bebouwing welke na beëindiging van het gebruik betrekkelijk makkelijk kan worden verwijderd. Het is de verwachting dat tegen het einde van de looptijd van de omgevingsvergunning een van de twee definitieve scholen met een capaciteit van 800-1000 leerlingen in het nog te realiseren deelplan 6 van Bloemendalerpolder zal zijn gebouwd. Daarna wordt de dependance verwijderd en zal het park ‘in oude luister [worden] hersteld’, aldus verweerder.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
3. Verzoeksters zijn van mening dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Nieuwe leerlingen kunnen prima door de bestaande scholen in Weesp worden opgenomen. Het is derhalve niet nodig om het Muiderslotpark dat bedoeld is als ‘groene longen’ voor nieuwe bebouwing op te offeren. Voorts betogen verzoeksters dat als gevolg van de bouw van de dependance sprake zal zijn van onaanvaardbare verkeershinder, verkeersonveiligheid en geluidsoverlast. Niet is onderzocht of er voldoende mogelijkheden zijn om het extra hemelwater op te vangen vanwege de toename van het verharde oppervlak. Verder kan niet worden uitgesloten dat als gevolg van een toename van het verkeer uitstoot van stikstof significante negatieve effecten zal hebben op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Een toestemming op grond van de Wet natuurbescherming is vereist. Voorts hebben verzoeksters gemotiveerd betoogd dat ten onrechte geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd, dat de ontwikkeling van groengebieden ernstig achterblijft bij de ontwikkeling van woongebieden in de Bloemendalerpolder hetgeen in strijd is met artikel 4.3 van het exploitatieplan Bloemendalerpolder Weesp 1ste herziening (hierna: het exploitatieplan), dat ten onrechte geen bodemonderzoek is verricht, dat van een deugdelijk participatietraject geen sprake is geweest en dat eerdere schriftelijke uitspraken en toezeggingen over groenvoorzieningen ter zijde worden gelegd.
Beoordeling van het verzoek
4.1
Ter beoordeling ligt voor een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar gericht tegen de hiervoor besproken omgevingsvergunning voor de bouw van een dependance in het Muiderslotpark ten behoeve van Bredeschool Weesperrijk.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeksters bij hun verzoek voor hun motivering hebben verwezen naar de gronden van hun bezwaar. Deze zijn van een aanzienlijke omvang. Verweerder heeft daarop in zijn verweerschrift uitgebreid gereageerd. Vast staat dat de standpunten van partijen ver uit elkaar liggen. De voorlopige voorzieningenprocedure is evenwel een spoedprocedure en leent zich naar haar aard bezwaarlijk voor een inhoudelijk diepgaande beoordeling van alle aspecten in volle omvang. Voorts kan worden betwijfeld of er in het onderhavige geval wel een voldoende spoedeisend belang is aangezien de hoorzitting reeds op heel korte termijn, en wel op 17 juni 2024 staat gepland. Alsdan immers kunnen alle bezwaren integraal worden besproken. Doch ook als er geen sprake is van een spoedeisend belang kan er aanleiding bestaan voor het treffen van een voorlopige voorziening als het besluit van 14 maart 2024 evident onrechtmatig is. Dit is in het bijzonder het geval alsook zonder diepgaand onderzoek naar de feiten en/of het recht dient te worden betwijfeld of de verleende omgevingsvergunning bij de heroverweging in stand zal blijven. Voorshands ziet de voorzieningenrechter hiervoor geen grond. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Verkeersveiligheid, geluid, stikstof, en waterhuishouding
4.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende overtuigend uiteengezet dat op voorhand niet behoeft te worden gevreesd dat de realisering van de tijdelijke dependance de verkeersveiligheid in de omgeving wezenlijk negatief zal beïnvloeden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de dependance uitsluitend door de bovenbouw (die veelal met de fiets naar school gaat) in gebruik zal worden genomen. Gelet op de bij het verweerschrift gevoegde notitie van Peutz van 28 mei 2024 in reactie op de in opdracht van verzoeksters opgestelde notitie van Alcedo van 11 april 2024 acht de voorzieningenrechter vooralsnog evenmin aannemelijk dat er bij de dependance sprake zal zijn van een overschrijding van geluidsnormen, waarbij hij er vanuit gaat dat de in de omgevingsvergunning opgenomen geluidschermen ook zullen worden geplaatst. Het door Peutz verrichte geluidsonderzoek is door de Omgevingsdienst Noordzeekanaal getoetst en akkoord bevonden. Voorts ziet de voorzieningenrechter in dit stadium geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van verweerders standpunt dat noch in de bouwfase noch in de fase van gebruik van de dependance sprake zal zijn van een toename van stikstofdespositie op daarvoor gevoelige habitattypen in Natura-2000 gebieden. Ook ten aanzien van het aspect van de waterhuishouding is er voorshands geen reden om verweerder niet te volgen in hetgeen daarover in het verweerschrift is aangevoerd. Door verzoeksters is hun stelling dat het maar de vraag is of er voldoende mogelijkheden zijn om het te verwachten hemelwater op te vangen, niet nader onderbouwd. Bij gebreke van objectiveerbare aanknopingspunten is er dan ook geen reden om vooralsnog te twijfelen aan verweerders standpunt dat het aangelegde rioolstelsel daarvoor geschikt is.
Het RAAP-advies
4.4
Ten aanzien van het door verzoeksters bestreden standpunt van verweerder dat er geen sprake is van strijd met de bestemming Waarde - Archeologie 7 (artikel 18 van de planvoorschriften), overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op het feit dat ingevolge het bestemmingsplan de grond voor deze bestemming is aangewezen, dienen de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden te worden beschermd en veiliggesteld. Bouwingrepen zijn zonder voorafgaand archeologisch onderzoek mogelijk als de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 4 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld. Ter zitting is evenwel gebleken dat ten behoeve van de dependance heipalen van 8 meter worden geslagen hetgeen vooralsnog kennelijk niet strookt met de hiervoor genoemde voorwaarde om af te zien van voorafgaand archeologisch onderzoek. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder ter zitting hierover geen opheldering kon verschaffen, zodat van verweerder kan en moet worden verwacht om dit in het kader van de heroverweging alsnog te doen. De thans voorhanden zijnde informatie biedt de voorzieningenrechter nog te weinig houvast om reeds nu te concluderen dat op dit punt sprake is van een evidente onrechtmatigheid. Dit aspect kan – gelet ook op de hierna te bespreken belangenafweging – een schorsing van het bestreden besluit daarom niet dragen.
Het exploitatieplan
4.5
Verzoeksters hebben betoogd dat het bouwplan in strijd is met artikel 4.3 van het exploitatieplan nu de ontwikkeling van groengebieden ernstig achterblijft bij de ontwikkeling van woongebieden in de Bloemendalerpolder. Van een parallelle ontwikkeling is in het geheel geen sprake en de omgevingsvergunning had dan ook geweigerd moeten worden, aldus verzoeksters.
4.6
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aan het exploitatieplan getoetst hoeft te worden, omdat het exploitatieplan is bedoeld om het kostenverhaal te regelen tussen de gemeente en de ontwikkelaar van Weespersluis.
4.7
De voorzieningenrechter kan verweerders betoog vooralsnog niet zonder nadere toelichting volgen. Gelet op paragraaf 1.1.3 van het exploitatieplan bestaat dit plan onder meer uit een exploitatieopzet maar bevat het ook een omschrijving van het inrichten van de openbare ruimte. Het lijkt er dan ook op dat het exploitatieplan meer regelt dan alleen het kostenverhaal. Ingevolge artikel 4.3 van het exploitatieplan dient de ontwikkeling van groengebieden parallel plaats te vinden aan de ontwikkeling van woongebieden. Blijkens de toelichting op voornoemd artikel 4.3 zijn in het exploitatieplan regels opgenomen om te voorkomen dat de ruimtelijke samenhang in het totale plangebied gedurende de ontwikkeling van het gebied verloren gaat en het risico te vermijden dat er een ’rode’ ontwikkeling ontstaat in een overwegend ‘groen’ gebied. Het gaat om het realiseren van aaneensluitende ontwikkelgebieden bestaande uit gerealiseerde woningbouw en de bijbehorende groen‐ en waterstructuur. Om te borgen dat de realisering van het structureel groen en water parallel loopt met de realisering van de woongebieden zijn in het exploitatieplan regels opgenomen ten aanzien van de realisering van structureel groen en water in relatie tot de realisering van woningen. De koppeling houdt in dat omgevings-vergunningen voor bouwen niet worden verleend als er onvoldoende structureel groen en water is gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande vermag de voorzieningenrechter vooralsnog nog niet in te zien dat artikel 4.3 van het exploitatieplan in het geheel geen rol zou kunnen of moeten spelen bij de onderhavige besluitvorming. Ook op dit punt zal verweerder daarom in het kader van de heroverweging duidelijkheid moeten verschaffen, te meer omdat verweerder de vraag onbeantwoord heeft gelaten of er voor het woongebied, waarin de dependance staat gepland, voldoende natuurcompensatie heeft plaatsgevonden dan wel nog zal plaatsvinden.
De belangenafweging
5.1
De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande thans onvoldoende aanleiding de omgevingsvergunning te schorsen. Daartoe is van belang dat verweerder in zijn verweerschrift uitgebreid heeft gemotiveerd dat Bredeschool Weesperrijk dringend behoefte heeft aan de dependance vanwege ernstig ruimtegebrek. Reeds op dit moment zijn er in Weespersluis meer leerlingen met een basisschoolleeftijd dan de huidig beschikbare schoolcapaciteit met als gevolg overvolle kleutergroepen en het inzetten van het speellokaal als kleuterlokaal. Daarnaast is er gelet op de leerlingenprognoses voor aankomend schooljaar een grote behoefte aan extra lokalen om nieuwe leerlingen te kunnen onderbrengen. Weliswaar hebben scholen gelegen aan de andere kant van het spoor enige ruimte, maar deze scholen kunnen niet het volledige tekort opvangen, terwijl die extra ruimte ook is bedoeld voor een eventuele groei van die scholen zelf. Daarbij komt dat deze scholen te ver weg zijn gelegen van Bredeschool Weesperrijk en daarom niet kunnen worden gebruikt als dependance. Op 2 september 2024 starten zes nieuwe groepen op Bredeschool Weesperrijk waarvan vier groepen in de tijdelijke school. Als het besluit wordt geschorst, hebben straks circa 150 jonge leerlingen geen plek op een school in hun wijk. Om de dependance gebruiksklaar te hebben voordat het nieuwe schooljaar begint, moet medio juni worden begonnen met de voorbereidende werkzaamheden, aldus verweerder.
5.2
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat sprake is van een zeer zwaarwegend maatschappelijk belang bij het bouwen van de tijdelijke dependance. Dit belang weegt op dit moment zwaarder dan de belangen van verzoeksters bij schorsing van de omgevingsvergunning in afwachting van de behandeling van het bezwaar. De voorzieningenrechter zal daarom – ondanks de hiervoor genoemde hiaten in de besluitvorming - niet tot schorsing van de omgevingsvergunning overgaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat het op voorhand geen gebreken betreft waarvan moet worden uitgesloten dat deze in heroverweging kunnen worden hersteld.
Conclusie en gevolgen
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.