ECLI:NL:RBNHO:2024:6003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
21-3268
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wob-verzoek over documenten van reizen naar Istanbul door gedeputeerde

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 6 juni 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit Amsterdam, tegen de beslissing van de gedeputeerde staten van Noord-Holland (GS) op haar Wob-verzoek beoordeeld. Eiseres had op 5 oktober 2020 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot reizen naar Istanbul die de toenmalige gedeputeerde [naam 2] heeft gemaakt tussen 2006 en 2008. GS heeft op 18 november 2020 besloten om drie documenten openbaar te maken, maar heeft de persoonsgegevens daarin niet vrijgegeven. Eiseres is van mening dat er meer documenten moeten zijn en heeft GS in gebreke gesteld omdat zij vindt dat de beslistermijn is overschreden.

De rechtbank heeft op 25 april 2024 de zaak behandeld en concludeert dat GS onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de zoekslag naar documenten is verricht. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer informatie beschikbaar is dan de drie documenten die openbaar zijn gemaakt. De rechtbank stelt GS in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met een termijn van zes weken. GS moet binnen twee weken aan de rechtbank meedelen of zij gebruik maakt van deze gelegenheid. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3268 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen

[B.V.] ., uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R. Ridder),
en

gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Tadic en T. Offerman)).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder op haar verzoek van 5 oktober 2020 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 18 november 2020 op dat verzoek beslist. Met het bestreden besluit van 24 juni 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die beslissing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (voor eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres heeft op 5 oktober 2020 aan verweerder (GS) gevraagd om alle documenten die betrekking hebben op reizen naar Istanbul die de toenmalige gedeputeerde [naam 2] ( [naam 2] ) heeft gemaakt in de jaren 2006 tot en met 2008. Met ‘documenten’ doelt eiseres in ieder geval op e-mails, gespreksverslagen, brieven, facturen, kwitanties, whatsapp-berichten en sms-berichten.
2.2
GS heeft op 18 november 2020 op het verzoek beslist. GS besloot tot openbaarmaking van drie documenten, namelijk een ‘Factuur taxirit Istanbul’ van
4 april 2008, een ‘Reisplanning Istanbul’ van 29 oktober 2006 en een ‘Reisplanning Istanbul’ van 26 oktober 2006. De persoonsgegevens in die documenten heeft GS niet openbaar gemaakt. Bij dit besluit heeft GS betrokken dat in 2012 de Commissie Operatie Schoon Schip uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar onder andere het onderwerp van het Wob-verzoek.
2.3.
GS heeft in bezwaar advies gevraagd aan een hoor- en adviescommissie (de commissie). De hoorzitting vond plaats op 4 februari 2021. Daarna heeft GS opnieuw gezocht naar documenten die onder het verzoek van eiseres zouden kunnen vallen, mede aan de hand van zoektermen die eiseres had aangeleverd. De commissie heeft advies uitgebracht op 5 mei 2021. Eiseres heeft GS bij brief van 15 juni 2021 in gebreke gesteld, omdat volgens haar de beslistermijn in bezwaar was verstreken.
2.5.
Op 24 juni 2021 heeft GS op het bezwaar beslist. Samengevat staat in het bestreden besluit het volgende: GS heeft een eigen onderzoek gedaan, naast het onderzoek dat de Commissie Operatie Schoon Schip had verricht. Er is uitgebreid en zorgvuldig gezocht. In de primaire fase en in bezwaar zijn de betrokken ambtenaren bevraagd. Ook zijn alle ter beschikking staande bronnen geraadpleegd, zoals e-mailboxen, computerschijven, intranetpagina’s, informatiemanagementsystemen en documentmanagementsystemen zoals Verseon en Docman (dat niet meer in gebruik is). Ook is onderzoek gedaan in fysieke opslagplaatsen van de provincie, zoals oude depots. Het is niet onaannemelijk dat er niet meer documenten zijn gevonden. Weliswaar zijn er afspraken gemaakt over buitenlandse reizen en moet GS die goedkeuren, maar die regels werden niet altijd gevolgd. Het is goed mogelijk dat de desbetreffende reizen niet besproken zijn in de GS-vergaderingen en er vooraf geen goedkeuring is gegeven. Het geringe aantal documenten is te verklaren doordat niet alle buitenlandse (dienst)reizen van gedeputeerden onder de noemer ‘officiële handelsmissie’ vallen en dat de voormalig gedeputeerde voor die reizen is uitgenodigd door (vastgoed)relaties, die tevens zijn vliegtickets hebben betaald. De meereizende ambtenaar is sinds 2008 niet meer in dienst van de provincie. Mailboxen, verslagen, elektronische agenda’s en andere (digitale) zaken van die persoon zijn daarom slechts beperkt bewaard gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of GS terecht enkel de onder 2.2. genoemde documenten (deels) openbaar heeft gemaakt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer informatie voorhanden is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de zoekslag voldoende inzichtelijk?
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan voldoende inzichtelijk moet maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn. Het voldoende inzichtelijk maken van de zoekslag kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld specifiek te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt [1] .
5.2.1
Eiseres stelt dat GS met de gehanteerde zoekslag niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. Het is eiseres uit andere documenten bekend dat de provincie een dossierteam en een beleidsteam strafproces [naam 2] heef gevormd. Dat heeft de provincie gedaan in verband met het strafrechtelijk onderzoek naar hem, waarbij de reizen naar Turkije een rol hebben gespeeld. Uit het overzicht van de zoekslag blijkt niet dat GS onderzoek heeft gedaan naar bronnen die direct of indirect aan die teams kunnen worden gerelateerd.
5.2.2
GS voert aan dat er geen andere bronnen zijn dan de bronnen die in de besluiten zijn genoemd. Die bronnen zijn onderzocht en bevatten geen andere documenten dan de documenten die openbaar zijn gemaakt.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat GS op zichzelf de zoekslag voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat bij het verslag van de hoorzitting van de hoor- en adviescommissie van 4 februari 2021 een document is gevoegd met opschrift ‘Zoekslag Wob-verzoek om alle documenten te verstrekken van de reizen van ex-gedeputeerde [naam 2] in de jaren 2006 tot en met 2008 naar Istanbul”. Dit document maakt voldoende inzichtelijk bij welke afdelingen en personen is gezocht en in welke systemen. De tweede pagina bevat een lijst met zoektermen. Op zitting is vastgesteld dat dit de lijst met zoektermen is die GS heeft gehanteerd en waarnaar GS in het bestreden besluit verwijst. In de tweede plaats is van belang dat GS op zitting de zoekslag verder heeft toegelicht. Uit die verklaring blijkt dat de reikwijdte van het verzoek zo werd opgevat dat het zag op reizen in 2006 en 2008. Dat is ook de periode waarnaar is gezocht in de stukken. Er is gezocht in digitale stukken en in fysieke stukken, waaronder fysieke stukken uit 2011 en 2012. Bij de zoektocht in computers is er geen datum meegegeven. De rechtbank kan GS volgen in het standpunt dat er breed is gezocht.
Is het aannemelijk dat er méér stukken zijn?
6. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet (of niet meer) onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de Afdeling niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht [2] .
Documenten uit 2006-2008
6.1.
Voldoende aannemelijk is dat de zoekslag niet tot méér documenten uit die periode heeft geleid, dan de drie documenten die onder 2.2. zijn genoemd. Niet alleen GS heeft gezocht naar documenten uit de periode 2006-2008 maar ook de Commissie Operatie Schoon Schip heeft gezocht naar documenten uit die tijd. GS heeft zelfstandig onderzoek verricht, maar ook de onderzoeksresultaten van die commissie bij de besluitvorming betrokken. Ook in het kader van het strafrechtelijk onderzoek is gezocht naar documenten uit die tijd. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er andere documenten uit die tijd bestaan.
Dossierteam en beleidsteam strafproces [naam 2]
6.2.
Eiser is er wel in geslaagd om aannemelijk te maken dat bij GS informatie aanwezig is over die dienstreizen in relatie tot het dossierteam en het beleidsteam strafproces [naam 2] . Eiseres verwijst naar een document getiteld ‘Nota GS’. Dat document ziet op een vergadering van 30 oktober 2012 en heeft registratienummer [nummer] . GS heeft niet bestreden dat deze teams door Provinciale Staten gevormd zijn naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek naar [naam 2] . GS heeft ook niet bestreden dat in dat onderzoek onder andere de reizen naar Istanbul een rol hebben gespeeld.
6.3.
Tot nu toe is daar in de besluitvorming waar dit beroep over gaat, niets over terug te vinden. Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is.

Conclusie en gevolgen

7.1
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in strijd is met 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen [3] . De rechtbank doet dan een tussenuitspraak [4] . De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om GS in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
7.2.
Om het gebrek te herstellen, moet GS nader onderbouwen waarom de zoekslag in het licht van het bestaan van de onder 6.2. genoemde teams, niet heeft geleid tot het aantreffen van meer documenten en (al dan niet gedeeltelijke) openbaarmaking van die documenten. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen GS het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.3.
GS moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als GS gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van GS. In beginsel, ook in de situatie dat GS de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt GS in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 januari 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2024:367
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 maart 2024 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2024:1150
3.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb
4.Op grond van artikel 8:80a van de Awb