ECLI:NL:RBNHO:2024:5899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
10825597 CV EXPL 23-5237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden en de gevolgen voor huurachterstand en proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 5 juni 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij had de rechtbank verzocht om een oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de Algemene Huurvoorwaarden van maart 2021. In een eerder tussenvonnis van 7 februari 2024 was de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit oordeel. De eisende partij stelde dat de artikelen 13.1 en 13.2 van de huurvoorwaarden niet oneerlijk waren, maar de kantonrechter oordeelde dat de relevantie van wettelijke bepalingen in deze context niet van toepassing was. De kantonrechter bevestigde dat als een contractueel beding als oneerlijk wordt beoordeeld, dit beding vernietigd moet worden, ongeacht de argumenten van de eisende partij.

De kantonrechter vernietigde daarom de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden voor zover deze betrekking hebben op rente en incassokosten. De vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De huurachterstand tot en met november 2023 werd vastgesteld op € 1.685,00, wat toewijsbaar werd verklaard. De gedaagde partij werd overwegend in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij werden begroot op € 698,85. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees de vordering voor het overige af. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10825597 \ CV EXPL 23-5237
Uitspraakdatum: 5 juni 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 7 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [1] Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De eisende partij voert aan dat de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden maart 2021 niet oneerlijk zijn, omdat zij zich beroept op de wettelijke bepalingen en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen (r.o. 3.3.) is dat echter niet relevant. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dat de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten voor de eisende partij leidt tot een onredelijke schadepost en wijziging van de algemene voorwaarden een enorme operatie is, zoals de eisende partij verder nog aanvoert in haar akte, is ook niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een oneerlijk beding (zie r.o. 3.2. van het tussenvonnis).
2.2.
De kantonrechter blijft daarom bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden maart 2021 voor zover deze betrekking hebben op rente en incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
2.3.
De huurachterstand tot en met november 2023 bedraagt € 1.685,00 (€ 2.815,22 –
€ 1.130,22 aan deelbetalingen). Dit bedrag is toewijsbaar.
2.4.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de te nemen akte blijven voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat de akte genomen moest worden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 1.685,00 aan achterstallige huurpenningen (tot en met november 2023);
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 129,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 365,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden maart 2021.