ECLI:NL:RBNHO:2024:5895
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake oneerlijk beding in huurovereenkomst en huurachterstand
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, is op 6 juni 2024 een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie (eisende partij) en een niet verschenen gedaagde partij. De zaak betreft een geschil over de oneerlijkheid van een beding in de huurovereenkomst en de vordering van de eisende partij tot betaling van achterstallige huurpenningen.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 15 februari 2024 geoordeeld dat de eisende partij zich moest uitlaten over de oneerlijkheid van een beding in de huurovereenkomst. In de akte die op 14 maart 2024 is ingediend, heeft de eisende partij betoogd dat de buitengerechtelijke incassokosten en rente onder de wettelijke regeling vallen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat als een contractueel beding als oneerlijk wordt aangemerkt, dit beding vernietigd moet worden, ongeacht de wettelijke bepalingen die de eisende partij aanvoert.
De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat artikel 2.4 van de huurovereenkomst terecht is getoetst aan de wet- en regelgeving die gold op het moment van de overeenkomst, en heeft dit beding vernietigd voor zover het betrekking heeft op buitengerechtelijke incasso- en administratiekosten. De gevorderde huurachterstand van € 2.177,82 is toegewezen, terwijl de gevorderde vervallen rente is afgewezen wegens gebrek aan duidelijkheid over de berekening.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens in aanwezigheid van de griffier.