ECLI:NL:RBNHO:2024:5857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
10527661 \ CV EXPL 23-3335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in consumentenrechtelijke kredietovereenkomst met toewijzing en afwijzing van vorderingen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen BNP Paribas Personal Finance B.V. en twee gedaagden. De eiseres, BNP, had een vordering ingesteld tegen gedaagde 1, die niet verschenen was, en gedaagde 2, vertegenwoordigd door Des Bewindvoering B.V. De zaak betreft een kredietovereenkomst waarbij BNP vorderingen heeft ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde 1 niet is verschenen op het getuigenverhoor, ondanks rechtsgeldige oproeping. Hierdoor heeft BNP niet het benodigde bewijs kunnen leveren. De kantonrechter oordeelt dat verdere pogingen om gedaagde 1 te horen niet opportuun zijn, wat leidt tot een eindvonnis.

Ten aanzien van gedaagde 1 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen, waarbij de kredietovereenkomst wordt ontbonden en gedaagde 1 wordt veroordeeld tot betaling van € 10.346,23 aan hoofdsom en € 112,82 aan wettelijke rente. Gedaagde 1 wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Voor gedaagde 2, vertegenwoordigd door Des Bewindvoering B.V., heeft de kantonrechter de vordering afgewezen, waarbij BNP ook in de proceskosten wordt veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Schotman, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10527661 \ CV EXPL 23-3335
Uitspraakdatum: 5 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
BNP Paribas Personal Finance B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: BNP
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman
tegen

1.[gedaagde]

wonende te [plaats]
gedaagde sub 1
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen
2. de besloten vennootschap
Des Bewindvoering B.V.,in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[betrokkene]
gevestigd te Alkmaar
gedaagde sub 2
verder te noemen: [betrokkene]
gemachtigde: mr. W.G. Westerman

1.Het verdere procesverloop

1.1.
BNP heeft naar aanleiding van het tussenvonnis van 20 maart 2024 [gedaagde] opgeroepen om op 14 mei 2024 als getuige te worden gehoord. De getuige is niet op het getuigenverhoor verschenen.
1.2.
Op 14 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat de verschenen partijen naar voren hebben gebracht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 20 maart 2024 BNP toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot toewijzing van de vordering tegen [betrokkene]. Hij heeft BNP opgedragen om [gedaagde] daartoe bij exploot als getuige op te roepen. Het exploot is door BNP in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat [gedaagde] in de BNP is ingeschreven op een adres dat als briefadres is gekwalificeerd. [betrokkene] heeft verklaard dat [gedaagde] geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
2.2.
Hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen is [gedaagde] op de voor het verhoor bepaalde dag niet verschenen. BNP heeft vervolgens niet aangedrongen op vervolgstappen en zich gerefereerd.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat verdere pogingen om [gedaagde] aan de tand te voelen onder de geschetste omstandigheden, mede gelet op de omvang van de vordering, niet opportuun zijn en dat eindvonnis moet worden gewezen.
De vordering ten aanzien van [gedaagde]
2.4.
Wat betreft [gedaagde] is de vordering bij gebrek aan enig verweer toewijsbaar. Anders dan bij tussenvonnis overwogen, is de eiswijziging aan [gedaagde] betekend, zodat de gewijzigde eis kan worden toegewezen. Dat betekent dat de kantonrechter de kredietovereenkomst tussen partijen zal ontbinden en [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 10.346,23 aan hoofdsom en € 112,82 aan wettelijke rente vanaf de datum van opeising tot 20 november 2021. De gevorderde wettelijke rente vanaf 21 november 2021 zal worden toegewezen over de hoofdsom van € 10.346,23.
2.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
De vordering ten aanzien van [betrokkene]
2.6.
Wat betreft [betrokkene] volhardt de kantonrechter bij de overwegingen sub 5.4 en 5.5 van het tussenvonnis van 20 maart 2024. Die overwegingen brengen mee dat de vordering tegen [betrokkene] moet worden afgewezen.
2.7.
BNP wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van [gedaagde]:
3.1.
ontbindt de kredietovereenkomst tussen partijen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BNP van € 10.459,05 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.346,23 vanaf 21 november 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van BNP tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,82
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde € 812,00 (2 salarispunten à € 406,00)
nakosten € 135,00
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
ten aanzien van [betrokkene]:
3.6.
wijst de vordering af;
3.7.
veroordeelt BNP tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [betrokkene] worden vastgesteld op een bedrag van € 812,00 (2 salarispunten à € 406,00) aan salaris van de gemachtigde van [betrokkene] en € 135,00 aan nakosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter