ECLI:NL:RBNHO:2024:5848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
11056172 \ VV EXPL 24-73
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van onzelfstandige woonruimte wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard vanwege een huurachterstand van vier maanden en de veroorzaakte overlast. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2024, waarbij [gedaagde] niet verschenen is, waardoor verstek is verleend. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] stukken ingediend en ter zitting aanvullende informatie verstrekt.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] beoordeeld en vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming van de gehuurde kamer. [Eiser] heeft een voorstel gedaan aan [gedaagde] om de kamer per 30 juni 2024 leeg en ontruimd op te leveren, wat door [gedaagde] is geaccepteerd. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op zeven dagen na betekening van het vonnis, maar niet eerder dan 1 juli 2024.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand van € 1.700,00 en de huur van € 425,00 voor elke maand na 30 april 2024. Ook is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gevorderde voorzieningen die niet zijn toegewezen, zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11056172 \ VV EXPL 24-73
Uitspraakdatum: 22 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 30 april 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij e-mailberichten van 8 en 13 mei 2024 nog stukken toegezonden. [eiser] heeft ter zitting nog een stuk overgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de door hem gehuurde kamer aan de [adres] te [plaats 2] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis. Ook wil [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.700,00 aan huurachterstand en tot betaling van de huur van € 425,00 voor iedere maand na 30 april 2024. Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een borgsom van € 425,00 die [gedaagde] heeft nagelaten te betalen.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] een huurachterstand van inmiddels vier maanden heeft laten ontstaan. Daarnaast veroorzaakt [gedaagde] ontoelaatbare overlast veroorzaakt. Deze tekortkomingen zijn volgens [eiser] dermate ernstig dat hij bij wijze van voorlopige voorziening een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
2.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van [eiser] aan de rechtbank e-mailcorrespondentie tussen [eiser] en [gedaagde] toegestuurd. Uit die e-mails blijkt dat [eiser] aan [gedaagde] een voorstel heeft gedaan, dat inhoudt dat (i) [gedaagde] de kamer leeg en ontruimd zal opleveren per 30 juni 2024, (ii) de huurachterstand komt te vervallen en (iii) [eiser] de kosten van de rechtszaak voor zijn rekening neemt. Wel zal de kantonrechter gevraagd worden om een (verstek)vonnis te wijzen. [gedaagde] is met dit voorstel akkoord gegaan.
2.4.
[eiser] heeft ter zitting aan de kantonrechter bevestigd dat hij uitsluitend zal overgaan tot executie van dit vonnis indien [gedaagde] zich niet houdt aan de afspraak om het gehuurde per 30 juni 2024 leeg en ontruimd op te leveren. Zoals besproken ter zitting zal aan de gevorderde ontruimingstermijn daarom de bepaling “maar niet eerder dan 1 juli 2024” worden toegevoegd.
2.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [gedaagde] is niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zonder toestemming van de bewoner/gebruiker de betreffende ruimte betreden en ontruimen.
2.6.
De gevorderde btw over gemachtigdensalaris is evenmin toewijsbaar. Het gemachtigdensalaris vormt een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere (op grond van daarvoor vastgestelde tarieven), die niet met btw wordt belast.
2.7.
De kantonrechter zal de vordering voor het overige toewijzen, nu deze naar haar aard spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de onzelfstandige woonruimte gelegen aan het adres [adres] te ([postcode]) te [plaats 2], met het zijne en de zijnen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, maar niet eerder dan 1 juli 2024, te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.700,00 vanwege verschuldigde huurpenningen tot en met 30 april 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de huurachterstand verschuldigd is, dat wil zeggen vanaf de eerste van iedere maand waarop de huurtermijnen worden gevorderd tot aan de dag van de gehele betaling.
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 425,00 vanwege verschuldigde huurpenningen voor iedere maand na 30 april 2024, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf iedere dag dat [gedaagde] de verschuldigde huurpenningen niet tijdig vóór de eerste van iedere verschuldigde maand heeft voldaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 425,00 vanwege de verschuldigde borgsom;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 136,72
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde € 543,00
nakosten € 135,00 ;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter