Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een incident in de civiele procedure tussen INVORDERINGSBEDRIJF B.V. en andere eiseressen (hierna IVB c.s.) en [gedaagde 1] en FOLLOW THE MONEY B.V. (hierna FTM c.s.). De eiseressen vorderen dat de rechtbank [gedaagde 1] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis schriftelijk toestemming te verlenen aan de deurwaarder om afschriften van beslagen bescheiden aan IVB c.s. te verstrekken. Dit op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per dag(deel) met een maximum van € 1.500.000,-. IVB c.s. stellen dat zij een rechtmatig belang hebben bij deze afschriften om hun hoofdvordering te onderbouwen, omdat zij vrezen dat [gedaagde 1] bewijsstukken zal verduisteren.
In het incident hebben FTM c.s. verzocht om als gevoegde partijen aan de zijde van [gedaagde 1] te worden toegelaten. Zij stellen belang te hebben bij de afwijzing van de vorderingen van IVB c.s., omdat toewijzing kan leiden tot het prijsgeven van informatie die onder de journalistieke bronbescherming valt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat FTM c.s. voldoende belang hebben bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft verder beslist dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
De rechtbank heeft de zaak voor de hoofdzaak op 24 juli 2024 opnieuw op de rol gezet voor het nemen van de conclusie van antwoord door FTM c.s. en houdt iedere verdere beslissing aan.