ECLI:NL:RBNHO:2024:5812

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/15/345164 / HA ZA 23-590
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van onderwijsinstelling voor studievertraging door niet herkansen van examen

In deze zaak vordert een studente, aangeduid als [eiseres], dat de rechtbank de Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Noord-Kennemerland/West-Friesland (Horizon College) aansprakelijk stelt voor de schade die zij heeft geleden door het niet kunnen herkansen van haar examen voor de Mbo-opleiding Pedagogisch Werk niveau 4. De studente heeft de opleiding gevolgd van september 2015 tot juni 2020 en stelt dat zij door de school niet in staat is gesteld om het examen opnieuw af te leggen, wat heeft geleid tot studievertraging. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 geoordeeld dat Horizon College op geen van de door [eiseres] gestelde gronden aansprakelijk is. De rechtbank concludeert dat de examenovereenkomst van 17 maart 2017 niet meer van toepassing was op het moment dat de studente haar examen opnieuw wilde afleggen, en dat de school niet in strijd heeft gehandeld met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Web). De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Horizon College, die zijn begroot op € 2.082,00.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/345164 / HA ZA 23-590
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. W.D. Berkhout,
tegen
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM NOORD-KENNEMERLAND/WEST-FRIESLAND (HORIZON COLLEGE),
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Horizon College,
advocaat: mr. W. Hovingh.
De zaak in het kort
[eiseres] heeft bij Horizon College de Mbo-opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 en niveau 4 gevolgd. [eiseres] stelt dat Horizon College op verschillende gronden aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden omdat Horizon College [eiseres] in de periode juni 2017 tot en met juni 2020 niet in staat heeft gesteld om het laatste examen van niveau 4 opnieuw af te leggen. De rechtbank oordeelt dat Horizon College op geen van deze gronden aansprakelijkheid is en wijst de vorderingen af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 oktober 2023, met producties;
- de akte indiening producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 10 januari 2024;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. [eiseres] is verschenen met mr. Berkhout en mr. J. Paaijmans. Voor Horizon College zijn verschenen [opleidingsmanager] (opleidingsmanager) en [juridisch adviseur] (juridisch adviseur), met mr. Hovingh. De advocaten hebben spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Horizon College is een regionaal opleidingencentrum (ROC).
2.2.
[eiseres] heeft de Mbo-opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 bij Horizon College gevolgd en succesvol afgerond. Op 1 september 2015 is [eiseres] op basis van een onderwijsovereenkomst met Horizon College begonnen met de Mbo-opleiding Pedagogisch Werk niveau 4.
2.3.
Op 29 oktober 2015 had [eiseres] de gelegenheid om het “T4 Theorie examen” (hierna: het examen) af te leggen, maar zij was hierbij niet aanwezig. Het betreft het laatste examen voor het behalen van het diploma Pedagogisch Werk niveau 4. Op 21 januari 2016 en 24 mei 2016 heeft [eiseres] het examen afgelegd, maar niet gehaald.
2.4.
Partijen hebben op 29 juni 2016 een zogenaamde examenovereenkomst gesloten, waarna [eiseres] op 26 augustus 2016 en 7 oktober 2016 het examen opnieuw zonder succes heeft afgelegd.
2.5.
Per e-mail van 27 oktober 2016 heeft Horizon College voor zover hier van belang aan [eiseres] geschreven:
“Je kan geen extra kans meer aanvragen. Zoals ik je verteld heb voordat je je examen ging herkansen en ook vorige week (…) zijn de laatste 2 kansen (1e keer en 2e keer herkansing) door jou gebruikt en helaas allebei met een onvoldoende afgerond. Dit betekent dat het hier ophoudt en dat je geen diploma kan ontvangen voor niveau 4.”
2.6.
[eiseres] heeft op 31 oktober 2016 een beroepschrift ingediend bij de Commissie van Beroep voor de Examens, omdat Horizon College geen inzage, bespreking of uitleg van de gemaakte examens heeft georganiseerd. In het beroepschrift meldt [eiseres] dat zij een extra herkansing wil voor het examen. Op 30 januari 2017 heeft de examencommissie beslist dat [eiseres] voor een extra kans in aanmerking komt. Horizon College heeft dat per mail van 8 maart 2017 aan [eiseres] bevestigd.
2.7.
Partijen hebben op 17 maart 2017 opnieuw een examenovereenkomst gesloten. Als “verwachte einddatum” van deze overeenkomst staat 17 juli 2017 vermeld. Op de overeenkomst is van toepassing het Examenreglement Middelbaar beroepsonderwijs ROC Horizon College, geldig vanaf 1 augustus 2016 (hierna: het examenreglement).
2.8.
Het examenreglement bepaalt voor zover hier van belang:
“Artikel 1.13
Lid 1
Kandidaten die bij een eerste examengelegenheid niet zijn geslaagd voor een examenonderdeel, hebben het recht het betreffende examenonderdeel één keer opnieuw af te leggen. Indien er daarna nog een herkansing noodzakelijk is, dan kan één extra examengelegenheid bij de examencommissie worden aangevraagd. De examencommissie bepaalt of, wanneer, op welke wijze en volgens welke regels dit wordt toegekend.
Lid 2
Kandidaten die niet geslaagd zijn na meerdere examengelegenheden zoals bedoeld in lid 1, kunnen bij het bevoegd gezag een verzoek indienen om te worden toegelaten als deelnemer of examendeelnemer.”
2.9.
[eiseres] heeft op 30 juni 2017 het examen opnieuw afgelegd, maar niet gehaald.
2.10.
Per e-mail van 7 juli 2017 heeft Horizon College aan [eiseres] geschreven:
“Wil jij mij bellen ivm, een afspraak te maken om nog en keer het examen te maken.”
[eiseres] heeft hierop op 11 juli 2017 gereageerd:
“In week 29 kan ik het examen maken.”
2.11.
Op 17 september 2018 heeft [eiseres] een klachtenformulier ingevuld, samengevat, inhoudende dat zij geen inzage heeft gekregen in de door haar gemaakte examens en dat Horizon College niet heeft gereageerd op haar verzoek om het examen nog een keer te maken.
2.12.
Bij brief van 16 mei 2019 heeft Horizon College samengevat aan [eiseres] geschreven dat er geen mogelijkheid voor haar meer is om het examen te maken. De resultaten van de door [eiseres] gemaakte examens zijn met deze brief meegestuurd.
2.13.
Op 27 maart 2020 is namens [eiseres] (onder meer) aan Horizon College geschreven dat [eiseres] op grond van artikel 8.1.1.c van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Web) recht heeft op toegang tot de opleiding.
2.14.
Op 7 juni 2020 heeft [eiseres] het examen opnieuw afgelegd, en gehaald.
2.15.
Bij brief van 12 oktober 2020 is Horizon College namens [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiseres] lijdt door studievertraging.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Horizon College jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden;
Horizon College zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat, althans van door de rechtbank te bepalen hoogte;
[eiseres] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag:
  • i) primair: dat Horizon College haar zorgplicht heeft geschonden door [eiseres] in de periode juni 2017 tot en met juni 2020 niet in staat te stellen het examen opnieuw af te leggen, en zodoende toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de examenovereenkomst van 17 maart 2017;
  • ii) subsidiair: dat Horizon College in juli 2017 eenzijdig de onderhandelingen met [eiseres] om te komen tot een examenovereenkomst afbrak en hiermee handelde in strijd met de precontractuele redelijkheid en billijkheid;
  • iii) meer subsidiair: dat Horizon College jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door haar in strijd met het in artikel 8.1.1.c Web geregelde toelatingsrecht op 17 september 2018 en/of 16 mei 2019 niet toe te laten tot de opleiding.
3.3.
Horizon College voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat of Horizon College op één van de door [eiseres] gestelde gronden aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Hierna zal zij per aangevoerde grond uitleggen waarom dat het geval is.
(i) tekortkoming in de nakoming
4.2.
[eiseres] stelt allereerst dat Horizon College is tekortgeschoten in de nakoming van de examenovereenkomst van 17 maart 2017. Binnen de examenovereenkomst van 17 maart 2017 was 30 juni 2017 de eerste examengelegenheid. Die overeenkomst was op 7 juli 2017 nog niet uitgewerkt, omdat [eiseres] op grond daarvan, in bijzonder krachtens het op de overeenkomst toepasselijke examenreglement, nog recht had op minstens één herkansing. Indien dit niet volgt uit de redelijke uitleg van de examenovereenkomst, dan is sprake van een leemte in de examenovereenkomst van 17 maart 2017, de algemene voorwaarden en het examenreglement, omdat deze geen regeling bevatten voor de situatie dat een student na meerdere examenkansen conform artikel 1.13 lid 2 van het examenreglement opnieuw tot de opleiding wordt toegelaten. Deze leemte moet op grond van artikel 6:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) worden aangevuld, in die zin dat [eiseres] recht had op nog een herkansing.
4.3.
Horizon College betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Een examenovereenkomst wordt gesloten voor vier maanden. Op basis van een examenovereenkomst krijgt de student twee herkansingen. Ook deze twee herkansingen leidden er niet toe dat [eiseres] het examen haalde. De examenovereenkomst eindigde daardoor. Verlenging van de examenovereenkomst of het sluiten van een tweede examenovereenkomst is in beginsel niet mogelijk. Wel is de Examencommissie bevoegd om de student nog een examenovereenkomst aan te bieden, met de mogelijkheid van één extra herkansing. Uit coulance heeft de examencommissie besloten [eiseres] nog één extra herkansing te geven. Voor deze herkansing werd de examenovereenkomst van 17 maart 2017 gesloten. Toen [eiseres] ook deze (zesde) keer het examen niet haalde, zakte zij definitief. Onverplicht heeft Horizon College [eiseres] uiteindelijk in 2020 nóg een extra kans geboden, inclusief extra ondersteuning, de mogelijkheid om de lesstof door te nemen met de docent. Zij heeft daarom meer gedaan dan waarop [eiseres] recht had, aldus Horizon College.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de examenovereenkomst van 17 maart 2017. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van enkel een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Het komt ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen, en wat zij op grond daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.5.
Die redelijke uitleg van de examenovereenkomst van 17 maart 2017 houdt in dat [eiseres] krachtens die examenovereenkomst nog slechts recht had op één poging het examen te halen. Op het moment dat partijen de examenovereenkomst van 17 maart 2017 sloten, had [eiseres] vijf kansen gehad om het examen af te leggen. Partijen hadden al eerder een examenovereenkomst gesloten, op basis waarvan [eiseres] twee herkansingen heeft gedaan. Daarna heeft [eiseres] op grond van artikel 1.13 lid 2 van het examenreglement bij de examencommissie een verzoek ingediend om het examen nogmaals af te leggen. Horizon College heeft [eiseres] vervolgens conform dit artikel toegelaten als examendeelnemer. In dit licht moet het sluiten van de examenovereenkomst van 17 maart 2017 worden gezien. Op 30 juni 2017 heeft [eiseres] een nieuwe kans gekregen om het examen af te leggen. De examenovereenkomst van 17 maart 2017 eindigde op 17 juli 2017. De examenovereenkomst, de algemene voorwaarden en artikel 1.13 bevatten geen mogelijkheid om na afloop van een examenovereenkomst opnieuw een examenovereenkomst te sluiten. Van een leemte die aanvulling behoeft, is geen sprake. Dat een medewerker van Horizon College [eiseres] op 7 juli 2017 nog mailde met het verzoek te bellen om een afspraak te maken om nog en keer het examen te maken, maakt dat niet anders. [eiseres] mocht daar redelijkerwijs niet uit afleiden dat zij meer dan één kans kreeg. Die e-mail lijkt een “slip of the pen” te zijn, een administratieve fout van een medewerker van Horizon College die de specifieke situatie van [eiseres] niet kende.
(ii) strijd met de precontractuele redelijkheid en billijkheid
4.6.
[eiseres] stelt verder dat zij met de e-mail van 11 juli 2017 heeft bevestigd dat zij gebruik wilde maken van de door Horizon College aan haar op 7 juli 2017 geboden mogelijkheid om het examen nogmaals af te leggen. Door de correspondentie van juli 2017 niet op te volgen, heeft Horizon College in juli 2017 eenzijdig de onderhandelingen met [eiseres] afgebroken. [eiseres] mocht er op grond van die correspondentie en de omstandigheid dat het toelatingsrecht van artikel 8.1.1.c. Web een maand later in werking zou treden, gerechtvaardigd op vertrouwen dat begin studiejaar 2017/2018 een nieuwe examenovereenkomst tussen haar en Horizon College tot stand zou komen. Horizon College heeft door de onderhandelingen met [eiseres] af te breken, gehandeld in strijd met de precontractuele redelijkheid en billijkheid, aldus [eiseres] .
4.7.
Horizon College betwist het voorgaande.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn in beginsel vrij om al dan niet een overeenkomst met elkaar te sluiten en de onderhandelingen daartoe te staken als zij dit wensen. Als slechts één partij de onderhandelingen wil afbreken, dan kan dit onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Er kan in dat geval voor de partij die de onderhandelingen afbreekt een verplichting ontstaan om door te onderhandelen. Ook kan een verplichting ontstaan tot vergoeding van eventuele schade.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de gang van zaken niet worden afgeleid dat sprake was van onderhandelingen tussen [eiseres] en Horizon College. Uit de e-mail van Horizon College van 7 juli 2017 mocht [eiseres] redelijkerwijs niet afleiden dat het de bedoeling van Horizon College was om haar nogmaals een examenmogelijkheid te bieden of onderhandelingen met haar te openen over het sluiten van een nieuwe examenovereenkomst. Het beroep van [eiseres] op handelen in strijd met de precontractuele redelijkheid en billijkheid faalt.
(iii) onrechtmatig handelen
4.9.
[eiseres] stelt ten slotte dat het uitgangspunt van de wetgever is dat een student minstens zes jaar de kans moet krijgen om een opleiding af te ronden. Op 17 september 2018 en 16 mei 2019 had Horizon College geen rechtsgeldige reden om [eiseres] niet toe te laten tot de opleiding. Op grond van het per 1 augustus 2017 in werking getreden artikel 8.1.1c. Web was Horizon College verplicht om [eiseres] weer tot de opleiding toe te laten. Door in strijd te handelen met deze wettelijke bepaling heeft Horizon College onrechtmatig jegens haar gehandeld, aldus [eiseres] .
4.10.
Horizon College heeft ter zitting hiertegen aangevoerd dat de door [eiseres] genoemde wetswijziging pas in werking is getreden nadat partijen de afspraak hebben gemaakt dat [eiseres] nog één extra kans zou krijgen om het examen af te leggen. Die afspraak wordt niet opgerekt door de wetswijziging daarna.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 1 augustus 2017 is artikel 8.1.1c. Web in werking getreden. Horizon College kan in zoverre worden gevolgd in haar standpunt dat de examenovereenkomst van 17 maart 2017 toen al was geëindigd. Horizon College verliest echter uit het oog dat zij krachtens het destijds nieuwe artikel 8.1.1c. Web verplicht was studenten die zich bij haar aanmelden, toe te laten tot de opleiding. Dit ongeacht eventuele door partijen gemaakte afspraken. De regeling behelst het recht op toelating. De onderwijsinstelling mag het verzoek van een student om te worden toegelaten tot de opleiding slechts weigeren als sprake is van één van de in (het toenmalige) artikel 8.1.1c. Web genoemde limitatieve weigeringsgronden. Die zijn hier niet aan de orde.
4.12.
Echter, uit wat [eiseres] heeft aangevoerd, blijkt dat zij pas voor het eerst in 2020 aanspraak heeft gemaakt op toelating tot de opleiding. Niet gebleken is, en [eiseres] heeft daarvoor onvoldoende gesteld, dat [eiseres] eerder dan in de brief van haar gemachtigde van 27 maart 2020 kenbaar heeft gemaakt zich opnieuw bij Horizon College aan te melden voor de opleiding. Voor die tijd heeft [eiseres] wel bij Horizon College geklaagd over de gang van zaken, en aangegeven dat zij een herkansing wilde voor het examen. De rechtbank kan uit wat [eiseres] heeft aangevoerd echter niet afleiden dat zij heeft bedoeld zich bij Horizon College te willen aanmelden voor de opleiding. Althans, dat Horizon College dit redelijkerwijs zo heeft moeten begrijpen. Er was tot 2020 geen aanmelding en Horizon College heeft [eiseres] dan ook niet geweigerd. Aan het verzoek van [eiseres] van 27 maart 2020 heeft Horizon College gevolg gegeven, waarna [eiseres] het examen heeft behaald. Horizon College heeft daarom niet gehandeld in strijd met artikel 8.1.1.c Web. Het beroep van [eiseres] op onrechtmatig handelen faalt.
conclusie
4.13.
Gezien het voorgaande is Horizon College op geen van de door [eiseres] gestelde gronden aansprakelijk voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden. De vorderingen zullen worden afgewezen.
proceskosten
4.14.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Horizon College worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
CHL/JG