ECLI:NL:RBNHO:2024:5797

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
15.196806.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting met TBS en gevangenisstraf

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank achtte de verkrachting bewezen op basis van de betrouwbare en consistente verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd de gewelddadige handelingen beschreef die zij had ondergaan. De verdachte had het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende steunbewijs was voor de verklaring van het slachtoffer, waaronder whatsapp-berichten van de verdachte die de indruk wekten dat hij seksuele video's van haar had. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op, alsook de maatregel van TBS met dwangverpleging, omdat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord werd geacht dat de verdachte onbehandeld terugkeerde in de maatschappij. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte leed aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, wat zijn gedrag beïnvloedde, maar dat dit niet leidde tot een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van de maatschappij eiste dat de verdachte behandeld werd voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.196806.22 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 april 2023 en van 28 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.
Op 18 april 2023 is de strafzaak inhoudelijk behandeld en het onderzoek ter terechtzitting gesloten. Op 2 mei 2023 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bevolen dat op grond van artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de verdachte ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC), om aldaar onderzoek te laten doen naar zijn geestvermogens.
Op 20 februari 2024 heeft het PBC een Pro Justitia-rapportage uitgebracht, waarna de reclassering op 13 maart 2024 aanvullend heeft gerapporteerd. Vervolgens is de zaak op 28 mei 2024 verder inhoudelijk behandeld ter terechtzitting.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2022 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
,
te weten het duwen en/of brengen van een dildo in de anus van die [slachtoffer]
en/of vervolgens het heen en weer bewegen van deze dildo, en/of
- het duwen en/of brengen van de dildo in de mond van die [slachtoffer] , en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
en/of
- het knijpen in de tepels van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid hieruit dat hij verdachte
- de polsen van die [slachtoffer] met spanbanden bij elkaar heeft vastgebonden, en/of
- zijn handen om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en op haar keel heeft gedrukt
waarbij hij, verdachte zei: "hoe lang zal het duren dat jij niet meer bij bewustzijn bent?",
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik ga je gebruiken", en/of
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en/of tegen haar borsten heeft geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "hoe meer je meewerkt hoe minder pijn je zult hebben.
wat moet ik doen om je te laten huilen? ik wil je zien huilen", en/of "als je niet meewerkt dan
doe ikje meer pijn" en/of aldus een zeer bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd waaraan zij zich niet kon onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte – in de visie van de verdachte – niet overeenkomt met wat er feitelijk is gebeurd. De verdachte heeft op 29 juli 2022 seks gehad met [slachtoffer] , maar van dwang is geen sprake geweest. Bovendien bevat het dossier onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot de conclusie is gekomen, dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) heeft verkracht.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Stelselmatige informatie inwinning ex artikel 126j Sv
Ter terechtzitting van 18 april 2023 heeft de raadsman verweer gevoerd tegen het stelselmatig inwinnen van informatie. Dit verweer ziet op een whatsappgesprek dat de verdachte op 5 augustus 2022 heeft gevoerd met een opsporingsambtenaar, die zich in het gesprek voordeed als het slachtoffer. Volgens de raadsman voldoet het bevel tot het stelselmatig inwinnen van informatie niet aan de voorwaarden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat officier van justitie D.C. Smits op 5 augustus 2022, de dag van het gesprek, mondeling een bevel heeft gegeven tot stelselmatige informatie-inwinning door – kort gezegd – met gebruik van het telefoonnummer van het slachtoffer via whatsapp contact te leggen met de verdachte. Vervolgens heeft verbalisant [naam 4] op 6 augustus 2022 schriftelijk een aanvraag bevel stelselmatige informatie-inwinning ingediend, ter bevestiging van het mondelinge bevel. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft officier van justitie J. Huibers op 8 augustus 2022 een schriftelijk bevel stelselmatige inwinning van informatie afgegeven, ter bevestiging van het eerdere mondelinge bevel.
Op grond van artikel 126j lid 6 juncto artikel 126g lid 6 Sv kan bij dringende noodzaak een bevel stelselmatige inwinning informatie mondeling worden gegeven. In dat geval dient het mondelinge bevel door de officier van justitie binnen drie dagen op schrift te zijn gesteld. De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. Voorts blijkt uit de aanvraag van 6 augustus 2022 dat ook aan de overige eisen die artikel 126j Sv stelt is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank kleeft er dan ook geen gebrek aan het bevel en kan het proces-verbaal inhoudende het whatsappgesprek van 5 augustus 2022 voor het bewijs worden gebruikt.
Inhoudelijke beoordeling van het bewijs
Betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer
De rechtbank heeft ten eerste beoordeeld of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen en overweegt daartoe het volgende. De verklaringen van het slachtoffer zijn consistent, authentiek en voldoende gedetailleerd. Het slachtoffer heeft op zondag 31 juli 2022 de politie gebeld om te melden dat zij de vrijdag ervoor was verkracht door een vriend en om een afspraak te maken met iemand van de zedenpolitie om het hierover te hebben. De volgende dag heeft zij nogmaals de politie gebeld om een afspraak te maken (p. 119, 120). Op 2 augustus heeft zij een informatief gesprek zeden gevoerd en op 4 augustus 2022 is zij als getuige gehoord. In het gesprek op 2 augustus 2022 en in de getuigenverklaring van 4 augustus 2022 heeft het slachtoffer nagenoeg hetzelfde verklaard. De door de verdachte aangedragen verschillen of onjuistheden in de afgelegde verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang en doen geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van die onderdelen van haar verklaring die redengevend zijn voor het bewijs.
Juridisch kader: het bewijsminimum in zedenzaken
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de verklaring van het slachtoffer voldoende wordt ondersteund door ander bewijs. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat het bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde verkrachting heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Sv). Dit betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen in het geval de verklaring van één getuige over relevante feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling heeft volgens vaste rechtspraak betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op ieder onderdeel daarvan. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, vergt een beoordeling van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de rechtspraak enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs voldoende steun geven aan de verklaring van die getuige, wat wil zeggen dat het op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van die belastende verklaring. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron; een ‘de auditu’ (van horen zeggen) verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen levert dus op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in ander bewijs. De rechtbank wijst daarbij allereerst op de whatsapp-berichten die de verdachte na de betreffende avond aan het slachtoffer heeft gestuurd. Op 3 augustus 2022 heeft zij hem beschuldigd van verkrachting en zijn nummer geblokkeerd. Daarna heeft de verdachte haar vanaf een ander nummer op 4 augustus 2022 onder meer geappt
“Wil je het filmpje nog zien?”en de volgende dag:
“Op beide camera’s sta je met je roze vriend, die moet je echt zelf even zien.”
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij met de ‘roze vriend’ de dildo bedoelde die op 29 juli 2022 is gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met deze berichten bij het slachtoffer de indruk kunnen wekken dat hij seksueel getinte video’s van haar had. Dat hij haar deze berichten stuurde om haar “wakker te schudden”, zoals de verdachte zelf heeft verklaard, vindt de rechtbank onaannemelijk.
Later die dag is in het kader van stelselmatige inwinning van informatie door een verbalisant – die zich voordeed als het slachtoffer – via whatsapp contact gezocht met de verdachte. De verdachte zegt al snel in dat gesprek: “
Toen ik de deur uit stapte zei ik "ik hou wel van je" dat kun jij nu vast onbegrijpelijk vinden maar dat is wat ik voel. Ik wilde alleen even heel erg veel, dan wel alles van jou en ik zie dat dat niet werkt.”Op de vraag waarom hij dan door ging terwijl zij erg veel pijn had en duidelijk aangaf dat ze dat niet wilde, antwoordt de verdachte:
“Weet ik niet [slachtoffer] je deed iets met me waardoor ik je helemaal wilde ik wil je niet bang maken.”Ook zegt hij in het gesprek dat het niet oké is dat hij haar pijn gedaan heeft met de dildo en dat het klopt dat hij haar bij de keel heeft gegrepen. Op de opmerking dat zij nog vroeg om de spanbandjes losser te maken omdat haar polsen pijn deden, antwoordt de verdachte “
sorry dat was niet oké”. Richting het eind van het gesprek wordt aan hem gestuurd: “
Maar [verdachte] , gaat jouw behoefte voor wat jij mij hebt aangedaan?! Je hebt mij gewoon verkracht in mijn eigen huis. Besef jij dat wel. Het doet mij echt pijn omdat ik je al zo lang ken en vertrouwde.”De verdachte antwoordt dan: “
Nee [slachtoffer] dat probeer ik uit te leggen voor zover ik het zelf begrijp: ik hou van jou maar iets werd me teveel, iets in me wat alles van jou wilde hebben of voelen en dat is niet oké dat spijt me [slachtoffer] .”De verbalisant reageert: “
Wat maakt het dat je alles van mij wil. Je hebt mij met een dildo anaal verkracht, je hebt mij geslagen en mijn keel dicht geknepen. Ik begrijp het echt niet. Vooral als je zegt dat je van mij houdt [verdachte] .”De verdachte antwoordt: “
Dat weet ik dus niet, ik wil je want ik vind jou lief en lekker en ergens wilde ik ineens heel veel meer van jou.”Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit whatsapp-gesprek dat het slachtoffer de seksuele handelingen niet vrijwillig heeft ondergaan en de verdachte zich kennelijk, zoals ook het slachtoffer verklaart, op enig moment niet meer kon beheersen.
De verdachte heeft nadien verklaard dat hij al snel door had dat hij een gesprek voerde met een verbalisant en dat hij alleen verder appte om een reactie uit te lokken. De rechtbank acht dit gezien het verloop van het gesprek ongeloofwaardig.
Verder wijst de rechtbank op de verklaringen van de getuige [naam 1] , beheerder van de flat waar het slachtoffer woont, en van de getuige [naam 2] , zus van het slachtoffer.
De ochtend na de verkrachting belt de zus van het slachtoffer toevallig haar zus. Aan haar vertelt het slachtoffer dat het helemaal verkeerd is gegaan en dat zij is verkracht door de verdachte. De getuige komt daarop naar het slachtoffer toe en ziet rode strepen in haar nek. Ook bevat het dossier foto’s van rode strepen in de nek van het slachtoffer (p. 100).
De beheerder heeft verklaard dat het slachtoffer op 1 augustus om 08.15 uur bij hem komt met de mededeling dat het niet goed met haar gaat en dat ze verkracht is. Hij ziet dat ze enorm overstuur is (“boekiezoek”). Hij beschrijft dit als af en toe trillen en een moment van “het helemaal niet meer weten en de tranen de vrij loop laten.” Ze schiet volgens hem helemaal vol tot en met een zielig hoopje mens.
Dwang
Het voorgaande heeft de rechtbank tot de conclusie geleid dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en dat er voldoende steunbewijs aanwezig is. Uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat de verdachte, nadat hij haar handen had vastgebonden, seksuele handelingen bij haar heeft verricht waarvan zij zowel verbaal als non-verbaal duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij het niet wilde. Het slachtoffer heeft gezegd dat hij haar pijn deed en moest stoppen en zij heeft tegengewerkt door te kronkelen met haar lichaam en door op haar rug te gaan liggen. De verdachte heeft geen gehoor gegeven aan deze verbale en non-verbale signalen van verzet. Bovendien heeft hij het slachtoffer geslagen en haar keel dicht geknepen, terwijl hij zich hardop afvroeg hoe lang het zou duren voordat zij niet meer bij bewustzijn was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met deze gewelddadige gedragingen het slachtoffer gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2022 in de gemeente Alkmaar, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van een dildo in de anus van die [slachtoffer] en vervolgens het heen en weer bewegen van deze dildo;
- het brengen van de dildo in de mond van die [slachtoffer] ;
- het duwen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] ; en
- het knijpen in de tepels van die [slachtoffer] ;
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid hieruit dat hij verdachte
- de polsen van die [slachtoffer] met spanbanden bij elkaar heeft vastgebonden;
- zijn handen om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en op haar keel heeft gedrukt
waarbij hij, de verdachte, zei: “hoe lang zal het duren dat jij niet meer bij bewustzijn bent?”;
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “ik ga je gebruiken”;
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en tegen haar borsten heeft geslagen; en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “hoe meer je meewerkt hoe minder pijn je zult hebben. wat moet ik doen om je te laten huilen? ik wil je zien huilen”, en “als je niet meewerkt dan doe ik je meer pijn”
en aldus een zeer bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd waaraan zij zich niet kon onttrekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Op de zitting van 18 april 2023 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Ter terechtzitting van 28 mei 2024 heeft de officier van justitie de eis gewijzigd en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd dat de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met een bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van het feit een voor dit feit passende straf moet worden opgelegd. Er is niet voldaan aan de vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel, omdat volgens de deskundigen de bij de verdachte vastgestelde stoornis geen doorwerking gehad op het feit.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Dit gebeurde bij het slachtoffer thuis toen zij zich in een zeer kwetsbare positie bevond. Hoewel de seks aanvankelijk met wederzijdse instemming was, sloeg het gedrag van de verdachte op enig moment volledig om. Hij werd dominant, bedreigend en gewelddadig en had geen enkel oog meer voor het slachtoffer. Het slachtoffer lag op dat moment al met haar handen op haar rug vastgebonden met spanbanden, waardoor zij weerloos was. Hij heeft haar toen anaal, oraal en vaginaal verkracht, terwijl het slachtoffer hem meerdere keren vroeg te stoppen. De verdachte heeft daaraan geen gehoor gegeven. Ook heeft hij tijdens de verkrachting geweld gebruikt, zoals het dichtknijpen van haar keel en het slaan tegen haar borsten. Daarmee heeft de verdachte op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Bij slachtoffers van verkrachting blijven in het algemeen lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bestaan. Dat ook voor het slachtoffer in deze zaak de verkrachting een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest, blijkt uit de namens haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Strafrechtelijk verleden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder, namelijk in 2018, voor onder meer een ernstig zedendelict (verkrachting, meermalen gepleegd) onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straf van 7 jaren is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting. Hierin betrekt de rechtbank ook dat de verdachte het onderhavige delict heeft gepleegd ten tijde van zijn penitentiair programma in het kader van de terugkeer naar de maatschappij na zijn vorige detentie.
Ambulante Pro Justitia rapportages
De verdachte is in februari 2023 ambulant onderzocht door F.S. van Huis (GZ-psycholoog) en door F. Verstraeten (psychiater). Beide deskundigen konden, mede gelet op de onderzoekshouding van de verdachte, geen conclusies trekken op het gebied van diagnostiek en dus ook geen uitspraak doen over een mogelijke doorwerking en de kans op recidive. Beide deskundigen hebben overwogen te adviseren om de verdachte opnieuw (na een eerdere observatie in 2018) te laten observeren in het PBC, maar betwijfelden ook of dit meer informatie zou opleveren.
Rapportage Pieter Baan Centrum
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 2 mei 2023 overwogen dat zij meer informatie over de geestesgesteldheid van de verdachte noodzakelijk vond, waarna de verdachte in het PBC is geobserveerd. Naar aanleiding hiervan hebben de deskundigen verbonden aan het PBC, M. de Klerk (GZ-psycholoog) en M. Fluit (psychiater), een Pro Justitia-rapportage uitgebracht. Dit rapport houdt als conclusie onder meer het volgende in:
Betrokkene verleent tijdens het huidige onderzoek wel toestemming aan de medische dienst om informatie over hem te verstrekken ten behoeve van het onderzoek, maar niet aan de inrichtingspsychiater en inrichtingspsycholoog of andere personen met betrekking tot eventuele begeleiding en behandeling gedurende detentie de afgelopen jaren. Het is daarmee onbekend of en welke begeleiding en/of behandeling betrokkene gedurende de afgelopen jaren heeft gehad. Betrokkene geeft uit zichzelf nauwelijks informatie of inzicht in zijn doen en laten. Ook ontkent hij veel aantijgingen of bagatelliseert die. Hij is vaardig in het wegmaken van negatieve zaken en probleemgebieden. Betrokkene geeft daardoor al met al weinig informatie of inzicht in zijn doen en laten. Dit wordt mede bepaald door zijn beperkingen in reflectie op zijn psychisch (cognitief en affectief) functioneren en omdat hij heeft weinig zicht op dit onvermogen. Dit maakt onderdeel uit van zijn psychopathologie en bepaalt mede zijn beperkte medewerking.Betrokkene is tweemaal eerder pro Justitia onderzocht: in 2018 klinisch door het PBC vanwege het vorig delict en begin 2023 multidisciplinair ambulant in verband met het huidige ten laste gelegde. Op basis van de voorgaande onderzoeken, de toegenomen informatie over zijn levensloop en het huidige onderzoek in het PBC is het, ondanks de hierboven beschreven beperkingen toch mogelijk te komen tot een nadere diagnostische beschouwing.
Betrokkene heeft in de afgelopen jaren in diverse pro Justitia rapporten in de kern weinig zicht op zichzelf gegeven. Betrokkene stelt zich in de onderzoeken denigrerend, devaluerend en hautain op richting diverse onderzoekers en voorkomt mede hierdoor en door externaliserende uitspraken dat de rapporteurs dit disfunctioneren met hem kunnen bespreken. Voorts bestaat het disfunctioneren hieruit dat betrokkene zich bedreigend, surveillerend en vasthoudend opstelt in relaties waarbij hij de grenzen overschrijdt van zijn partners. Onderzoekers hebben op grond hiervan (de eerdere pro Justitia onderzoeken, het strafdossier en aanvullende informatie uit het milieuonderzoek) in voldoende mate kunnen vaststellen dat er sprake is van psychopathologie.Bij betrokkene wordt door onderzoekers een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken vastgesteld. Er is een gebrek aan zelfreflectieve emoties zoals berouw, schuld of schaamte, hij lijkt met name gericht op zichzelf (egocentrisch). Betrokkene legt de verantwoordelijkheid voor zijn grensoverschrijdend gedrag buiten zichzelf. Hierin valt op dat betrokkene een denigrerende houding naar de ander inneemt. De genoemde kenmerkenvormen een rode draad in het onderzoek en zijn structureel van aard in zijn leven. Deze kenmerken passen bij een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken, zoals eerdere geweldpleging, gebrek aan berouw en schuldgevoel, echter deze bereiken niet het niveau van een eigenstandige antisociale persoonlijkheidsstoornis en zijn meer passend bij en vormen een onderdeel van de narcistische persoonlijkheidsstoornis.Betrokkene ontkent problemen op seksueel gebied of parafilieën. Promiscuïteit ontkent hij niet. Enkele bedpartners van betrokkene vertellen over zijn voorkeur voor bondage, waarbij betrokkene de dominante rol heeft en waarbij sprake is van wederzijdse instemming. Echter maken ook meerdere bedpartners van betrokkene melding van angst voor betrokkene en dat zij door hem zijn gedwongen tot het ondergaan of plegen van seksuele handelingen. Gelet op de eerdere veroordeling, de huidige verdenking van verkrachting, de meldingen van bedpartners van betrokkene over seksueel grensoverschrijdend gedrag en de gewelddadige (verkrachtings-)porno op zijn USB-stick, sluiten onderzoekers niet uit dat er sprake is vanseksuele deviantie, mogelijk zelfs seksueel sadisme. De beschreven handelingen van betrokkene neigen naar psychopathisch predatorisch gedrag, waarbij het hem dan vooral gaat om macht en controle. Dit onderwerp kan vanwege het gebrek aan openheid van betrokkene niet onderzocht worden, terwijl de forensische relevantie van (in)zicht in/op dit domein groot is.
De gediagnosticeerde narcistische persoonlijkheidsstoornis betreft een duurzaam patroon van (interpersoonlijk) disfunctioneren en was dan ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.Door gebrek aan essentiële informatie over en medewerking van betrokkene is er, als gezegd, slechts weinig zicht gekomen op de invloed van de psychische stoornis ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, en kunnen onderzoekers niet bepalen of en in welke mate de stoornis heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde. In het verlengde hiervan is het niet mogelijk om tot een beoordeling te komen van het eventueel psychopathologisch bepaaldrecidiverisico. Onderzoekers realiseren zich dat betrokkene eerder werd veroordeeld, maar er is geen zicht verkregen op de achtergrond van dat feit. Het huidige ten laste gelegde is omwille van een aantal aspecten niet geheel vergelijkbaar met het eerdere delict. Zo is de huidige aangeefster in tegenstelling tot het vorige delict immers een bekende.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen het PBC-rapport nader toegelicht en gepersisteerd bij de daarin opgenomen conclusie.
De rechtbank leidt uit het PBC-rapport af dat de verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde verkrachting leed aan een psychische stoornis. Hoewel de deskundigen niet tot een advies komen over het al dan niet toerekenen, gaat de rechtbank er met de officier van justitie in het voordeel van de verdachte van uit dat de stoornis van de verdachte zijn keuzes en gedragingen op zodanige wijze heeft beïnvloed, dat het bewezenverklaarde feit hem in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Rapportage reclassering
Op 13 maart 2024 heeft [naam 3] (reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland) aanvullend gerapporteerd. In dit rapport deelt de reclassering mede dat indien bewezen, er sprake is van het plegen van een ernstig feit en mogelijk TBS-waardig delict. De reclassering ziet op basis van de beschikbare dossierstukken een ernstig gevaarsrisico, indien de verdachte na een gevangenisstraf zonder voorwaarden én zonder enige vorm van behandeling, terugkeert in de samenleving. Eerder strafrechtelijk ingrijpen met een straf zonder voorwaarden heeft niet kunnen voorkomen dat de verdachte nogmaals met justitie in aanraking is gekomen in verband met een nieuwe ten laste gelegde verkrachting.
Er is volgens de reclassering sprake van een zorgwekkende combinatie van complexe en ernstige problematiek. De inschatting van de reclassering is dat er sprake dient te zijn van langdurige klinische behandeling om tot nadere diagnostiek en een gedragsverandering te komen en de recidive risico’s in te perken. Gelet op de bevindingen van het NIFP, de bevindingen van het PBC en het eigen onderzoek van de reclassering, het verloop van de detentiefasering (penitentiair programma) in combinatie en het daarbij horende reclasseringstoezicht acht de reclassering een toezicht en behandeling binnen een regulier juridisch kader niet haalbaar. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor een regulier toezicht en dito forensische klinische behandeling om te werken aan een afname van het hoge recidiverisico en gevaarrisico. Alle juridische kaders waarbij sprake is van voorwaarden, beschouwt de reclassering dus als niet haalbaar omdat het risico op het onttrekken aan deze voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering kan in bovengenoemd kader geen verantwoordelijkheid nemen voor het risicomanagement.
Ter terechtzitting heeft [naam 3] het rapport nader toegelicht en nogmaals benadrukt dat een langdurige behandeling van de verdachte niet binnen het reguliere kader geboden kan worden. De enige mogelijkheid daartoe ziet zij in het kader van TBS met verpleging van overheidswege.
De op te leggen straf
De ernst van het feit, in combinatie met de eerdere veroordeling voor verkrachting, laat geen andere straf toe dan een langdurige gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf gaat de rechtbank er in het voordeel van de verdachte van uit dat het bewezenverklaarde feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de na te noemen maatregel die ook vrijheidsbeneming met zich brengt. Dit brengt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden.
De op te leggen maatregel: TBS met dwangverpleging
De rechtbank acht het, gelet op wat is overwogen over de persoon van de verdachte, noodzakelijk om naast de op te leggen gevangenisstraf een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De criteria voor de oplegging van een tbs-maatregel zijn:
een door de rechter vastgestelde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het delict;
er is sprake van één van de misdrijven als bedoeld in artikel 37a lid 1 onder 2 van het Wetboek van strafrecht;
de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel (het gevaarcriterium);
er zijn twee gedragskundige rapportages van verschillende disciplines — waaronder een psychiater — opgemaakt binnen een jaar voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting.
Met betrekking tot het eerste criterium overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte is onderzocht door de deskundigen van het PBC. In het rapport stellen de deskundigen vast dat de verdachte ten tijde van het plegen van het delict een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken had. Deze conclusie maakt de rechtbank tot het hare.
Voorts is voldaan aan de hiervoor genoemde criteria 2 en 3. Er is sprake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aan het gevaarcriterium is ook voldaan. Dat leidt de rechtbank af uit de delictsgeschiedenis van verdachte, in het bijzonder de in 2018 door hem gepleegde verkrachting in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte nu opnieuw voor een gewelddadig zedendelict wordt veroordeeld. Bij de verdachte is voorts complexe persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld en de rechtbank acht het van groot belang dat hij hiervoor wordt behandeld voordat hij terugkeert in de maatschappij. Naast de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis hebben de deskundigen vanwege het gebrek aan openheid door de verdachte niet kunnen vaststellen of ook sprake is van een parafiele stoornis, terwijl daar wel aanwijzingen voor zijn en – zo rapporteren ook de deskundigen – inzicht op dit onderwerp vanuit een forensisch oogpunt zeer relevant is. Tijdens de op te leggen TBS-maatregel kan dit nader worden onderzocht. Ook de reclassering acht mede gelet op het voorgaande het recidiverisico hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor behandeling van de verdachte in een voorwaardelijk kader, zodat enkel een TBS-maatregel met dwangverpleging resteert. Het voorgaande maakt dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Ook aan het vierde criterium is dus voldaan.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege passend en geboden, nu de beveiliging van de maatschappij dit vereist. De rechtbank acht het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord dat verdachte onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. Nu de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: G: 1396432 (Bondageset met handboeien en kettingen)
2 STK Transportband (Omschrijving: G: 1396424 (1 brede band van 5 cm - 1 bandje van 1,5 cm), Zwart)
6 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: G: 1395784 (Oranje papieren zak met 6 stuks spanden en spanners)
moeten worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen in dit specifieke geval (voor deze verdachte, gelet op de bewezenverklaring) tot het begaan van verkrachting zijn bestemd.

8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
1. STK GSM (Omschrijving: G: 1395538, Zwart, merk: Apple iPhone)
1. STK GSM (Omschrijving: G: 1397005, Wit, merk: Apple iPhone 7)
1. STK GSM (Omschrijving: G: 1395789, Grijs, merk: Apple iPhone)
moeten worden teruggegeven aan verdachte.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 236 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- kosten stomerij € 36
- kosten aankoop slot € 55
- kosten plaatsing slot en beveiliging huis
€ 145
Totaal € 236
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen vanwege de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
verklaart verbeurd:
2 1 STK Niet te definiëren goederen
(Omschrijving: G: 1396432 (Bondageset met handboeien en kettingen)
3 2 STK Transportband
(Omschrijving: G: 1396424 (1 brede band van 5 cm - 1 bandje van 1,5 cm), Zwart)
6 6 STK Niet te definiëren goederen
(Omschrijving: G: 1395784 (Oranje papieren zak met 6 stuks spanden en spanners)
Gelast de teruggave van de navolgende goederen aan de verdachte:
1. STK GSM
(Omschrijving: G: 1395538, Zwart, merk: Apple Iphone)
4 1 STK GSM
(Omschrijving: G: 1397005, Wit, merk: Apple Iphone 7)
5 1 STK GSM
(Omschrijving: G: 1395789, Grijs, merk: Apple Iphone)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 236 (tweehonderdzesendertig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 236 (tweehonderdzesendertig euro) en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien het verschuldigde bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling voor de duur van 4 (vier) dagen worden toegepast. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mrs. M.E. Allegro en I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2024.
Mrs. Allegro en Hendriks zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.