ECLI:NL:RBNHO:2024:5765

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
HAA 24/2345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tot schorsing van sluiting pand op grond van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 11 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, bestaande uit twee natuurlijke personen en een bedrijf uit Volendam, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Purmerend, dat het pand voor de duur van zes maanden sluit op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van grote hoeveelheden hard- en softdrugs in het pand, inclusief een laboratoriumopstelling voor de productie van hennepolie. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, gezien de ernst van de overtredingen en de risico's die de aangetroffen situatie met zich meebrengt. De voorzieningenrechter overweegt dat de belangen van de huurder, [bedrijf], niet opwegen tegen de noodzaak van sluiting, vooral omdat de huurder niet kan aantonen dat er geen betrokkenheid bij de overtredingen is. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van het pand in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2345

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2024 in de zaak tussen

1. [verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit Volendam, en
2. [bedrijf], gevestigd te Purmerend,
verzoekers
(gemachtigde: mr. L.C.A.C. Hoogewerf),
en

de burgemeester van de gemeente Purmerend, verweerder

(gemachtigden: mr. S. de Graaf en mr. S. Makkus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tot schorsing van het besluit tot sluiting van het pand aan de [adres] in Purmerend (het pand).
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 mei 2024 heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet, de sluiting bevolen van het pand voor de duur van zes maanden, ingaande op 21 mei 2024. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft laten weten de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten tot uitspraak is gedaan op het verzoekschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 1], [naam] (namens [bedrijf]) en de gemachtigden van verweerder. Verzoekers hebben aangegeven dat hun gemachtigde op hun verzoek niet is verschenen ter zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekers sub 1 zijn de eigenaars/verhuurders en [bedrijf] is de huurder van het pand. Op 27 februari 2024 heeft de politie - naar aanleiding van een integrale controle vanuit de gemeente - het pand betreden, waarbij onder meer grote hoeveelheden hard- en softdrugs zijn aangetroffen.
3. In de bestuurlijke rapportage van 29 februari 2024 is vermeld dat in de keuken op de eerste verdieping een laboratoriumopstelling is aangetroffen. In de wasbak lag een flessenschraper met daarop een bruinkleurig residu. Dit residu bevatte cannabis. In een kast is glaswerk, waaronder pipetflesjes, aangetroffen. Dit glaswerk wordt in laboratoria gebruikt voor het bewaren van hennepolie na productie.
In een andere kamer is een tweede laboratoriumopstelling aangetroffen. Hier ging het om een kookplaat met een pan en verwarmingsbakken. Ook zijn meerdere jerrycans met Methanol aangetroffen. Dit kan gebruikt worden om THC te extraheren uit hennepplanten. Dit is een manier om hennepolie te maken, wat een zeer gevaarlijk proces betreft. In de ruimte zijn geen voorzorgsmaatregelen zoals brandblussers en afzuiging aangetroffen.
Naar schatting is in het pand ongeveer 70 liter aan olieachtige vloeistoffen aangetroffen. Hiervan zijn monsters genomen en die zijn onderzocht. Het bleek te gaan om circa 3 liter hennepolie. Verder is in het pand in totaal 7,9 kilogram hennepgruis, 723 gram hasjies en 12 pipetflesjes met elk vermoedelijk 10 milliliter hennepolie aangetroffen. Ook is er kwik aangetroffen. Na een meting werd een hoeveelheid van 0,145 mmhg in het pand gemeten, terwijl slechts 0,002 mmhg is toegestaan.
4. Op 12 april 2024 heeft verweerder het voornemen tot sluiting van het pand aan de eigenaars en huurder medegedeeld en hen in de gelegenheid gesteld hierop hun zienswijze kenbaar te maken. De eigenaars hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Hierop heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoekers willen met hun verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst tot minstens zes weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
6. Ter zitting is desgevraagd aangegeven dat [bedrijf] de huur nu nog betaald en het huurcontract niet is opgezegd. Dit betekent dat niet gebleken is dat de eigenaars/verhuurders van het pand een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening hebben. De voorzieningenrechter zal daarom enkel de belangen van [bedrijf] inhoudelijk bij de beoordeling betrekken. De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig voor [bedrijf]. De sluiting van het pand heeft namelijk een verregaande impact op de bedrijfsvoortzetting van [bedrijf].
Gronden van het verzoek
7. Verzoekers hebben – samengevat – aangevoerd dat er geen noodzaak bestond om het pand te sluiten en dat sluiting bovendien onevenredig is. Het betreft een eerste overtreding zonder recidive-risico en er is geen sprake van verwijtbaar handelen aan hun zijde.

Beoordeling van het verzoek

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid tot sluiting
8.1.
Volgens bestendige rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram harddrugs of 5 gram softdrugs of 5 wiet- of hennepplanten, wordt overschreden.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het pand een hoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen die kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. Verweerder mocht hierbij uitgaan van de bestuurlijke rapportage van 29 februari 2024, ook voor wat betreft de hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen. Niet is gebleken dat de bestuurlijke rapportage onjuistheden bevat. Daarbij komt nog dat op 6 maart 2024 de uitslag van het NFI is ontvangen, waaruit volgt dat sprake is van 3 liter hennepolie en kort voor de zitting is bevestigd dat de overige 67 liter olieachtige vloeistof ‘een bestanddeel is echter nog zonder de hennep toevoeging’. Dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, mede gelet op de aangetroffen pipetflesjes, niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, is niet aannemelijk gemaakt. Daarom was verweerder ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
Uitoefening van de bevoegdheid
8.3.
Verweerder maakt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet gebruik van het Damoclesbeleid gemeente Purmerend 2023 (het beleid). De sluiting van het pand voor de duur van zes maanden is in overeenstemming met het beleid. Dit wordt als volgt toegelicht.
8.4.
Uit hoofdstuk 7 van het beleid volgt dat verweerder overgaat tot sluiting van een pand als sprake is van een ernstig geval. Bij het vinden van een kleine handelshoeveelheid volgt bij een eerste overtreding in principe een waarschuwing. Een kleine hoeveelheid betreft bij aanwezigheid van softdrugs maximaal 5 tot 30 gram, 6 tot 20 hennepplanten of minder dan 10 ampullen lachgas, en bij aanwezigheid van harddrugs maximaal 0,5 tot 5 gram, 1 tot 5 pillen of tabletten of 5 tot 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs.
De aangetroffen hoeveelheid in het pand is vele malen groter dan een kleine handelshoeveelheid. Dit maakt dat sprake is van een ernstig geval. Indien sprake is van een ernstig geval bij lokalen en/of bijbehorende erven, bepaalt het beleid dat het pand bij de eerste constatering voor zes maanden wordt gesloten.
Verweerder heeft de bevoegdheid tot sluiting conform de wettelijke bepalingen en het beleid uitgeoefend.
8.5.
Dat de sluiting in overeenstemming is met het beleid, betekent niet zonder meer dat verweerder het besluit tot sluiting in redelijkheid heeft kunnen nemen.
Verweerder moet bij het nemen van een besluit een nadere beoordeling maken. Daarbij moet aan de hand van alle omstandigheden van het geval betrokken en bezien worden of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit toetsingskader is door de Afdeling in de uitspraak van 28 augustus 2019 uiteengezet. [1]
Noodzakelijkheid
8.6.
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
8.7.
Uit het bestreden besluit volgt dat sluiting van het pand noodzakelijk is geacht op grond van de volgende omstandigheden. Er zijn zeer grote hoeveelheden soft- en harddrugs aangetroffen. Ten slotte was het laboratorium groot opgezet en verdeeld over meerdere ruimtes in het pand. Productie van hennepolie is een zeer gevaarlijk proces waarbij dampen vrijkomen die tot brand en explosie kunnen leiden, daarmee een ernstig gevaar vormend voor de omgeving, zoals brand en explosiegevaar. Daarnaast is het pand gelegen in een voor (drugs)criminaliteit kwetsbare wijk. In de afgelopen jaren zijn op het betreffende bedrijventerrein veelvuldig overtredingen van de Opiumwet aangetroffen. De veiligheid van werknemers, werkgevers en bezoekers dient te worden gewaarborgd.
8.8.
Volgens verzoekers ontbreekt de noodzaak. Niet alleen de hoeveelheid drugs kan daarvoor bepalend zijn. Er is sprake van een eerste overtreding zonder recidive-risico. Het is immers de eerste keer dat een overtreding in het pand is geconstateerd. Eigenaars/verhuurders en de huurder zijn nimmer bij een dergelijke overtreding betrokken geweest. Daarbij is niet vast komen te staan dat hennepolie in het pand is geproduceerd, nu er geen dampen in het pand zijn vrijgekomen. Ook was geen sprake van een groot opgezet laboratorium, dit past namelijk niet in het pand. Al het materiaal is in beslag genomen dus de vermoedde activiteiten kunnen niet worden voortgezet. Er zijn ook geen signalen voor loop naar het pand en er is geen feitelijke handel geweest. Verder is niet gebleken dat daadwerkelijk sprake was van een risicovol laboratorium, dus een risico voor de omgeving kan niet worden aangenomen, aldus verzoekers.
8.9.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon verweerder de sluiting noodzakelijk vinden. Daarbij is van belang dat de aangetroffen hoeveelheid drugs - 8623 gram softdrugs en 3120 milliliter harddrugs - zodanig groot is dat aangenomen mag worden dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit op zichzelf levert een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel/loop is geconstateerd. Daarnaast zijn, naast een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hennepolie, laboratoriumopstellingen en diverse materialen voor de productie en verpakking van hennepolie aangetroffen. Verder staat niet ter discussie dat het bedrijventerrein waar het pand is gevestigd in de afgelopen jaren meermaals doelwit is geworden van (drugs)criminaliteit, ook recentelijk nog. Bovendien volgt uit hetgeen verzoekers hebben aangevoerd dat de schuifdeur van het pand altijd los zou staan (voor leveranciers), wat loop naar het pand mogelijk maakt en vergemakkelijkt. Dat productie van hennepolie een zeer gevaarlijk proces is, is niet weerlegd
Dat een sluiting van zes maanden noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en een herstel van de openbare orde, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voldoende aannemelijk geworden.
Evenwichtigheid
8.10.
Als sluiting van een pand in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenwichtigheid is onder meer van belang de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting. Zoals in 6 reeds is overwogen, liggen in deze voorlopige voorziening enkel de belangen van [bedrijf] inhoudelijk ter beoordeling voor. Bij de vraag of sluiting evenwichtig is, wordt daarom gekeken naar de mogelijke verwijtbaarheid van [bedrijf], en daarnaast het belang dat [bedrijf] heeft bij de opschorting van de sluiting van het pand, afgewogen tegen het belang van verweerder om het pand te sluiten om de openbare orde te handhaven.
8.11.
Uit het bestreden besluit volgt dat bij de beoordeling door verweerder in overweging is genomen dat de huurder af en toe derden toestaat om spullen op te slaan in het pand, dat blijft voor risico van verzoekers. Er is een aanzienlijke hoeveelheid (hard) drugs aangetroffen en de productie van hennepolie is aannemelijk. Voorts is niet gebleken dat het pand regelmatig door verzoekers wordt gecontroleerd op eventuele overtredingen van de Opiumwet. Het enkele verrichten van herstelwerkzaamheden in het pand is daartoe onvoldoende. Een controle moet volledig zijn, regelmatig plaatsvinden, en gedocumenteerd worden. Dit is niet gebeurd en dat kan verzoekers worden verweten. Het beschermen van de openbare orde weegt zwaarder dan de financiële belangen van verzoekers. Daarnaast kan, als daartoe een concreet plan wordt ingediend, ongediertebestrijding plaatsvinden. [bedrijf] kan de onderneming tijdelijk op een andere plek voortzetten.
8.12.
Volgens verzoekers is een sluiting van zes maanden onevenredig. [bedrijf] was als huurder steeds aanwezig en heeft wel toezicht gehouden op het pand. De aangetroffen drugs en materialen zijn door derden in het pand gebracht. Voor [bedrijf] leidt sluiting bovendien tot een faillissement. [bedrijf] is een cateringbedrijf dat producten verkoopt op festivals en markten. Het zomerseizoen is dus het beste seizoen, waar zo’n 80% van de omzet wordt behaald. Faillissement van [bedrijf] zal betekenen dat ze (en zes medewerkers) geen inkomsten meer hebben. Het bedrijf kan ook niet tijdelijk elders worden voortgezet. In het pand staat een specialistische keuken, koeling en afwasruimte, en een productieruimte moet aan veel hygiëne vereisten voldoen. Het is dan ook niet mogelijk om op korte termijn een vergelijkbare ruimte te vinden en in te richten.
8.13.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht verweerder de sluiting evenwichtig achten. Dit wordt als volgt toegelicht.
Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding acht de voorzieningenrechter op dit moment niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat de aangetroffen spullen door derden in het pand zijn gebracht, is daartoe onvoldoende. Er was sprake van laboratoriumopstellingen, aanzienlijke hoeveelheden drugs en jerrycans met substantie voor de productie van hennepolie. Dat verzoekers dit, indien zij toezicht hadden gehouden, redelijkerwijs niet hadden kunnen waarnemen, is niet aannemelijk. Voor zover is aangevoerd dat derden toegang hadden tot het pand om spullen op te slaan, had dit des te meer reden voor toezicht moeten zijn. Dat dit niet of onvoldoende is gebeurd, komt dus voor risico van verzoekers.
Verder zijn financiële consequenties een voor de hand liggend gevolg van de opgelegde sluiting. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om de sluiting onevenwichtig te achten. Anders dan de stelling dat sprake is van een specialistische keuken, heeft [bedrijf] niet onderbouwd dat sprake is van locatiegebondenheid. Zo is niet aannemelijk gemaakt dat het op korte termijn voor [bedrijf] niet mogelijk is om tijdelijke vervangende keuken/bedrijfsruimte te huren om de te verkopen producten te produceren. [bedrijf] behaalt de omzet door verkoop elders, op verschillende festivals en markten. Door verzoekers is niet aangetoond dat voor de voortzetting van het bedrijf gebruik moet worden gemaakt van specialistische, niet zijnde gebruikelijke apparatuur. Dat [bedrijf] niet langer op festivals en markten omzet kan genereren is niet aannemelijk gemaakt.
Alle omstandigheden in overweging nemend, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat het belang van verweerder om de openbare orde te handhaven door het pand tijdelijk te sluiten, zwaarder weegt dan het belang van [bedrijf] om de productie en opslag van voedsel in het pand te kunnen voortzetten.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de sluiting van het pand in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Boon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.