ECLI:NL:RBNHO:2024:5701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10355374 \ CV EXPL 23-1137
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van vlucht op basis van Europese Verordening

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens de annulering van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Agadir Almassira op 22 mei 2021. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 565,97, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Tijdens de procedure heeft de passagier erkend dat hij geen recht heeft op compensatie, omdat de annulering door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt. Tevens heeft hij aangegeven dat de vervoerder de vliegtickets al had terugbetaald. Hierdoor werd de vordering tot betaling van de hoofdsom afgewezen.

De kantonrechter oordeelde ook over de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar stelde vast dat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De vordering tot vergoeding van deze kosten werd eveneens afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg in zijn vordering. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.J. Dijk op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10355374 \ CV EXPL 23-1137
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 februari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op grond van een overeenkomst moest de vervoerder de passagier vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Agadir Almassira Airport (Maraokko) op 22 mei 2021 met de vluchten AT851 en AT431, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 565,97, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag;
- € 84,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht hem moet compenseren met een bedrag van € 400,00 (artikel 7 van de Verordening) en aan hem de betaalde ticketprijs moet terugbetalen tot een bedrag van € 165,97 (artikel 8 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagier heeft bij conclusie van repliek erkend dat hij geen recht heeft op compensatie, omdat de annulering van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Daarnaast heeft hij in punt 6 van deze conclusie gesteld dat de vervoerder de vliegtickets reeds heeft terugbetaald. De vordering tot betaling van de hoofdsom wordt dan ook afgewezen.
4.3.
Het had volgens de passagier op de weg van de vervoerder gelegen om in de voorfase inhoudelijk op het verzoek tot compensatie in te gaan. De vervoerder heeft dit nagelaten. De passagier vindt dat hij om deze reden recht heeft op buitengerechtelijke incassokosten.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat wat daar ook van zij, de passagier onvoldoende heeft aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter