ECLI:NL:RBNHO:2024:5698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10427870 \ CV EXPL 23-1978
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengerechtelijke kosten

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder Royal Air Maroc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Agadir via Casablanca op 1 juli 2022. De passagier vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier had de vervoerder bij e-mail op 25 augustus 2022 aangemaand, maar de vervoerder betwistte de vordering gedeeltelijk.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de vervoerder geen verweer had gevoerd tegen de hoofdsom van de vordering. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 400,00 aan compensatie toe, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De kantonrechter oordeelde verder dat het indienen van een buitengerechtelijk verzoek tot compensatie in beginsel vormvrij is en dat de aanmaning de vervoerder had bereikt.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat de vervoerder ongelijk kreeg. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10427870 \ CV EXPL 23-1978
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 7 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op grond van een overeenkomst moest de vervoerder de passagier vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Casablanca (Marokko) naar Agadir (Marokko) op 1 juli 2022 met de vluchtcombinatie AT851 en AT429, hierna: de vluchtcombinatie.
2.2.
Vlucht AT851 van Amsterdam naar Casablanca (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Agadir gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland in Agadir is aangekomen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering gedeeltelijk. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom, zodat deze zal worden toegewezen.
4.3.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.4.
Ten slotte heeft de vervoerder aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij heeft aangevoerd dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat de passagier een procedure had kunnen voorkomen door op de juiste wijze de claim in te dienen (via zijn website). De kantonrechter is van oordeel dat het indienen van een buitengerechtelijk verzoek tot compensatie in beginsel vormvrij is. De passagier heeft de vervoerder bij e-mail van 25 augustus 2022 aangemaand. De vervoerder heeft niet betwist dat deze aanmaning hem heeft bereikt. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,86;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter