In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Finnair Oyj, naar aanleiding van de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een vlucht van Bangkok via Helsinki naar Amsterdam op 10 december 2021. De vlucht van Helsinki naar Amsterdam met vluchtnummer AY1305 werd geannuleerd, waarna de passagier compensatie eiste van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder weigerde echter tot betaling over te gaan, wat leidde tot de rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kern van de zaak was of de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals de vervoerder stelde. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet had aangetoond dat de annulering gerechtvaardigd was door de weersomstandigheden, aangezien er geen bewijs was dat het vliegverkeer op de vluchtdatum onmogelijk was. De vervoerder had niet duidelijk gemaakt waarom de vlucht was geannuleerd in plaats van te wachten op de weersomstandigheden.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier tot betaling van € 600,00 toegewezen, evenals de proceskosten, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De kantonrechter heeft ook de afgifte van een certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 afgewezen wegens gebrek aan belang. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.