In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Delta Airlines Inc., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen. De passagier had een vervoersovereenkomst met Delta Airlines voor vlucht DL143 van Amsterdam naar Seattle op 8 september 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk extreem hoge temperaturen die de voorgaande vlucht beïnvloedden. Delta Airlines voerde aan dat de vertraging werd veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht, onvoldoende afhandelingspersoneel en beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging niet alleen het gevolg was van operationele redenen, maar ook van extreme weersomstandigheden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen, omdat de totale vertraging, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheden te wijten was, minder dan drie uur bedroeg. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.