ECLI:NL:RBNHO:2024:5689

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10404099 \ CV EXPL 23-1665
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Delta Airlines Inc., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen. De passagier had een vervoersovereenkomst met Delta Airlines voor vlucht DL143 van Amsterdam naar Seattle op 8 september 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk extreem hoge temperaturen die de voorgaande vlucht beïnvloedden. Delta Airlines voerde aan dat de vertraging werd veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht, onvoldoende afhandelingspersoneel en beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging niet alleen het gevolg was van operationele redenen, maar ook van extreme weersomstandigheden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen, omdat de totale vertraging, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheden te wijten was, minder dan drie uur bedroeg. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10404099 \ CV EXPL 23-1665
Uitspraakdatum: 27 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
Gevestigd te Berlijn
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Airlines Inc.gevestigd te Atlanta (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 24 februari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren met vlucht DL143 van Amsterdam naar Seattle op 8 september 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel
(2 uur en 35 minuten), door onvoldoende afhandelingspersoneel op de luchthaven Schiphol (1 uur en 3 minuten) en beslissingen van de luchtverkeersleiding (19 minuten).
4.5.
Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren stond gepland om eerst vlucht DL56 van Salt Lake City naar Amsterdam uit te voeren. Onder verwijzing naar de overgelegde METAR heeft de vervoerder aangevoerd dat de DL56 te maken kreeg met extreem (hoge) temperaturen. De vervoerder heeft daarbij toegelicht dat in het geval van hoge temperaturen de luchtdichtheid afneemt, waardoor vliegtuigen minder snel kunnen klimmen. Het voorgaande heeft er volgens de vervoeder toe geleid dat het voor vlucht DL56 niet mogelijk was om binnen de beschikbare baanlengte op te stijgen. Om toch te kunnen vertrekken heeft de vervoerder besloten het toestel lichter te maken door minder brandstof te laden. Hierdoor was een extra tankstop noodzakelijk. De vervoerder heeft besloten om eerst naar Minneapolis te vliegen, aldaar extra brandstof te laden om vervolgens naar Amsterdam te vliegen.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met zijn overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat sprake was van extreme weersomstandigheden en dat daarom is besloten om minder brandstof te laden en een tussenstop te maken in Minneapolis. Airhelp heeft niet betwist dat het voorgaande een buitengewone omstandigheid oplevert, zodat dit als vaststaand zal worden aangenomen.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De vervoerder heeft in deze specifieke zaak voldoende toegelicht en onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de vluchten. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel worden uitgevoerd. De vervoerder heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht DL56 om 08:50 uur UTC, met een vertraging van 2 uur en 35 minuten, in Amsterdam is gearriveerd. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van Airhelp dat de omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht DL56 niet kunnen doorwerken naar vlucht DL143, omdat vlucht DL56 is ‘geannuleerd’ dan wel ‘zonder vertraging in Amsterdam is aangekomen’.
4.8.
Vast staat dat vlucht DL143 is vertrokken met een vertraging van 3 uur en 47 minuten, waarvan de kantonrechter het voldoende aannemelijk acht dat 2 uur en 35 minuten zijn ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat het antwoord op de vraag of de overige 1 uur en 12 minuten zijn veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, in het midden kan blijven. Immers, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, resteert een totale vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de Airhelp dient daarom te worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 164‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter