ECLI:NL:RBNHO:2024:5687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
9431996 \ CV EXPL 21-6105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit twaalf passagiers, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Transavia Airlines C.V. naar aanleiding van de annulering van vlucht HV6006 van Porto naar Schiphol op 28 mei 2019. De eisers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking op Schiphol die leidde tot verzoeken aan luchtvaartmaatschappijen om maatregelen te nemen ter voorkoming van verstoringen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van de annulering te beperken. De vervoerder heeft weliswaar gesteld dat passagiers de mogelijkheid hadden om om te boeken naar alternatieve vluchten, maar het was aan de vervoerder om aan te tonen dat deze alternatieven daadwerkelijk zijn aangeboden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet heeft kunnen bewijzen dat de passagiers een redelijk alternatief is aangeboden, waardoor de vordering tot compensatie wordt toegewezen.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 6.816,75 aan de eisers, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, op 27 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9431996 \ CV EXPL 21-6105
Uitspraakdatum: 27 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 2],
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],beiden wonende te [plaats 3],
7.
[eiser 7],
8.
[eiser 8],
9.
[eiser 9],
10.
[eiser 10],allen wonende te [plaats 4],
11.
[eiser 11],
12.
[eiser 12],beiden wonende te [plaats 5],
13.
Stichting Achmea Rechtsbijstand, gevestigd te Tilburg
eisers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 26 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Eisers sub 1 t/m 12, [betrokkene 1] [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] (hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen met vlucht HV6006 diende te vervoeren van Porto Airport (Portugal) naar [plaats 5] Schiphol Airport op 28 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
[betrokkene 1] [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Stichting Achmea Rechtsbijstand.
2.4.
Eisers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eisers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 816,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Eisers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Eisers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat Schiphol naar aanleiding van de staking alle luchtvaartmaatschappijen heeft verzocht maatregelen te nemen om te voorkomen dat de openbare orde te Schiphol zou worden verstoord. Voorts heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat hij gevolg heeft gegeven aan dit verzoek en is overgegaan tot het omboeken van passagiers en annuleren van vluchten met als vertrekbestemming Amsterdam Schiphol Airport. De vraag die voorligt is of deze omstandigheden kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening. De kantonrechter overweegt dat het in eerste instantie aan de vervoerder is om aan te tonen dat hij geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. In het onderhavige geval had de vervoerder een keuze, maar heeft hij er voor gekozen - gezien de uitzonderlijke omstandigheden - om gevolg te geven aan de oproep van de luchthaven om het aantal passagiers op Schiphol te reduceren. Alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval maken dat de kantonrechter van oordeel is dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Immers, indien de vervoerder (en andere luchtvaartmaatschappijen) geen gehoor hadden gegeven aan de oproep is niet uitgesloten dat dit tot ernstige verstoringen zou hebben geleid op Schiphol.
4.4.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de buitengewone omstandigheden zo beperkt mogelijk te houden. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij de passagiers de mogelijkheid heeft geboden tussen omboeking naar een alternatieve vlucht of restitutie van de ticketprijs. Bij omboeking hadden de passagiers volgens de vervoerder de keuze uit de eerst beschikbare alternatieven binnen zijn organisatie. Dit waren de HV6004 op 28 mei 2019 en de HV6002 op 29 mei 2019. Daarnaast had de vervoerder alternatieven op 30 mei 2019. Eisers betwisten dat de vervoerder de passagiers een alternatieve vlucht heeft aangeboden op 28 mei 2019.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om in het onderhavige geval aan te tonen welke alternatieve vluchten hij de passagiers heeft aangeboden. Het verweer van de vervoerder dat in de door hem aan de passagiers verzonden e-mailbericht(en) staat dat de passagiers met het klikken op de link en met het invullen van het boekingsnummer, de specifiek voor hen gezochte alternatieve vluchten te zien zouden krijgen, is daartoe onvoldoende. In dit geval is dan ook niet, althans onvoldoende, gebleken dat de vervoerder vlucht HV6004 op 28 mei 2019 daadwerkelijk aan de passagiers heeft aangeboden. Dit terwijl er op deze door hemzelf uitgevoerde vlucht wel vrije plaatsen beschikbaar waren. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder er niet in is geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat de passagiers een redelijk alternatief aangeboden hebben gekregen. Dat de passagiers sub 2, sub 3, [betrokkene 1] [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] voor restitutie in plaats van omboeking hebben gekozen staat niet aan het recht op compensatie in de weg.
4.6.
De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 6.000,00 zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Eisers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat eisers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de eisers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door eisers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan eisers van € 6.816,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.000,00 vanaf 28 mei 2019, en over € 816,75 vanaf 26 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van eisers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 678‬‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door eisers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter