Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam],
Rechtbank Noord-Holland
Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek ingediend door verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. Het verzoek was gericht tegen mr. A.E. Merkus, de rechter in de hoofdzaak. De gemachtigde van verzoekers had op 12 december 2023 schriftelijk de wraking verzocht, maar dit verzoek werd pas na de einduitspraak in de hoofdzaak ingediend. De hoofdzaak, met zaaknummer 10597255 CV EXPL 23-2986, had zijn einduitspraak op 10 januari 2024. De wrakingskamer heeft op 3 januari 2024 de behandeling van het verzoek gehouden, waarbij zowel verzoekers als de rechter aanwezig waren. Na schorsing heeft de wrakingskamer het verzoek ongegrond verklaard. Op 15 januari 2024 werd er opnieuw een wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer besloot geen mondelinge behandeling te plannen en op 18 januari 2024 uitspraak te doen. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek na de einduitspraak was ingediend, in strijd met artikel 5 lid 2 onder d van het Wrakingsprotocol. De beslissing werd gegeven door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.