ECLI:NL:RBNHO:2024:5620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10402020 \ CV EXPL 23-1623
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Turkish Airlines. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht op 25 maart 2022 van Amsterdam naar Baghdad, via Istanbul. De passagier claimde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier vorderde een bedrag van € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder, Turkish Airlines, betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief de wettelijke rente over het gevorderde bedrag.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter over de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De kantonrechter kende de passagier een bedrag van € 354,45 toe, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10402020 \ CV EXPL 23-1623
Uitspraakdatum: 19 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam
Turkish Airlines,
gevestigd te Ankara, Turkije,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir (Seneca Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 januari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar op 25 maart 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Istanbul New Airport, naar Al Muthana Airport, Baghdad, Irak, met de vluchtcombinatie TK1958 en TK302.
2.2.
De vervoerder heeft TK1958 van Amsterdam naar Istanbul (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2022, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 54,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 300,00 (artikel 7 van de Verordening).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van beperkingen van de luchtverkeersleiding op de luchthaven van Amsterdam. Deze heeft een later slot aan de vlucht opgelegd (zie de overgelegde slotberichten). Volgens planning zou de vlucht om 14:45 uur lokale tijd van de gate vertrekken. Uit de slot-berichten volgt dat de luchtverkeersleiding de verwachte vertrektijd (EOBT) in stapjes heeft aangepast naar, uiteindelijk, 16.00 uur lokale tijd. De vervoerder kan niet uit eigen beweging de EOBT aanpassen; deze kan alleen vanuit de luchtverkeersleiding worden opgelegd.
5.4.
De passagier heeft daartegen aangevoerd dat de EOBT de tijd is waarop de luchtvaartmaatschappij aan de luchtverkeersleiding doorgeeft dat het toestel gereed is om van de gate te vertrekken. Op het moment dat de EOBT wordt aangepast, dient de vlucht achterin de rij aan te sluiten bij het verdelen van de nog beschikbare slots. Het is dan te verwachten dat deze een later slot krijgt, waardoor vertraging ontstaat (zie de overgelegde handleidingen van Eurocontrol). De vervoerder heeft de EOBT van de vlucht een aantal keer aangepast en de luchtverkeersleiding heeft geen later slot toegekend dan door de vervoerder verzocht. Daarom is de vlucht niet vertraagd door beperkende besluiten van de luchtverkeersleiding.
5.5.
Dit betoog slaagt. Vast staat dat de vertraging van de vlucht in kwestie veroorzaakt is door een later slottijd en dat de verwachte vertrektijd (EOBT) van de vlucht in stappen is verlaat. De vervoerder heeft de stelling van de passagier dat de vervoerder zelf een EOBT aan de luchtverkeersleiding doorgeeft waarna deze laatste het aan de vlucht opgelegde slot aanpast, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 54,45 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 354,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 26 maart 2022, en over € 54,45 vanaf 23 januari 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,86;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter