ECLI:NL:RBNHO:2024:5617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
15/019151-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 6 juli 2021 heeft de verdachte, als bestuurder van een Opel Corsa, een verkeersongeval veroorzaakt op de IJsselweg te Blokker. De verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen door met onverminderde vaart een voetgangersoversteekplaats te naderen, waarbij zij twee stilstaande voertuigen op de rechter rijstrook passeerde. Hierdoor heeft zij de overstekende slachtoffers, twee kinderen op een step, niet gezien en geen voorrang verleend. Dit resulteerde in een aanrijding waarbij een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een schedelbreuk en hersenkneuzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval en het letsel van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot schadevergoeding van € 500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/019151-22 (P)
Uitspraakdatum: 7 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en-plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en haar raadsman mr. G.A. Speelman, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op of omstreeks 6 juli 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, merk Opel Corsa,
kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, IJsselweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen, door
- een op de IJsselweg gelegen voetgangersoversteekplaats te naderen en/of
- de snelheid van de door haar bestuurde personenauto niet (voldoende) te
minderen waardoor zij niet in staat was om het door haar bestuurde motorrijtuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of niet voldoende uit te wijken, in elk geval onvoldoende
te anticiperen op de situatie op de weg en/of
- geen voorrang te verlenen aan twee kinderen op een step, die zich op of nabij die
voetgangersoversteekplaats bevonden en/of
- tegen een van die kinderen (te weten [slachtoffer 1] ) is aangereden,
waardoor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten bloed in de hersenen en/of
een hersenkneuzing en/of een schedelbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairzij op of omstreeks 6 juli 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, als bestuurder van een
voertuig (personenauto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende
op de weg, IJsselweg,
- een daar gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en/of
- de snelheid van de door haar bestuurde personenauto niet (voldoende) heeft
verminderd waardoor zij niet in staat was om het door haar bestuurde motorrijtuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of niet voldoende is uitgeweken, in elk geval
onvoldoende heeft geanticipeerd op de situatie op de weg en/of
- geen voorrang heeft verleend aan twee kinderen op een step, die zich op of nabij
die voetgangersoversteekplaats bevonden en/of
- tegen een van die kinderen (te weten [slachtoffer 1] ) is aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Feit 2zij op of omstreeks 6 juli 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, als bestuurder van een
voertuig (personenauto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende
op de weg, IJsselweg,
- een daar gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en/of
- de snelheid van de door haar bestuurde personenauto niet (voldoende) heeft
verminderd waardoor zij niet in staat was om het door haar bestuurde motorrijtuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of niet voldoende is uitgeweken, in elk geval
onvoldoende heeft geanticipeerd op de situatie op de weg en/of
- geen voorrang heeft verleend aan twee kinderen op een step, die zich op of nabij
die voetgangersoversteekplaats bevonden en/of
- tegen een van die kinderen (te weten [slachtoffer 2] ) is aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: ‘WVW’). De verdachte kan slechts één verkeersfout verweten worden, te weten het niet zien van de slachtoffers op de voetgangersoversteekplaats en daardoor niet verlenen van voorrang aan hen. Maar deze enkele verkeersfout levert nog geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid op, aldus de raadsman.
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 1 primair
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan haar schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is veroorzaakt, terwijl er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door de verdachte. Een lichte mate van schuld is niet voldoende. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid kan niet worden aangegeven of een enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemd artikel, waarbij ook moet worden opgemerkt dat dit niet slechts uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft op 6 juli 2021 omstreeks 15.08 uur een verkeersongeval veroorzaakt door de twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden 11 jaar oud, aan te rijden terwijl deze zich op de voetgangersoversteekplaats (hierna: ‘het zebrapad’) bevonden. De verdachte kwam met de door haar bestuurde personenauto aanrijden over de IJsselweg en naderde de kruising met de Maasweg, waar op dat moment de slachtoffers, achter elkaar op één stepje, het zebrapad overstaken. Het zebrapad was duidelijk aangegeven met verkeersborden en een waarschuwingsbord. Aan de slachtoffers werd op dat moment voorrang verleend door een auto die tot stilstand was gekomen op de rijstrook voor rechtsafslaand verkeer en achter welke auto nog een andere auto tot stilstand was gekomen, nadat de verdachte die auto naar de rechter rijbaan had zien voorsorteren. [slachtoffer 1] heeft door de aanrijding letsel opgelopen, te weten een schedelbreuk, hersenkneuzing, bloed in de hersenen, bloedingen in het oog en een breuk in de duim. Zij heeft als gevolg van dit letsel enkele uren in coma gelegen en is een week in het ziekenhuis opgenomen geweest. Leonora is er vanaf gekomen met schaafwonden op elleboog en knie.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij op 6 juli 2021 over de IJsselweg te Blokker reed en dat zij bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse. Op het moment dat zij het zebrapad naderde, schoof de auto vóór haar op naar de baan voor rechtsafslaand verkeer en zag zij aan de linkerkant van de weg drie personen staan. Deze personen waren nog niet bij haar weghelft aangekomen, waardoor zij niet voor hen is gestopt en het zebrapad is opgereden. De verdachte heeft vervolgens de overstekende meisjes niet gezien, ondanks dat zij naar eigen zeggen wel gekeken heeft, en vervolgens aangereden.
De snelheid waarmee de verdachte het zebrapad is genaderd, kan niet worden vastgesteld. De rechtbank stelt niettemin vast dat zij haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij haar auto in geval van achter de stilstaande auto’s tevoorschijn komende overstekende voetgangers tijdig tot stilstand kon brengen. Zij had bij het naderen van het zebrapad haar snelheid moeten minderen of moeten remmen en eerst goed moeten kijken of er iemand overstak. Dit geldt temeer nu zij bij het naderen van het kruispunt twee auto’s passeerde die op de rijstrook voor rechtsafslaand verkeer stilstonden voor het zebrapad. De verdachte had er onder die omstandigheden ernstig rekening mee moeten houden dat er voor haar nog niet zichtbare voetgangers of andere (kwetsbare) verkeersdeelnemers gebruik zouden maken van het zebrapad. Ook de aanwezigheid van drie voetgangers die, gezien vanuit de verdachte, vanaf de linkerzijde het zebrapad op de andere weghelft overstaken en waarvan de eerste persoon inmiddels al op de vluchtheuvel tussen de beide weghelften was aangekomen, hadden bij de verdachte tot extra voorzichtigheid en vermindering van haar snelheid moeten leiden.
De hiervoor beschreven gedragingen, respectievelijk verkeersovertredingen van de verdachte, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Gelet hierop is het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, aan haar schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1zij op 6 juli 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, IJsselweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen, door
- een op de IJsselweg gelegen voetgangersoversteekplaats te naderen en de snelheid van de door haar bestuurde personenauto niet (voldoende) te minderen waardoor zij niet in staat was om het door haar bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien, in elk geval onvoldoende te anticiperen op de situatie op de weg en
- geen voorrang te verlenen aan twee kinderen op een step, die zich op die voetgangersoversteekplaats bevonden en
- tegen die kinderen onder wie [slachtoffer 1] is aangereden,
waardoor bij die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten bloed in de hersenen en een hersenkneuzing en een schedelbreuk is ontstaan;
Feit 2zij op 6 juli 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, IJsselweg,
- een daar gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en de snelheid van de door haar bestuurde personenauto niet (voldoende) heeft verminderd waardoor zij niet in staat was om het door haar bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en
- geen voorrang heeft verleend aan twee kinderen op een step, die zich op die voetgangersoversteekplaats bevonden en
- tegen die kinderen onder wie [slachtoffer 2] is aangereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 80 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten van die taakstraf te vervangen door 40 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie maanden gevorderd. Ten aanzien van de overtreding die feit 2 oplevert, heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat volstaan kan worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van een aparte straf of maatregel, nu het feitencomplex één geheel vormt.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (hierna: ‘EVRM’. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de volgende persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Een onvoorwaardelijke rijontzegging zou grote problemen veroorzaken, omdat de verdachte de zorg draagt voor haar zoon met een beperking. Daarnaast heeft zij een medische aandoening, waardoor zij niet met het openbaar vervoer reist. De raadsman verzoekt de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Toen de verdachte de voetgangersoversteekplaats naderde, had zij verminderd zicht op de situatie door twee stilstaande auto’s rechts van haar. Desondanks heeft zij haar snelheid niet voldoende verlaagd om de situatie te kunnen overzien en een aanrijding te kunnen voorkomen. De slachtoffers, twee jonge meisjes, zijn door het verkeersongeval gewond geraakt, waarbij het letsel van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Door zo te handelen heeft de verdachte haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend en de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het blanco strafblad en het positieve reclasseringsrapport van 3 oktober 2023. De rechtbank weegt mee dat de verdachte de zorg voor haar zoon heeft, die een beperking heeft en begeleid woont. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte, zoals ook op de zitting bleek, het er heel moeilijk mee heeft dat zij dit ongeval en de gevolgen ervan heeft veroorzaakt.
Overschrijding redelijke termijn?
Het betoog van de raadsman dat de redelijke termijn is geschonden waarbinnen een strafzaak tot een einde dient te zijn gebracht (te weten: twee jaren in geval van een niet-gedetineerde verdachte), wordt niet gevolgd. Volgens vaste rechtspraak neemt die termijn een aanvang zodra de verdachte aan een vervolgingshandeling van het openbaar ministerie redelijkerwijs de verwachting kon ontlenen dat zij (verder) zal worden vervolgd. Een politieverhoor geldt in beginsel niet als zodanige handeling, een bevel inverzekeringstelling of invordering van het rijbewijs kan dat wel inhouden.
Uit de inhoud van het verhoor van de verdachte bij de politie op 6 juli 2021 en de mededelingen die haar blijkens het proces-verbaal in dat verband zijn gedaan, blijkt niet dat zij vanaf dat moment in redelijkheid de verwachting kon hebben dat zij (verder) zou worden vervolgd. Die verwachting is op zijn vroegst gewekt op 23 september 2023 door middel van het schrijven van het openbaar ministerie waarin het voornemen tot dagvaarden wordt kenbaar gemaakt. Sindsdien zijn 7½ maand verstreken, zodat de genoemde redelijke termijn niet is overschreden.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf de meest passende straf is. De rechtbank heeft daarbij gelet op de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die bij aanmerkelijk schuld in combinatie met zwaar lichamelijk letsel uitgaan van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Hoewel de redelijke termijn niet is overschreden, houdt de rechtbank er wel rekening mee dat het een oud feit betreft en dat het ongeval nog altijd zwaar drukt op de verdachte. Al met al acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van drie maanden.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij haar rijbewijs nodig heeft om de zorg voor haar zoon te kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft zij een medische aandoening, wat reizen met het openbaar vervoer lastig maakt. De rechtbank constateert dat de verdachte zowel voor als na de aanrijding geen (andere) verkeerovertredingen heeft begaan.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van één jaar.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Voor vergoeding van die schade bestaat een wettelijke grondslag (art. 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek) en vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: gevaar/hinder veroorzaken] aanleiding ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 55 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
drie maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op één jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00als vergoeding voor immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00 en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. H. Bakker rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2024.