ECLI:NL:RBNHO:2024:5614

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10441577 \ CV EXPL 23-2093
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door vermeende slechte weersomstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines), na de annulering van hun vlucht van Istanbul naar Konya op 19 december 2022. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, die niet konden worden voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht vaststaat. De vervoerder moest aantonen dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben betwist dat er sprake was van dergelijke omstandigheden en hebben aangevoerd dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de weersomstandigheden de annulering rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de kant van de passagiers vergoed. De kantonrechter heeft de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10441577 \ CV EXPL 23-2093
Uitspraakdatum: 5 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2],
3. [eiser 3]wonende te [plaats 1],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. H. Paksoy en [gemachtigde] L.L.B. (Flightlaw)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Turk Havayollari A.O., mede handelende onder de naam
Turkish Airlines,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir (Seneca Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 18 en 19 december 2022 diende te vervoeren van Amsterdam via Istanbul, Turkije, naar Konya, Turkije, met de vluchtcombinatie TK1956 en TK2032.
2.2.
Vlucht TK2032 van Istanbul naar Konya (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder de conclusie van antwoord niet tijdig heeft ingediend, zodat deze buiten beschouwing gelaten dient te worden. De kantonrechter gaat voorbij aan deze stelling aangezien de vervoerder voldoende heeft toegelicht dat de conclusie van antwoord, conform het procesreglement, tijdig per e-mail is ingediend.
5.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van slechte weersomstandigheden, namelijk mist. De vlucht stond gepland om te vertrekken om 04:45 uur UTC. Om 01:40 uur UTC is een weersverwachting afgegeven in de vorm van een
Terminal Aerodrome Forecast (TAF).De TAF vermeldt ‘
0200 FZFG’en ‘
1903/1912’.Dit betekent volgens de vervoerder dat er voor 19 december 2022 een zicht van 200 meter is voorspeld vanwege mist en dat deze aan zou houden van 3 tot 12 uur. De toegestane zichtlimiet op de luchthaven van Konya is 550 meter. De TAF wordt elke drie uur afgegeven, waardoor de volgende TAF kon niet worden afgewacht. Deze zou immers pas om 04.40 uur UTC worden afgegeven en het toestel zou dan al bijna opstijgen. De voorbereidingen van een vlucht zijn dan al getroffen en de incheckbalie is dan al gesloten. Het moet van te voren duidelijk zijn voor het toestel of het mag opstijgen. Daarom heeft de vervoerder de vlucht geannuleerd. Volgens de vervoerder heeft hij de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
5.5.
De passagiers betwisten dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid. Zij hebben daartoe betoogd dat een TAF slechts een voorspelling is en geen definitieve bevestiging geeft van de werkelijke weersomstandigheden. De vervoerder heeft geen weerrapporten of bewijzen van beperkingen van de luchtverkeersleiding verstrekt. Daarmee heeft de vervoerder onvoldoende duidelijk gemaakt in hoeverre de weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht hebben beïnvloed. Daarnaast betwisten de passagiers de stelling van de vervoerder dat de volgende TAF niet kon worden afgewacht. Het is immers niet ongebruikelijk dat vluchten worden geannuleerd als het vliegtuig gereed is om op te stijgen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de weersomstandigheden werkelijk de reden waren om de vlucht te annuleren.
5.6.
Dit betoog slaagt. Het is aan de vervoerder om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de weeromstandigheden zodanig waren dat hij niet anders kon dan tot annulering van de vlucht over te gaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de passagiers, heeft hij onvoldoende onderbouwd dat er in dit geval daadwerkelijk sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Konya. Evenmin heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vlucht hierdoor geannuleerd moest worden en niet, bijvoorbeeld, vertraagd uitgevoerd kon worden. De hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 510,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter